gepubliceerd op 13 juni 2024
Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek
18 MEI 2024. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit besluit beoogt de tenuitvoerlegging van de voorwaarden voor de toepassing van het nieuwe artikel 433quater/2 van het Strafwetboek.
De hervorming van het seksueel strafrecht had onder meer tot doel de uitoefening van consensueel sekswerk uit de grijze zone te halen waarin het zich bevond.
De wetgever wilde echter in een omkadering voorzien van de praktijken in de sekswerksector om misbruik en situaties van uitbuiting te voorkomen en te bestrijden. Dat is het geval voor reclame voor aanbiedingen van seksuele aard.
Hoewel het nieuw seksueel strafrecht als algemeen beginsel hanteert dat reclame voor aanbiedingen van seksuele aard verboden is en daar een sanctie aan koppelt, voorziet het niettemin in uitzonderingen.
Het verbod is niet van toepassing: " - ten aanzien van een meerderjarige die reclame maakt voor eigen seksuele diensten achter een raam in een ruimte die specifiek voor prostitutie is bestemd; - ten aanzien van een meerderjarige die reclame plaatst voor eigen seksuele diensten op een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd; - ten aanzien van de aanbieder van een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd, die reclame voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen publiceert, voor zover hij maatregelen neemt ter bescherming van de sekswerker en ter voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel, ten minste maar niet uitsluitend door mogelijke gevallen van misbruik en uitbuiting onmiddellijk aan de politiediensten of gerechtelijke overheden te melden en door zich te houden aan de nadere regels die door de Koning zijn vastgesteld.
De Koning bepaalt wat wordt begrepen onder internetplatform of enig ander medium of onderdeel ervan die specifiek voor dit doel zijn bestemd.
De in het kader van het derde streepje verwerkte categorieën van persoonsgegevens hebben uitsluitend betrekking op: - de identificatiegegevens van adverteerders en in voorkomend geval van verleners van seksuele diensten, en - de gegevens met betrekking tot de plaatsing van de advertentie.
Binnen deze categorieën bepaalt de Koning welke gegevens worden verwerkt. De bewaartermijn voor gegevens mag niet langer zijn dan drie jaar." Het seksueel strafrecht staat de aanbieders van een internetplatform of andere voor reclame bestemde media dus toe om advertenties van seksuele aard bekend te maken voor zover dat en uitsluitend indien die advertenties worden bekendgemaakt met inachtneming van bepaalde preventiemaatregelen die er inzonderheid toe strekken de sekswerkers te beschermen en misbruiken en risico's op seksuele uitbuiting te voorkomen en te bestrijden.
De aanbieders moeten een rol kunnen spelen in de identificatie van probleemsituaties en mogen de ogen niet sluiten voor het risico dat hun platformen voor criminele doeleinden zouden kunnen worden gebruikt.
Niet-naleving van het koninklijk besluit kan leiden tot sancties.
Artikel 433quater/2 van het Strafwetboek bepaalt dat het misdrijf van reclame kan worden bestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en een geldboete van honderd euro tot duizend euro. Er moet ook aan worden herinnerd dat in het geval van een overtreding van de regels met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, de aanbieder wordt blootgesteld aan de sancties die zijn vastgelegd in de Algemene Verordening inzake de Bescherming van Persoonsgegevens.
Dit besluit beoogt de hierboven bedoelde modaliteiten toe te lichten.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 4.2.2, van de Raad van State, werd de delegatie aan de Koning waarin artikel 433quater/2 van het Strafwetboek voorziet, aangevuld door de wet van 15 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2024 pub. 28/05/2024 numac 2024004698 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II sluiten houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II. Om te voldoen aan het legaliteitsbeginsel moeten de `essentiële elementen' van de verwerkingen van persoonsgegevens in de wet zelf worden opgenomen. De doeleinden werden reeds vermeld in artikel 433quater/2, paragraaf 2, derde streepje, van het Strafwetboek. De maatregelen moeten strekken tot de "bescherming van de sekswerker en [de] voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel". Artikel 433quater/2, zoals aangevuld, bepaalt eveneens welke categorieën van persoonsgegevens mogen worden verwerkt, ten aanzien van welke categorieën van personen, en wat de maximumtermijn voor het bewaren van die gegevens is.
Voor de artikelen 3, 7, 10 en 11 van het koninklijk besluit is derhalve een toereikende rechtsgrond voorhanden. Artikel 9, paragraaf 2 (oud artikel 9) werd herschreven.
ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Het artikel bevat de definities die van toepassing zullen zijn voor de tenuitvoerlegging van het koninklijk besluit.
Het begrip `reclame maken voor prostitutie' moet niet worden omschreven in het koninklijk besluit aangezien het als volgt omschreven is in paragraaf 1 van artikel 433quater/2: " § 1. Reclame maken voor prostitutie is: - het met welk middel ook, op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van diensten van seksuele aard door een meerderjarige, zelfs indien het aanbod wordt verhuld onder bedekte bewoordingen; - het door enig reclamemiddel, zowel expliciet als impliciet, kenbaar maken dat een meerderjarige zich laat prostitueren; - het door enig reclamemiddel, zowel expliciet als impliciet, vergemakkelijken van de prostitutie van een meerderjarige." Vervolgens wordt het concept "aanbieder" verduidelijkt. Een aanbieder is een onderneming die de advertentie van seksuele aard (hetzij online, hetzij offline) verspreidt. Het internetplatform, beheerd door de aanbieder, of het gebruikte medium of het onderdeel ervan, moet specifiek bedoeld zijn voor het adverteren voor prostitutie, en een rechtstreekse contractuele relatie hebben met de adverteerder. Een aanbieder die enkel opslagruimte (cloud services) aanbiedt zonder de advertentie te verspreiden en derhalve zonder rechtstreeks in contact te staan met de adverteerder, valt niet onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerkingen 11.1, 11.2.1 et 11.2.2, van de Raad van State, wordt verduidelijkt dat het begrip `onderneming' moet worden opgevat in de zin van artikel I.1 van Boek I van het Wetboek van economisch recht. Dat begrip is ruim geïnterpreteerd. Het kan derhalve gaan om een natuurlijke persoon voor zover die zelfstandig die beroepsactiviteit uitoefent, om een rechtspersoon of om iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
Een natuurlijke persoon die een advertentie publiceert op een website die niet specifiek gericht is op prostitutie (bv. in een opmerking of bericht op een sociaal netwerk of in een berichtendienst), zonder dat dat behoort tot zijn zelfstandig uitgeoefende beroepsactiviteit, valt niet onder het toepassingsgebied van dit koninklijk besluit. Een advertentie voor eigen seksuele diensten is bijgevolg wettig, overeenkomstig artikel 433quater/2, tweede streepje, van het Strafwetboek. Een advertentie voor seksuele diensten van een derde valt daarentegen onder het algemeen verbod op reclame waarin artikel 433quater/2, van het Strafwetboek voorziet, en kan strafrechtelijk worden vervolgd.
Hoewel tegenwoordig het internet het meest gebruikte middel is voor de verspreiding van die advertenties, beoogt de wetgeving niet uitsluitend de verspreiding via elektronische platformen. In het koninklijk besluit is dus ook bepaald dat de beoogde media ook de geschreven pers of enig ander informatiemedium kunnen betreffen.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 12, van de Raad van State, wordt een definitie van een "internetplatform of onderdeel ervan dat specifiek op prostitutie is gericht" toegevoegd.
Ten slotte wordt dit artikel afgesloten met de definities van "adverteerder" en "bezoeker", waarmee enerzijds de persoon die verzoekt om de bekendmaking van een advertentie en anderzijds de persoon die die advertenties raadpleegt, of het op een website of in de geschrevenpers is, wordt bedoeld.
De definitie van de adverteerder herneemt de bewoordingen van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek, door te verduidelijken dat de reclame betrekking moet hebben op diensten van seksuele aard of op een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 14, van de Raad van State, wordt het volgende verduidelijkt: de definitie van de adverteerder omvat zijn eigen seksuele diensten of die van een derde.
Neem bijvoorbeeld de zaakvoerder van een bordeel die verschillende advertenties zou publiceren voor sekswerkers die prestaties verlenen in zijn inrichting. De door de zaakvoerder gepubliceerde advertentie is wettig, op voorwaarde dat ze is gepubliceerd op een website of in een rubriek in de geschreven pers die specifiek daarop gericht is, en die de verplichtingen waarin dit besluit voorziet in acht neemt.
Indien de adverteerder de website zelf beheert en dus zowel adverteerder als aanbieder is, moet hij de voorwaarden waarin het koninklijk besluit voorziet in acht nemen in zijn hoedanigheid van aanbieder van het internetplatform.
HOOFDSTUK II - Toepassingsgebied
Art. 2.De reclame mag gratis of betalend zijn.
Bovendien bepaalt dit artikel dat het koninklijk besluit van toepassing is op aanbieders met maatschappelijke zetel in België. Het koninklijk besluit is evenals van toepassing op aanbieders, die niet in België zijn gevestigd, en die reclame voor prostitutie verspreiden voor een publiek dat zich specifiek in België bevindt. In beide gevallen is het koninklijk besluit van toepassing, ongeacht de locatie van de seksuele diensten of de plaats waar deze diensten worden aangeboden.
Om te bepalen of het Belgisch publiek beoogd wordt, moet worden nagegaan of het duidelijk is dat de aanbieder de reclame wil verspreiden onder personen in België. Hoewel de toegankelijkheid van de website op zich niet volstaat om die intentie vast te stellen, kunnen factoren zoals het gebruik van een Belgische domeinnaam (.be), van een van de drie officiële talen van België of de vermelding van adverteerders die zich in België bevinden, duidelijk aangeven dat de verwerkingsverantwoordelijke de reclame wil verspreiden aan personen die zich in België bevinden. Dat moet blijken uit de website en de algemene activiteit van de aanbieder. Het gebruik van een officiële taal van België is niet voldoende als dezelfde taal ook algemeen gebruikt wordt in het land waar de aanbieder gevestigd is.
Er wordt tegemoetgekomen aan advies 75.942/16, opmerkingen 6.1 en 6.2, van de Raad van State, door een herformulering van het aanknopingspunt dat de territoriale rechtsmacht van België ten aanzien van aanbieders die zelf niet gevestigd zijn in België, legitimeert, zoals hierboven uiteengezet.
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke voorwaarden waaraan de aanbieder moet voldoen
Art. 3.In dit artikel worden de stappen uiteengezet die de aanbieder ten aanzien van elke adverteerder individueel moet zetten vóór de bekendmaking van een advertentie.
Deze bepaling heeft tot doel dat de aanbieder overgaat tot basiscontroles wat betreft de identiteit van de adverteerder en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst als dit niet de adverteerder zelf is. De aanbieder gaat onder meer na of de verlener van de seksuele dienst meerderjarig is.
Daartoe vraagt de aanbieder een identiteitsdocument en een recente foto van het gezicht van de adverteerder of, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst.
Het type identiteitsdocument wordt niet verduidelijkt. Het kan gaan om elk document waarmee de identiteit kan worden gestaafd, bijvoorbeeld: identiteitskaart, paspoort of enig ander document: geboorteakte, trouwboekje, studentenkaart ...
De aanbieder controleert de geldigheid van het telefoonnummer en, indien beschikbaar, het e-mailadres, vermeld in de advertentie.
Als er twijfel bestaat over de nauwkeurigheid of waarheid van de identiteit van de adverteerder, of, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst, of diens leeftijd, vraagt hij om meer informatie. Als deze informatie niet wordt verstrekt of niet sluitend is, zal de aanbieder weigeren de advertentie te plaatsen.
De foto wordt niet bewaard. Nadat de controles zijn uitgevoerd, moet de foto worden verwijderd of vernietigd.
Art. 4.In dit artikel worden de informatiemaatregelen uiteengezet die de aanbieder de adverteerders en, in voorkomend geval, de verleners van de seksuele dienst als dit niet de adverteerders zelf zijn, moet bieden om hun veiligheid te waarborgen, hen te beschermen tegen seksueel overdraagbare infecties en over de mogelijkheden met betrekking tot de ontwikkeling en de uitoefening van het beroep en de mogelijkheden voor heroriëntatie naar een andere activiteit.
Onder veiligheidsmaatregelen wordt verstaan de voorzorgmaatregelen die adverteerders kunnen nemen om hun identiteit te beschermen ten aanzien van een klant wanneer zij het internetplatform gebruiken. Het kan gaan om aanbevelingen om te voorkomen dat persoonlijke informatie (woonadres, privételefoon) wordt doorgegeven, over het gebruik van e-mailadressen die een persoonlijke identificatie mogelijk maken. Het gaat ook over de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden tijdens de ontmoeting met de klant, zoals bijvoorbeeld geld en identiteitspapieren elders bewaren. De aanbieder zou ook de contactnummers van de nooddiensten moeten vermelden.
Het kan gaan om aanbevelingen betreffende: - de nodige pauzes tussen elke prestatie, ook om de ruimte te ontsmetten/schoon te maken; - het ter beschikking stellen van ontsmettingsmiddelen voor de klant; - de noodzaak van veilig vrijen en de maatregelen ter preventie van seksueel overdraagbare infecties; - enz.
De aanbieder moet ook verwijzen naar de centra voor seksuele gezondheid.
De aanbieder verschaft overigens nuttige informatie over de ontwikkeling en uitoefening van de activiteit en over de mogelijkheden voor heroriëntatie. Daartoe staat het de aanbieder vrij om te verwijzen naar de bestaande contactpunten bij de beroepsorganisaties voor sekswerkers of de hulpverleningsinstanties die actief zijn op het terrein en advies geven aan sekswerkers om hen te ondersteunen of te heroriënteren.
Tot slot moet de aanbieder de contactgegevens van de erkende opvangcentra gespecialiseerd in de opvang en de begeleiding van slachtoffers van mensenhandel alsook de relevante contactgegevens van gesubsidieerde hulpverleningsinstanties die hulp verlenen aan sekswerkers verstrekken.
Er moet worden opgemerkt dat de aanbieder in elk van deze categorieën aan zijn informatieplicht moet voldoen.
Om te voorkomen dat aanbieders er verschillende benaderingen van de minimale hoeveelheid te communiceren informatie op na houden, stelt de FOD Justitie een webpagina over die informatieplicht ter beschikking.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 17, van de Raad van State, wordt het volgende verduidelijkt: vóór of uiterlijk op het ogenblik van de publicatie van de advertentie, moet de aanbieder een link naar de webpagina van de FOD Justitie of naar een eigen webpagina of een "standaarddocument" naar behoren meedelen aan de adverteerder. Die mededeling kan nadien nog herhaald worden.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 16, van de Raad van State, wordt verduidelijkt dat de adverteerder die advertenties laat publiceren voor de seksuele diensten van een ander verplicht is de informatie aan de verlener van de seksuele dienst over te zenden.
Art. 5.De aanbieder moet de contactgegevens van het Belgisch meldpunt voor slachtoffers van mensenhandel voortaan duidelijk zichtbaar vermelden. Voor onlinemedia kan die informatie worden gepubliceerd op een pagina waarop de in artikel 4 bedoelde informatie voor de adverteerders voldoende zichtbaar wordt vermeld en de aandacht op dit punt wordt gevestigd. Voor de andere media kunnen die contactgegevens worden meegedeeld in een document of elke andere vorm die een schriftelijk spoor nalaat, maar ook dan moeten ze voldoende zichtbaar zijn.
Art. 6.Volgens dit artikel moet de aanbieder de personen die belast zijn voor het beheren van de advertenties sensibiliseren over wat misbruik van prostitutie en mensenhandel inhouden. Het gaat erom die personen in staat te stellen eventuele dubieuze gevallen te identificeren. Dat kan gebeuren aan de hand van lijsten met risico-indicatoren, door hen in kennis te stellen van de definities van het fenomeen en van informatie over de praktijken van pooiers, over de hulp die de erkende gespecialiseerde centra voor mensenhandel kunnen bieden.
De inhoud en de vorm van die sensibilisering kan worden besproken met de gesubsidieerde verenigingen die sekswerkers ondersteunen. Ze kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een jaarlijkse opleiding.
Art. 7.Dit artikel herneemt het beginsel inzake de melding van elk vermoeden van misbruik van prostitutie of mensenhandel aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden.
Aanbieders zijn niet verplicht om algemeen toezicht te houden op de gepubliceerde reclames. Ze zijn echter wel verplicht om snel te handelen als ze een geval van misbruik van prostitutie of mensenhandel vermoeden of als een geval op een of andere manier onder hun aandacht wordt gebracht.
Art. 8.De aanbieder moet ervoor zorgen dat de bezoekers ervan op de hoogte zijn dat de advertenties voor meerderjarigen zijn voorbehouden.
Die verplichting kan bijvoorbeeld ten uitvoer worden gelegd door een banner weer te geven bij de toegang tot de website. In de geschreven pers kan een waarschuwing zichtbaar bovenaan de gespecialiseerde rubriek worden geplaatst.
HOOFDSTUK IV. - Specifieke voorwaarden waaraan online-aanbieders moeten voldoen
Art. 9.§ 1. De aanbieder stelt een duidelijk middel ter beschikking van de bezoekers aan de hand waarvan ze elk vermoeden van misbruik van prostitutie of mensenhandel met betrekking tot het gebruik van het platform kunnen melden, dat wil zeggen met betrekking tot een profiel dat op het platform is verspreid.
Er zou bijvoorbeeld een "waarschuwingsknop" op het platform kunnen staan. § 2. Het besluit bepaalt overigens dat de aanbieder gespecialiseerde verenigingen de mogelijkheid biedt om een account aan te maken op zijn platform, zodat ze indien nodig hulp kunnen bieden aan een adverteerder en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst als dit niet de adverteerder zelf is.
Teneinde gevolg te geven aan advies 75.942/16, opmerking 18, van de Raad van State, wordt een verwijzing naar de erkende gespecialiseerde centra toegevoegd. Voorts wordt de verplichting om een account ter beschikking te stellen thans opgenomen in artikel 9, aangezien ze enkel van toepassing is op online gepubliceerde reclame-advertenties. § 3. De laatste paragraaf van artikel 9 voorziet in de mogelijkheid om een systeem aan te bieden aan de hand waarvan de adverteerders en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst, onderling kunnen communiceren en ervaringen kunnen delen met andere adverteerders of sekswerkers. De aanbieder beschikt over een grote vrijheid wat betreft de manier waarop dat systeem wordt georganiseerd.
Art. 10.Dit artikel organiseert de communicatie tussen de politiële/gerechtelijke overheden en de aanbieders. Zo moet de onlineaanbieder een contactpunt oprichten dat minstens tijdens de werkdagen bereikbaar is voor de overheden.
De contactgegevens van het contactpunt worden meegedeeld aan de politie.
Daarnaast moet de aanbieder zonder onnodige vertraging en gratis antwoorden op de verzoeken van de gerechtelijke en politiële overheden.
Wanneer de politiële of gerechtelijke overheid aangeeft dat het om een dringend geval gaat, moet de aanbieder binnen 24 uur antwoorden. Onder dringende gevallen verstaat men bijvoorbeeld levensbedreigende, wanneer er een gevaar zijn voor de fysieke integriteit, gevallen van verdwijningen of situaties waarin een minderjarige betrokken is.
Art. 11.Dit artikel bepaalt welke gegevens de aanbieder moet bewaren gedurende een termijn van drie jaar en enkel met het oog op onderzoeken en gerechtelijke vervolgingen.
Er werd gekozen voor een termijn van drie jaar om een evenwicht te vinden tussen de noodzaak om bewijsmateriaal te bewaren indien een strafvervolging zou worden ingesteld, en de noodzaak om de gegevens van sekswerkers te beschermen. Daar het gaat om gevoelige gegevens, moet men zich ervan vergewissen dat ze na een bepaalde periode definitief worden gewist.
De termijn van drie jaar is aldus korter dan de minimale verjaringstermijn van de misdrijven.
Hierbij moet worden opgemerkt dat bepaalde gegevens, zoals facturatiegegevens, tien jaar worden bewaard. Die gegevens kunnen, indien ze op grond van andere wettelijke bepalingen worden bewaard, na de periode van drie jaar nog worden opgevraagd door de politiële en gerechtelijke overheden. Uit de praktijk blijkt namelijk dat slachtoffers van mensenhandel soms maanden of zelfs jaren na de feiten klacht kunnen indienen.
In overeenstemming met advies 75.945/16 van de Raad van State, opmerking nr. 4.2.2, worden de betrokken gegevens bepaald binnen de categorieën van gegevens en categorieën van personen genoemd in artikel 433quater/2 van het Strafwetboek.
Art. 12.Dit artikel belast de minister bevoegd voor Justitie met de uitvoering van dit besluit.
Dit is de strekking van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie P. VAN TIGCHELT
Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 75.942/16 van 22 april 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `ter uitvoering van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek' Op 21 maart 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `ter uitvoering van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek'.
Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 16 april 2024. De kamer was samengesteld uit Wilfried VAN VAERENBERGH, eerste voorzitter van de Raad van State, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Johan PUT, assessor, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Barbara SPEYBROUCK, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Toon MOONEN, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 april 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 433quater/2, § 2, van het Strafwetboek betreffende de voorwaarden waaronder reclame voor prostitutie van een meerderjarige via een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd, niet verboden is. Hoofdstuk 1 van het ontwerp bevat definities (artikel 1). Hoofdstuk 2 bepaalt het toepassingsgebied. Het betreft zowel gratis als betalende reclame en de verplichtingen gelden zowel voor in België gevestigde aanbieders als aanbieders die reclame verspreiden voor een Belgisch doelpubliek (artikel 2).
In hoofdstuk 3 komen de gemeenschappelijke voorwaarden aan bod waaraan de aanbieders moeten voldoen. Het gaat om de verificatie van de identiteit en de meerderjarigheid van de adverteerder en, in voorkomend geval, de aanbieder van de seksuele dienst (artikel 3), het verschaffen van informatie over veiligheid, seksueel overdraagbare infecties, heroriëntatie en contactgegevens van sectororganisaties aan adverteerders en bezoekers (artikel 4), de vermelding van informatie ter bescherming tegen misbruik van prostitutie en mensenhandel (artikel 5) en de sensibilisering daarover van de verantwoordelijke beheerders van de advertenties (artikel 6). Bij vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel is de aanbieder verplicht dit onverwijld te melden aan de politiediensten of gerechtelijke overheden (artikel 7).
Hoofdstuk 4 van het ontwerp bepaalt de specifieke voorwaarden waaraan online-aanbieders moeten voldoen. De aanbieder verwittigt de bezoekers dat de toegang tot de advertenties is voorbehouden voor meerderjarige bezoekers en stelt een middel ter beschikking om vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel snel te kunnen melden (artikel 8). Voorts moet de aanbieder in een systeem voorzien waar adverteerders melding kunnen maken van gewelddadige klanten en negatieve ervaringen kunnen uitwisselen (artikel 9). De bereikbaarheid van de aanbieder voor, en de gegevensdeling met, de politionele en gerechtelijke overheden alsook de inlichtingendiensten wordt geregeld (artikel 10). Tot slot wordt, met het oog op gerechtelijk onderzoek en vervolging, het bewaren van bepaalde gegevens door de aanbieder geregeld (artikel 11).
RECHTSGROND 3. Onder voorbehoud van wat volgt, vindt het ontwerp rechtsgrond in artikel 433quater/2, § 2, tweede lid, derde streepje, van het Strafwetboek, waarin wordt bepaald dat het verbod van reclame maken voor prostitutie van een meerderjarige niet van toepassing is ten aanzien van de aanbieder van een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd, die reclame voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen publiceert, voor zover hij maatregelen neemt ter bescherming van de sekswerker en ter voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel, door mogelijke gevallen van misbruik en uitbuiting onmiddellijk aan de politiediensten of gerechtelijke overheden te melden en "door zich te houden aan de nadere regels die door de Koning zijn vastgesteld".Artikel 433quater/2, § 2, derde lid, van het Strafwetboek machtigt de Koning daarnaast om te bepalen "wat wordt begrepen onder internetplatform of enig ander medium of onderdeel ervan die specifiek voor dit doel zijn bestemd". 4.1. Krachtens artikel 22 van de Grondwet geldt voor elke verwerking van persoonsgegevens en, meer in het algemeen, voor elke inmenging in het recht op het privéleven, dat het formeel legaliteitsbeginsel dient te worden nageleefd. Doordat artikel 22 van de Grondwet aan de bevoegde wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om vast te stellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden afbreuk kan worden gedaan aan het recht op eerbiediging van het privéleven, waarborgt het aan elke burger dat geen enkele inmenging in dat recht kan plaatsvinden dan krachtens regels die zijn aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering. Een delegatie aan een andere macht is evenwel niet in strijd met het wettelijkheidsbeginsel voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de "essentiële elementen" voorafgaandelijk door de wetgever vastgesteld zijn.(1) Bijgevolg moeten de `essentiële elementen' van de verwerking van persoonsgegevens in de wet zelf worden vastgelegd. In dat verband is de afdeling Wetgeving van oordeel dat ongeacht de aard van de betrokken aangelegenheid, de volgende elementen in beginsel `essentiële elementen' uitmaken: 1° ) de categorie van verwerkte gegevens;2° ) de categorie van betrokken personen;3° ) de met de verwerking nagestreefde doelstelling;4° ) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens;en 5° ) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens.(2) 4.2.1. Naar luid van artikel 3 van het ontwerp gaat de aanbieder de identiteit en de meerderjarigheid van de adverteerder en, in voorkomend geval, de aanbieder van de dienst van seksuele aard na aan de hand van een identiteitsdocument, een recente foto en eventueel bijkomende informatie. Hij verifieert het door de adverteerder verstrekte telefoonnummer en, indien beschikbaar, het e-mailadres.
Deze persoonsgegevens mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden, weliswaar onverminderd de artikelen 7, 10 en 11 van het ontwerp.
Aldus lijkt daaruit te volgen dat de gegevens, met uitzondering van de recente foto die niet mag worden bewaard na de voormelde verificatie,(3) kunnen worden gebruikt bij de melding van de mogelijke gevallen van misbruik van prostitutie of mensenhandel aan de politiediensten of gerechtelijke overheden (artikel 7) en bij de beantwoording door online-aanbieders van de verzoeken om inlichtingen van de politiediensten, gerechtelijke autoriteiten of inlichtingendiensten (artikel 10). Voor de online-aanbieders geldt met het oog op gerechtelijk onderzoek en vervolging sowieso dat bepaalde gegevens (kopie van identiteitsdocument, aanmaakgegevens account en advertentie, betaalgegevens en wijzigingsgegevens) gedurende een termijn van drie jaar na afloop van de overeenkomst tussen de aanbieder en de adverteerder moeten worden bewaard (artikel 11).
Daarnaast biedt de aanbieder adverteerders een systeem aan waar ze melding kunnen maken van klanten die zich gewelddadig gedragen en negatieve ervaringen kunnen delen met andere adverteerders (artikel 9). 4.2.2. Vermits de categorieën van verwerkte gegevens en van de betrokken personen als essentiële elementen van de verwerking van persoonsgegevens worden beschouwd, kan het bepalen ervan niet zonder meer worden gedelegeerd. Bijgevolg dienen deze categorieën in beginsel, evenals overigens de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens, in de wet zelf te worden geregeld, of moeten minstens criteria worden vastgesteld die de Koning bij het bepalen van al deze aspecten van de verwerking in acht moet nemen.
Gelet op de samenhang tussen de artikelen 3, 7(4), 10(5) en 11 van het ontwerp, moet worden vastgesteld dat voor deze artikelen geen afdoende rechtsgrond voorhanden is. Hetzelfde geldt voor artikel 9. Deze bepalingen moeten uit het ontwerp worden weggelaten en worden niet verder onderzocht.
VORMVEREISTEN 5. Het ontwerp is met toepassing van artikel 5, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 `betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij' op 6 februari 2024 meegedeeld aan de Europese Commissie.De wachttermijn die de stellers van het ontwerp overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de voornoemde richtlijn in acht moet nemen vooraleer de ontworpen regeling mag worden aangenomen, eindigt na drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de in artikel 5, lid 1, bedoelde mededeling ontvangt.
Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van de voornoemde vormvereiste nog wijzigingen zou ondergaan,(6) moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd.
ALGEMENE OPMERKING 6.1. Naast aanbieders gevestigd in België vallen naar luid van artikel 2, tweede lid, van het ontwerp ook aanbieders die reclame voor prostitutie verspreiden "voor een Belgisch doelpubliek" onder het toepassingsgebied van het te nemen besluit.(7) De afdeling Wetgeving van de Raad van State merkt op dat, in het algemeen, een van de uitgangspunten van het internationaal recht bepaalt dat een staat in beginsel enkel staatsgezag uitoefent op zijn eigen grondgebied, en dat alleen doet, zonder inmenging van enige andere staat. Gelet op dit territorialiteitsbeginsel moet er in beginsel over worden gewaakt dat het aanknopingspunt aan de hand waarvan aanbieders die gevestigd zijn in derde landen onder het toepassingsgebied van het te nemen besluit worden gebracht, een voldoende nauwe band vertoont met de territoriale rechtsmacht van België.(8) 6.2. Er kan worden aangenomen dat het aanbieden van reclameboodschappen voor prostitutie voor een publiek dat zich specifiek in België bevindt een voldoende nauwe band creëert met de territoriale rechtsmacht van België, ook al zijn de aanbieders zelf niet gevestigd in België, en ook al worden de betrokken diensten van seksuele aard zelf niet aangeboden in België.
De vraag rijst wel of artikel 2, tweede lid, van het ontwerp in dat opzicht voldoende duidelijk is. Om te bepalen of een aanbieder reclame verspreidt voor een Belgisch doelpubliek, moet volgens het verslag aan de Koning worden nagegaan "of het duidelijk is dat de aanbieder de reclame wil verspreiden onder personen in België." De stellers van het ontwerp geven aan dat de toegankelijkheid van de website bijvoorbeeld op zich niet volstaat. De bedoeling om dat specifieke publiek te bereiken zou wel kunnen blijken uit het gebruik van een Belgische domeinnaam, van een van de drie officiële talen van België of de vermelding van adverteerders dat het de bedoeling is om de reclame te verspreiden onder personen die zich in België bevinden.
De precieze draagwijdte van het gekozen aanknopingspunt moet duidelijker uit de tekst van het ontwerp naar voor komen. De Raad van State merkt op dat de bedoeling om zich te richten tot een Belgisch doelpubliek op basis van verschillende aanwijzingen zou kunnen worden vastgesteld, (9) maar bijvoorbeeld niet louter uit het gebruik van een officiële landstaal kan blijken, nu zowel het Nederlands, het Frans als het Duits ook elders in de wereld gebruikte talen zijn.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 7. In het eerste lid van de aanhef moet worden verwezen naar "artikel 433quater/2, § 2, van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2022 pub. 30/03/2022 numac 2022031330 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende wijzigingen aan het Strafwetboek met betrekking tot het seksueel strafrecht sluiten".8. Het vierde lid van de aanhef, betreffende het akkoord van de staatssecretaris voor Begroting, moet worden weggelaten.9. In het derde lid van de aanhef moet de datum van het advies van de inspecteur van Financiën worden aangevuld.In het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, moet de datum van de mededeling aan de Europese Commissie met toepassing van richtlijn (EU) 2015/1535 worden aangevuld. Die vormvereisten moeten bovendien in chronologische volgorde worden vermeld. 10. In zoverre de verwijzing naar de verplichtingen in verordening (EU) 2022/2065 (10) en verordening (EU) 2016/679 (11) nuttig wordt geacht voor een goed begrip van de ontworpen regeling en worden behouden, moeten de woorden "Gelet op" en "Gezien" worden vervangen door het woord "Overwegende". Artikel 1 11.1. De Nederlandse tekst van artikel 1, 1°, van het ontwerp definieert het begrip "aanbieder" als "een onderneming die op verzoek van een adverteerder specifiek op prostitutie gerichte reclame op een internetplatform (online) of enig ander medium of een onderdeel ervan (online of offline) opslaat en onder het publiek verspreidt".
In de Franse tekst gaat het evenwel om "une entreprise qui, à la demande d'un annonceur, stocke et diffuse au public de la publicité, sur une plateforme internet (en-ligne), ou tout autre support ou partie de support (en ligne ou hors-ligne), destinées spécifiquement à la prostitution". Volgens het verslag aan de Koning, en rekening houdend met artikel 433quater/2, § 2, van het Strafwetboek, is het inderdaad het internetplatform of het medium of onderdeel ervan die specifiek gericht moeten zijn op prostitutie.
Die discordantie moet worden verholpen. (12) 11.2.1. Gevraagd waarom de nadere regels voor reclame door "aanbieders van een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan" slechts van toepassing zijn op aanbieders die ondernemingen zijn, antwoordde de gemachtigde: "Een aanbieder die niet binnen deze definitie valt, is niet gebonden aan de verplichtingen die in het Koninklijk Besluit zijn vastgelegd.
De verplichtingen zijn veelomvattend en het doel is om bedrijven te bestrijken die aan deze verplichtingen kunnen voldoen.
Of een natuurlijk persoon binnen de definitie valt, hangt af van de omstandigheden." Daaruit lijkt te volgen dat het niet de bedoeling is om aanbieders die geen onderneming zijn uit te sluiten van de mogelijkheid om reclame te maken voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen (wat in het licht van de tekst van artikel 433quater/2, § 2, tweede lid, derde streepje van het Strafwetboek en de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie ook niet voor de hand zou liggen), maar wel om de bedoelde verplichtingen slechts op te leggen aan aanbieders die ondernemingen zijn omdat wordt geoordeeld dat ondernemingen effectief de mogelijkheden hebben om daaraan te voldoen. 11.2.2. Nog afgezien van de vraag of het ontwerp, in die zin begrepen, dan niet alsnog de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, is echter niet geheel duidelijk waarom de bij het ontwerp opgelegde verplichtingen alleen zouden kunnen worden nagekomen door aanbieders die ondernemingen zijn. Die keuze heeft bovendien als gevolg dat niet duidelijk is hoe aanbieders die geen onderneming zijn moeten voldoen aan de verplichting in de zin van artikel 433quater/2, § 2, tweede lid, derde streepje, van het Strafwetboek om maatregelen te nemen ter bescherming van de sekswerker en ter voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel.
Het ontwerp wordt op dat punt het best aan een bijkomend onderzoek onderworpen. (13) 12. Artikel 1, 2°, van het ontwerp definieert het begrip "elk ander medium of onderdeel ervan dat specifiek op prostitutie is gericht", maar niet wat een "internetplatform" is.Overeenkomstig artikel 433quater/2, § 2, derde lid, van het Strafwetboek bepaalt de Koning nochtans "wat wordt begrepen onder internetplatform of enig ander medium of onderdeel ervan die specifiek voor dit doel zijn bestemd".
Met het oog op de rechtszekerheid moet in het ontwerp ook een definitie van "een internetplatform of onderdeel ervan dat specifiek op prostitutie is gericht" worden opgenomen. 13. Artikel 1, 3°, van het ontwerp definieert het begrip "adverteerder" als "de persoon die een aanbieder verzoekt om de verspreiding van een reclameadvertentie voor prostitutie voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen".Rekening houdend met artikel 433quater/2, § 1, van het Strafwetboek, waar "reclame maken voor prostitutie" onder andere wordt gedefinieerd met verwijzing naar "diensten van seksuele aard", worden de woorden "voor prostitutie" het best weggelaten. 14. Over de verhouding tussen de adverteerder en de sekswerker verklaarde de gemachtigde het volgende: "In de meeste gevallen zijn de adverteerder en de sekswerker één en dezelfde persoon.Soms is de adverteerder echter een derde partij.
Uitbaters van privé-club kunnen bijvoorbeeld advertenties plaatsen voor verschillende sekswerkers die in hun etablissement werken.
De eerste twee streepjes van paragraaf 2 van artikel 433quater/2 hebben betrekking op volwassenen die reclame maken voor hun eigen seksuele diensten. Het derde streepje bepaalt niet dat het moet gaan om zijn of haar eigen seksuele diensten. Dit maakt een bredere interpretatie mogelijk." De definities van de begrippen "aanbieder" en adverteerder" doen niettemin de vraag rijzen wat het lot is van de adverteerder die zelf het internetplatform of het andere medium of onderdeel ervan beheert waarop wordt geadverteerd. De Raad van State kan aannemen dat op deze adverteerder-aanbieder dan dezelfde verplichtingen rusten als in beginsel rusten op de aanbieder, en dat hij bijgevolg, wat de onderlinge informatieverplichtingen betreft bedoeld in artikel 4 van het ontwerp, over de informatie moet beschikken die de aanbieder in beginsel aan de adverteerder te beschikking stelt (in de hypothese dat de adverteerder-aanbieder niet de persoon is die de seksuele diensten aanbiedt).
Artikel 2 15. Zoals in artikel 433quater/2 van het Strafwetboek wordt in de Nederlandse tekst van artikel 2, tweede lid, van het ontwerp het best geschreven "diensten van seksuele aard" in plaats van "seksuele diensten". Artikel 4 16. In artikel 4 worden informatieverplichtingen opgelegd aan de aanbieder ten aanzien van de adverteerder.De bedoelde informatiedeling moet bijdragen tot de veiligheid, gezondheid en omkadering van de sekswerker. Nochtans is de adverteerder niet noodzakelijk zelf de sekswerker die de geadverteerde diensten uitvoert. De Raad van State vraagt zich af of de formulering van die informatieverplichtingen in dat licht niet moet worden aangepast. 17. Artikel 4, vierde lid, van het ontwerp bepaalt dat de aanbieder aan adverteerders de contactgegevens verstrekt van erkende gespecialiseerde centra, (14) gesubsidieerde hulpverleningsinstanties en van beroepsorganisaties voor sekswerkers.Volgens het vijfde lid van hetzelfde artikel stelt de FOD Justitie een pagina met standaardinformatie ter beschikking op zijn website om de toepassing van deze bepaling te vergemakkelijken.
Volgens het verslag aan de Koning moet voor of uiterlijk op het ogenblik van de publicatie van de advertentie een link naar die pagina of een "standaarddocument" aan de adverteerder worden meegedeeld.
Indien het de bedoeling is die werkwijze verplicht te maken, moet die vereiste in de tekst van artikel 4 worden opgenomen. 18. Artikel 4, zesde lid, van het ontwerp bepaalt dat de aanbieder de gesubsidieerde hulpverleningsinstanties en de beroepsorganisaties voor sekswerkers de mogelijkheid biedt (15) om gratis een account aan te maken op het platform, zodat ze met adverteerders kunnen communiceren. Het is niet duidelijk waarom die mogelijkheid niet eveneens wordt geboden aan de erkende gespecialiseerde centra voor slachtoffers van mensenhandel, die in artikel 4, vierde lid, afzonderlijk worden vermeld. In het verslag aan de Koning wordt immers algemeen verwezen naar de "gespecialiseerde verenigingen".
Vermits deze verplichting niet alleen van toepassing is op online-aanbieders, rijst bovendien de vraag op welk platform de betrokkenen een account kunnen aanmaken wanneer het niet gaat om een internetplatform, en waarmee ze met de adverteerders kunnen communiceren.
Artikel 5 19. Artikel 5 van het ontwerp bepaalt dat de aanbieder gepaste maatregelen neemt om alle adverteerders te beschermen tegen misbruik van prostitutie en mensenhandel. Mutatis mutandis geldt daarbij dezelfde bedenking als in opmerking 16.
Artikel 8 20.1. Naar luid van zijn opschrift bevat hoofdstuk IV specifieke voorwaarden waaraan online-aanbieders moeten voldoen. Het opschrift van een artikel is echter geen rechtsregel. (16) Vermits voor de artikelen 9, 10 en 11 geen rechtsgrond voorhanden is, blijft bovendien alleen artikel 8 in dat hoofdstuk over. Artikel 8 wordt daarom het best niet ondergebracht in een afzonderlijk hoofdstuk IV, maar in hoofdstuk III, waarvan het opschrift overeenkomstig moet worden herzien. 20.2. Artikel 8 bepaalt dat de aanbieder de bezoekers verwittigt dat de toegang tot de reclameadvertenties voor prostitutie voor meerderjarige bezoekers is voorbehouden en een duidelijk middel ter beschikking stelt van de bezoekers waarmee ze hem snel vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel kunnen melden.
Het is de bedoeling dat deze bepaling enkel zou gelden voor aanbieders die online tewerk gaan, maar de Raad van State ziet niet in waarom offline aanbieders daarin niet eveneens (minstens voor wat betreft de mogelijkheid tot het melden van vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel) zouden kunnen voorzien. Slechts als daarvoor een verantwoording wordt gegeven, kan dat verschil in behandeling worden aanvaard. (17) De griffier, De eerste voorzitter, Wim GEURTS Wilfried VAN VAERENBERGH _______ Nota's (1) Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof: zie inzonderheid GwH 18 maart 2010, nr.29/2010, B.16.1; GwH 20 februari 2020, nr. 27/2020, B.17. (2) Adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', opmerking 101. Zie ook GwH 10 maart 2022, nr.33/2022, B.13.1; GwH 22 september 2022, nr. 110/2022, B.11.2; GwH 16 februari 2023, nr. 26/2023, B.74.1;
GwH 17 mei 2023, nr. 75/2023, B.55.2.1. (3) De gemachtigde verklaarde in dat verband onder andere het volgende: "Deze bepaling is (...) bedoeld om een evenwicht te vinden tussen de bescherming van de persoonsgegevens van sekswerkers en de noodzaak om samen te werken met de rechtshandhavingsinstanties om gevallen van misbruik en uitbuiting te voorkomen en te bestrijden. (...) Indien na de in artikel 3 bedoelde controle uit de foto blijkt dat de persoon zichtbaar minderjarig is en er een vermoeden van uitbuiting bestaat, moet de leverancier onmiddellijk de rechtshandhavingsinstanties op de hoogte brengen, onder meer door de foto mee te delen." (4) Overigens lijkt artikel 7 van het ontwerp niets toe te voegen aan wat reeds wordt bepaald in artikel 433quater/2, § 2, tweede lid, derde streepje, van het Strafwetboek, in zoverre de aanbieder slechts reclame mag maken voor prostitutie van een meerderjarige "voor zover hij maatregelen neemt ter bescherming van de sekswerker en ter voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel, door mogelijke gevallen van misbruik en uitbuiting onmiddellijk aan de politiediensten of gerechtelijke overheden te melden".Het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling dient sowieso te worden vermeden. Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze inzonderheid aanleiding ertoe zijn dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen. (5) Wat artikel 10 van het ontwerp betreft, kan nog worden opgemerkt dat artikel 433quater/2, § 2, tweede lid, derde streepje, van het Strafwetboek alleszins geen rechtsgrond biedt om de aanbieder te verplichten in te gaan op verzoeken om inlichtingen "van de inlichtingendiensten in het kader van hun wettelijke taken".(6) Namelijk andere wijzigingen dan diegene waarvan in dit advies melding wordt gemaakt of wijzigingen die ertoe strekken tegemoet te komen aan hetgeen in dit advies wordt opgemerkt.(7) Ongeacht de locatie van de diensten van seksuele aard of de plaats waar deze diensten worden aangeboden.(8) Zie, met betrekking tot de toepassing van het territorialiteitsbeginsel bij de regulering van online activiteiten, bv.C. RYNGAERT, Jurisdiction in international law, Oxford, OUP, 2015, 79-82. (9) Vgl.HvJ 7 december 2010, gevoegde zaken C-585/08 en C-144/09, Pammer en Hotel Alpenhof, ECLI:EU:C:2010:740, punten 47-94. (10) Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 `betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening)'.(11) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)'.(12) In de tekst van beide bepalingen worden overigens beter geen haakjes geplaatst, nu die tot onzekerheid aanleiding kunnen geven. Zie: Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling nr. 86, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be) (hierna: handleiding wetgevingstechniek). (13) In het verslag aan de Koning wordt verduidelijkt dat het begrip "onderneming" wordt begrepen zoals in artikel I.1 van het Wetboek van economisch recht. In zoverre de afbakening van het toepassingsgebied van het ontwerp aan de hand van dat begrip wordt gehandhaafd, wordt het best een verwijzing naar artikel I.1, eerste lid, 3°, van dat wetboek opgenomen in de tekst van artikel 1, 1°, van het ontwerp. (14) Gelet op het verslag aan de Koning en bij analogie met artikel 6 van het ontwerp blijkt dat het meer bepaald gaat om erkende gespecialiseerde centra voor slachtoffers van mensenhandel gaat.Dat zou duidelijker uit de tekst moeten blijken. (15) In het verslag aan de Koning luidt het evenwel dat de aanbieder gespecialiseerde verenigingen die mogelijkheid kan bieden.(16) Zie: handleiding wetgevingstechniek, aanbeveling nr.65. (17) In dat geval zou moeten worden verduidelijkt dat het toepassingsgebied van artikel 8 beperkt is tot aanbieders die reclame via een internetplatform verspreiden.
18 MEI 2024. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 433quater/2 van het Strafwetboek FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 433quater/2, § 2 van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/03/2022 pub. 30/03/2022 numac 2022031330 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende wijzigingen aan het Strafwetboek met betrekking tot het seksueel strafrecht sluiten houdende wijzigingen aan het Strafwetboek met betrekking tot het seksueel strafrecht en gewijzigd door de wet van 15 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2024 pub. 28/05/2024 numac 2024004698 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II sluiten houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, van 6 februari 2024, met toepassing van artikel 5, eerste paragraaf, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 februari 2024;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 22 april 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de verplichtingen vervat in Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening);
Overwegende de verplichtingen die zijn opgenomen in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), en met name de verplichting om te zorgen voor passende gegevensbeveiliging en de verplichting om de betrokkene duidelijke en begrijpelijke informatie te verstrekken over de manier waarop zijn gegevens zullen worden verwerkt.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Aanbieder: een onderneming in de zin van artikel I.1 van Boek I van het Wetboek Economisch Recht die op verzoek van een adverteerder reclame op een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, dat specifiek gericht is op prostitutie, onder het publiek verspreidt; 2° Elk ander medium of onderdeel ervan dat specifiek op prostitutie is gericht: de rubriek in de geschreven pers of in een dienst van de informatiemaatschappij die gewijd is aan reclame voor prostitutie;3° internetplatform of onderdeel ervan dat specifiek op prostitutie is gericht: een onlinemedium dat specifiek gericht is op prostitutie;4° Adverteerder: de persoon die een aanbieder verzoekt om de verspreiding van een reclameadvertentie voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen;5° Bezoeker: de persoon die de reclameadvertenties voor prostitutie, die door een aanbieder worden verspreid, raadpleegt. HOOFDSTUK II - Toepassingsgebied
Art. 2.Dit besluit beoogt de gratis of betalende reclame voor prostitutie zoals omschreven in artikel 433quater/2 van het Strafwetboek.
Dit besluit is van toepassing op aanbieders gevestigd in België of aanbieders die reclame voor prostitutie verspreiden voor een publiek dat zich specifiek in België bevindt, ongeacht de locatie van de diensten van seksuele aard of de plaats waar deze diensten worden aangeboden.
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke voorwaarden waaraan de aanbieder moet voldoen
Art. 3.Voorafgaandelijk aan de plaatsing van een reclameadvertentie moet de aanbieder de identiteit en de meerderjarigheid van de adverteerder en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst, nagaan aan de hand van de volgende documenten: 1° een identiteitsdocument, en 2° een foto van het gezicht van de adverteerder en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst, genomen op de dag van het verzoek tot plaatsing van de advertentie, op basis waarvan hij fysiek kan worden herkend. Hij verifieert het door de adverteerder verstrekte telefoonnummer en, indien beschikbaar, het e-mailadres.
In geval van twijfel over de waarheid of de nauwkeurigheid van de identificatie van de persoon of zijn leeftijd, zal de aanbieder meer informatie vragen. Als deze informatie niet wordt verstrekt, zal de aanbieder weigeren de advertentie te plaatsen.
Onverminderd de artikelen 7, 10 en 11, mogen deze gegevens niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het verifiëren van de identiteit en de meerderjarigheid van de adverteerder.
Na afloop van de verificaties wordt de in punt 2° bedoelde foto niet bewaard. Hij moet worden vernietigd of gewist.
Art. 4.De aanbieder voorziet adverteerders van nuttige informatie om hen te helpen hun veiligheid te waarborgen op het ogenblik dat ze een advertentie plaatsen en tijdens de contacten met de bezoekers.
Hij biedt adverteerders en bezoekers ook nuttige informatie aan om zich te beschermen tegen seksueel overdraagbare infecties.
De aanbieder verschaft de adverteerders nuttige informatie over het veilig ontwikkelen en uitoefenen van de activiteit en over de mogelijkheden tot heroriëntatie.
De aanbieder verstrekt aan adverteerders de contactgegevens van erkende gespecialiseerde centra, gesubsidieerde hulpverleningsinstanties en van beroepsorganisaties voor sekswerkers.
Om de toepassing van deze bepaling te vergemakkelijken, stelt de FOD Justitie een pagina met standaardinformatie ter beschikking op zijn website.
De adverteerder die een reclameadvertentie publiceert voor de diensten van seksuele aard van een derde maakt de informatie voorzien in dit artikel over aan de verlener van de seksuele dienst.
Art. 5.De aanbieder neemt gepaste maatregelen om adverteerders en, in voorkomend geval, de verlener van de seksuele dienst te beschermen tegen misbruik van prostitutie en mensenhandel, inzonderheid door het meldpunt voor slachtoffers van mensenhandel www.stopmensenhandel.be en het uniek telefoonnummer 078 05 58 00 van het Belgisch meldpunt voor slachtoffers van mensenhandel, duidelijk zichtbaar te vermelden.
Art. 6.De aanbieder sensibiliseert de personen belast met het beheer van de advertenties over de fenomenen misbruik van prostitutie en mensenhandel en de hulp die door de erkende gespecialiseerde centra voor slachtoffers van mensenhandel wordt aangeboden.
Art. 7.In geval van vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel meldt de aanbieder de mogelijke gevallen onverwijld aan de politiediensten of gerechtelijke overheden.
Art. 8.De aanbieder verwittigt de bezoekers dat de toegang tot de reclameadvertenties voor prostitutie voor meerderjarige bezoekers is voorbehouden.
HOOFDSTUK IV. - Specifieke voorwaarden waaraan aanbieders van een internetplatform of onderdeel ervan moeten voldoen
Art. 9.§ 1. De aanbieder stelt een duidelijk middel ter beschikking van de bezoekers, waarmee ze hem snel vermoedens van misbruik van prostitutie of mensenhandel kunnen melden. § 2. De aanbieder biedt de erkende gespecialiseerde centra, de gesubisidieerde hulpverleningsinstanties en de beroepsorganisaties voor sekswerkers de mogelijkheid om gratis een account aan te maken op het platform, zodat ze met adverteerders en, in voorkomend geval, met de verleners van de seksuele dienst, kunnen communiceren. § 3. De aanbieder kan de adverteerders en, in voorkomend geval, de verleners van de seksuele diensten, een systeem aanbieden waar ze kunnen communiceren en ervaringen kunnen delen met andere adverteerders of sekswerkers.
Art. 10.De aanbieder beschikt over een contactpunt in België dat voor de politiële en gerechtelijke overheden tijdens werkdagen en effectief bereikbaar is.
De aanbieder beantwoordt zonder onnodige vertraging en gratis de verzoeken om inlichtingen van de politiediensten in het kader van hun gerechtelijke en administratieve taken, of van de gerechtelijke autoriteiten in het kader van gerechtelijke onderzoeken of vervolging overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering en de bijzondere wetten.
In dringende gevallen zal de aanbieder binnen 24 uur antwoorden.
Art. 11.Met het oog op onderzoek en gerechtelijke vervolging bewaart de aanbieder de volgende gegevens gedurende een termijn van drie jaar na afloop van de overeenkomst tussen de aanbieder en de adverteerder: 1° een kopie van het identiteitsdocument;2° Aanmaakgegevens account (datum - indien beschikbaar e-mailadres - telefoonnummer - IP-adres);3° Aanmaakgegevens advertentie;4° Betaalgegevens indien er betalingen werden gedaan;5° Wijzigingsgegevens in de advertentie/account (wanneer advertentie terug omhoog geplaatst - wanneer verwijderd - welke e-mailadressen werden hiervoor gebruikt - welk IP-adres werd hiervoor gebruikt);
Art. 12.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 mei 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT .