gepubliceerd op 31 maart 1999
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 22bis van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden
18 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 22bis van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 22bis ingevoegd bij artikel 73 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 februari 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 maart 1999;
Gelet op de hoogdringendheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat aan de genieters van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden sedert 1993 geen forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage meer werd toegekend, dat de energiekosten voor deze categorie van personen een zware uitgavenpost betekenen, dat de Ministerraad op 12 maart 1999 beslist heeft om, gelet op de beschikbare budgettaire ruimte, aan deze personen in april 1999 deze toelage te verlenen, dat de R.V.P. onverwijld in staat moet worden gesteld om deze maatregel uit te voeren.
Op voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage wordt toegekend aan de personen die voor de maand februari gerechtigd zijn op de uitbetaling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. § 2. Deze toelage wordt samen met de voor februari verschuldigde uitkeringen ambtshalve uitbetaald door de Rijksdienst voor pensioenen.
Art. 2.§ 1. Het bedrag van de forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage wordt voor het jaar 1999 vastgesteld op BEF 1 500.
Dit bedrag wordt op BEF 2 000 gebracht voor de gerechtigde op een gewaarborgd inkomen waarvan het bedrag bij toepassing van artikel 2, § 1, tweede lid van de wet van 1 april 1969 is vastgesteld.
Ingeval de feitelijk gescheiden echtgenoot de uitkering bekomt van de helft van het gewaarborgd inkomen, vastgesteld bij toepassing van artikel 2, § 1, tweede lid van de wet van 1 april 1969, is het bedrag van de forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage gelijk aan BEF 1 000. § 2. Met ingang van het jaar 2000 worden de in de voorgaande paragraaf vermelde bedragen respectievelijk BEF 2 000, BEF 2 667 en BEF 1 333.
Art. 3.In afwijking van artikel 1 wordt, wat het jaar 1999 betreft, de forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage toegekend aan de personen die voor de maand april gerechtigd zijn op de uitbetaling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
In dit geval wordt zij samen met de voor april verschuldigde uitkeringen ambtshalve uitbetaald door de Rijksdienst voor pensioenen.
Art. 4.In geval van overlijden van de gerechtigde zijn de bepalingen van artikel 59 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden van toepassing.
Art. 5.De krachtens dit besluit toegekende forfaitaire bijzondere verwarmingstoelage wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de regels inzake cumulatie van sociale uitkeringen noch voor de berekening van de bestaansmiddelen die aan het toekennen van bepaalde voordelen voorafgaat.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999.
Art. 7.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA