gepubliceerd op 30 juli 1997
Koninklijk besluit betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten
18 JUNI 1997. Koninklijk besluit betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 9 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 ter uitvoering van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten van telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Commissie, bepaalt dat de Koning de voorwaarden vastlegt waaronder het Instituut vergunningen kan toekennen in afwijking van artikel 92, 1, lid 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Deze voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op de rechten, te betalen aan het Instituut voor het beheer van het dossier en het eventuele gebruik van frequenties.
Artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit werd ten uitvoer gelegd in het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder afgeweken kan worden van artikel 92 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Dit laatste koninklijk besluit bepaalt in artikel 16 dat de Koning het bedrag vaststelt van de rechten bestemd om de kosten van onderzoek en het beheer van de dossiers te dekken.
Onderhavig koninklijk besluit bepaalt derhalve de rechten die in het kader van die vergunningen aan het Instituut toekomen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO 18 JUNI 1997. Koninklijk besluit betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de richtlijn van de Europese Commissie van 18 oktober 1995 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG van de Commissie inzake de opheffing van de beperkingen op het gebruik van kabeltelevisienetten voor het verrichten van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten;
Gelet op de richtlijn van de Europese Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 92, 2, zoals gewijzigd bij artikel 93 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, en op artikel 92bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 oktober 1996 ter uitvoering van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Europese Commissie;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van artikel 92, 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 november 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 29 april 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende de noodzaak zich onverwijld te schikken naar de maatregelen voortvloeiend uit richtlijn nr. 95/51 van de Europese Commissie van 18 oktober 1995 tot wijziging van richtlijn 90/388/EEG van de Commissie inzake de opheffing van de beperkingen op het gebruik van kabeltelevisienetten voor het verrichten van reeds geliberaliseerde telecommunicatiediensten, en uit richtlijn nr. 96/19 van de Europese Commissie van 13 maart 1996 tot wijziging van de richtlijn 90/388/EEG van de Commissie met betrekking tot de invoering van volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie;
Overwegende dat onderhavig besluit geen essentiële wijzigingen aanbrengt aan het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van artikel 92, 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, doch er slechts een aanvulling van is zodat het wenselijk is dat dit besluit zo snel mogelijk wordt gepubliceerd;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Vergunning : de vergunning bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder afgeweken kan worden van artikel 92, 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;2° Aanvrager : iedere persoon die een vergunning wenst te bekomen;3° Vergunninghouder : houder van een vergunning.
Art. 2.Elke aanvraag voor een vergunning geeft aanleiding tot de eenmalige en voorafgaande betaling aan het Instituut van een recht bestemd om de kosten voor het onderzoek van het dossier te dekken. Dit recht is vastgesteld op 275000 Belgische frank.
Art. 3.1. Om de kosten te dekken voor het beheer van de vergunning, betaalt de vergunninghouder jaarlijks aan het Instituut een recht van 180000 Belgische frank. 2. De eerste betaling gebeurt binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de uitreiking van de vergunning.Het verschuldigde bedrag wordt berekend pro rata het aantal resterende maanden van het jaar waarin de vergunning wordt uitgereikt. De maand waarin de vergunning wordt uitgereikt, wordt meegerekend als zijnde een volledige maand. De verdere betalingen dienen volledig en ondeelbaar te gebeuren vóór 31 januari. 3. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum, geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %.Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Art. 4.De bedragen van de rechten die in dit besluit zijn vermeld worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 1995. Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal franken.
Art. 5.Geen enkele schorsing of intrekking van de vergunning geeft aanleiding tot enige terugbetaling van het geheel of een gedeelte van de rechten bedoeld in dit besluit.
Art. 6.De rechten voorzien in dit besluit zijn verschuldigd onverminderd de rechten die betaald moeten worden in toepassing van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juni 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO