gepubliceerd op 17 september 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de tewerkstelling en de opleiding van risicogroepen
18 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de tewerkstelling en de opleiding van risicogroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de tewerkstelling en de opleiding van risicogroepen.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997, onder het nummer 44860/CO/318) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werknemers en de werkgevers van de diensten die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en die worden gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de gemeenschappelijke en Franse gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitse Gemeenschap.
Onder "werknemers" verstaat men de mannelijke en vrouwelijke bejaardenhelpsters en de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Modaliteiten
Art. 2.Ter uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, doen de diensten voor gezins- en bejaardenhulp een financiële inspanning ten voordele van de risicogroepen en/of van de personen voor wie een begeleidingsplan voor werklozen geldt, welke inspanning overeenstemt met minstens 0,15 pct. berekend op basis van het volledige loon van de werknemers, zoals is bepaald bij artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, met het oog op de voortgezette opleiding van de risicogroepen zoals is bepaald in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 3.De in artikel 2 genoemde inspanning wordt in rekening gebracht in het kader van de verplichting opgelegd overeenkomstig koninklijk besluit nr 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van de jongeren in het arbeidsproces.
Art. 4.Onder "persoon die behoort tot de risicogroepen" verstaat men : - de werkzoekende die, hetzij : 1. zonder onbreking werkloosheidsuitkeringen heeft genoten tijdens de twaalf maanden die voorafgaan aan zijn indienstneming;2. ouder dan 18 jaar is en, hoogstens, een diploma van hoger middelbaar onderwijs bezit;3. minder-valide is;4. minder dan 18 jaar oud is, schoolplichtig is en niet langer het middelbaar onderwijs met volledig leerplan volgt (deeltijdse leerplicht);5. herintreder is op de arbeidsmarkt;6. sedert minstens zes maanden het minimuminkomen ontvangt. - de werknemer van een dienst voor gezins- en bejaardenhulp die, hetzij : 1. laaggeschoold is en hoogstens een diploma van hoger middelbaar onderwijs bezit;2. het slachtoffer is van een collectief ontslag of van een herstructureringsplan.
Art. 5.De diensten voor gezins- en bejaardenhulp zorgen ten behoeve van hun werknemers voor een voortgezette opleiding opdat zij zich zouden kunnen aanpassen aan de evolutie van de behoeften.
Art. 6.Alle initiatieven inzake voortgezette opleiding worden toegankelijk voor de in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst omschreven risicogroepen.
Art. 7.Het Paritair Comité ziet toe op de uitvoering van deze maatregelen voor tewerkstelling en opleiding. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1997 en houdt van kracht te zijn op 31 december 1998.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET