gepubliceerd op 02 december 2004
Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren
18 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2002 tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, inzonderheid op artikel 17, 1°;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 september 2003;
Gelet op het advies nr. 42/2003 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 23 oktober 2003;
Gelet op het advies van het Begeleidingscomité van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, gegeven op 31 oktober 2003;
Gelet op het advies nr. R.v.V. 310 van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 27 januari 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 14 juni 2004;
Gelet op het advies nr. 37.651/1 van de Raad van State, gegeven op 16 september 2004;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De processen-verbaal houdende de vaststelling van inbreuken bedoeld bij artikel 15 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren en opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, worden overgezonden aan de directeur-generaal van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Art. 2.De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel 19 van dezelfde wet ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder, mogen niet lager zijn dan 1.250 euro, en niet hoger dan 125.000 euro.
Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld waarbij het totale bedrag 250.000 euro niet mag overschrijden.
Art. 3.Vooraleer het voorstel tot betaling toe te zenden aan de overtreder wordt hem een afschrift van het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs en dit uiterlijk de dertigste dag na de datum van het proces-verbaal.
Art. 4.Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Art. 5.Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 4, eerste lid, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 6.Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 november 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN