gepubliceerd op 12 augustus 1997
Koninklijk besluit tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaande aan de pensionering voor bepaalde statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom, genomen met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
18 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaande aan de pensionering voor bepaalde statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom, genomen met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat aan Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, wordt genomen op grond van de wet van 26 juli 1996 tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid artikel 3, 1, 6°. Deze bepaling verleent U de bevoegdheid om maatregelen te nemen om "met betrekking tot de instellingen van openbaar nut, tot de openbare instellingen die afhangen van de Staat, alsook tot elke instelling naar Belgisch recht, waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting ervan en de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren, alsmede de controle erop te versterken".
In het licht van de toenemende vrijmaking en internationalisering van de telecommunicatiemarkt en de steeds grotere concurrentie die hieruit voortvloeit, is het voor de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom onontbeerlijk om tot stroomlijning van haar organisatie over te gaan. Te dien einde heeft Belgacom, in dialoog met de representatieve syndicale organisaties, een geheel van maatregelen uitgewerkt bestaande uit een programma van interne reconversie en uit een vermindering van het personeelsbestand via een vrijwillige vertrekregeling. Dit besluit beoogt het juridisch kader te creëren voor de uitvoering van dit tweede luik.
Deze maatregelen dringen zich vandaag op teneinde de productiviteit van de onderneming te verbeteren en aldus haar vooruitzichten van continuïteit veilig te stellen in de nieuwe concurrentiële omgeving.
Zij moeten toelaten de noodzakelijke reorganisatie door te voeren in een opbouwend sociaal klimaat en te vermijden om later, ingevolge een verslechtering van de toestand van de onderneming, herstructurerings- of reclasseringsmaatregelen te moeten nemen welke significante lasten zouden kunnen meebrengen voor de begroting van de Staat.
In antwoord op de opmerking van de Raad van State, is de Regering ervan overtuigd dat de maatregelen die in dit besluit overwogen worden, een positieve weerslag hebben op de openbare financiën en dit op drie niveaus : zij maken het mogelijk zwaardere herstructureringskosten te vermijden door onmiddellijke uitwerking te hebben; zij maken het mogelijk de vermogenswaarde van de onderneming en haar winstperspectieven voor de Staat, die 50 % plus één van de aandelen bezit, te behouden; in de onmiddellijke toekomst maken zij het mogelijk dat de overwogen herstructurering, die aanzienlijk is, in een klimaat van sociale vrede verloopt, noodzakelijk om de continuïteit van de openbare dienst te verzekeren.
Aldus heeft het besluit dat U wordt voorgelegd, tot doel een tijdelijk stelsel van verlof voorafgaand aan de pensionering voor de statutaire personeelsleden van Belgacom in te voeren. Aangezien deze regeling volledig vrijwillig is, moet zij het mogelijk maken het personeelsbestand van Belgacom te verminderen zonder afbreuk te doen aan de verworven rechten van haar statutaire personeelsleden.
Overeenkomstig artikel 22 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon verleent Belgacom, onder bij koninklijk besluit te bepalen voorwaarden, pensioenen en hulpgelden aan haar personeelsleden. Dit artikel heeft een eerste uitvoering gekregen in koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, dat aan deze personeelsleden het voor het administratief Rijkspersoneel ingevoerde pensioenregime toekent. Dit statuut wordt niet gewijzigd Evenwel zal gedurende een beperkte periode aan de statutaire personeelsleden van Belgacom die aan welbepaalde voorwaarden voldoen, de mogelijkheid worden geboden om een verlof voorafgaand aan de pensionering te nemen. Het gaat hier om een recht dat wordt geboden aan de statutaire personeelsleden die aan de gestelde voorwaarden voldoen; het is hun eigen keuze er al dan niet gevolg aan te geven.
De voorgestelde toelageregeling voor het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt ingesteld ter uitvoering van artikel 22 van voornoemde wet van 19 juli 1930. Dit houdt in dat de last ervan volledig door Belgacom en niet door de Staat zal gedragen worden. Er wordt in dit verband aan herinnerd dat Belgacom in België een unieke positie bekleedt omdat zij zelf integraal de lasten van de rustpensioenen van haar statutair personeel draagt (via het fonds opgericht in uitvoering van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot uitvoering van artikel 59/6 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven).
In antwoord op de opmerkingen van de Raad van State over de verwijzingen in de aanhef wordt verduidelijkt dat de verwijzing naar artikel 22 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon de verplichting betreft dat Belgacom de periodieke toelage, bedoeld in artikel 6 van dit besluit, voor haar rekening zal nemen en dat de verwijzing naar artikel 59/6 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven betrekking heeft op de opdracht, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, die toevertrouwd wordt aan het pensioenfonds van Belgacom, bovenop deze vermeld in voornoemd artikel 59/6. Voor het overige werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State.
Commentaar der artikelen Artikel 1 Artikel 1 definieert bepaalde termen die frequent worden gebruikt in dit besluit.
Artikel 2 Artikel 2 verleent aan de statutaire personeelsleden van Belgacom die aan bepaalde voorwaarden qua leeftijd en anciënniteit voldoen, het recht een verlof vóór pensioen te nemen volgens de voorwaarden bepaald in dit besluit. Voor de statutaire personeelsleden die, met toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, beslissen terug te keren naar Belgacom teneinde er onmiddellijk aanspraak te maken op het verlof vóór pensioen, wordt verwezen naar artikel 5 van voornoemd koninklijk besluit van 3 april 1997 zoals gewijzigd door dit besluit.
Artikel 2 bepaalt de periode binnen dewelke de begindatum van het verlof vóór pensioen moet vallen. Deze periode strekt zich uit van 1 juli 1997 tot 1 januari 1999. Dit betekent dat een personeelslid dat voor de regeling geopteerd heeft, in ieder geval ten vroegste op 1 juli 1997 en ten laatste op 1 januari 1999 zijn verlof vóór pensioen zal nemen. Deze periode beantwoordt aan de termijn binnen dewelke de reorganisatie van de onderneming moet worden doorgevoerd met het oog op de versterking van haar concurrentiepositie. Deze termijn van 18 maanden is een redelijke termijn om deze reorganisatie op ordentelijke wijze door te voeren. Enerzijds biedt de aldus bepaalde periode het voordeel dat Belgacom wordt aangespoord de reorganisatie door te voeren binnen een redelijke doch relatief nabije termijn. Anderzijds biedt zij de betrokken personeelsleden de zekerheid omtrent de begin- en einddatum van de periode waarin hun verlof vóór pensioen effectief zal ingaan.
Verder bevestigt artikel 2 het vrijwillig karakter van de regeling, door te stellen dat de statutaire personeelsleden "op hun verzoek" een verlof vóór pensioen kunnen nemen. Dit verlof is onomkeerbaar.
Artikel 3 Artikel 3 bepaalt de toelatingsvoorwaarden tot het verlof vóór pensioen.
Er werd voor geopteerd om de statutaire personeelsleden vanaf de leeftijd van 50 jaar de kans te geven hun beroepsactiviteit definitief en onherroepelijk stop te zetten. Aangezien de begindatum van het verlof vóór pensioen ten vroegste op 1 juli 1997 valt, wordt de regeling slechts opengesteld voor personen die niet later geboren zijn dan 1 juli 1947. Op die manier kan de regeling niet tot gevolg hebben dat iemand zijn beroepswerkzaamheid bij Belgacom stopzet op jongere leeftijd dan 50 jaar.
Uiteraard dient het personeelslid op het ogenblik van het begin van het verlof vóór pensioen te kunnen worden beschouwd als een statutair personeelslid van Belgacom overeenkomstig het personeelsstatuut.
Naast deze voorwaarden vereist artikel 3 dat de betrokkene op 1 juli 1997 minstens 20 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren heeft verricht. Onder pensioenaanspraakverlenende dienstjaren moet worden begrepen de dienstjaren die, ingevolge artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, in aanmerking komen voor de opening van het recht op het onmiddellijk pensioen.
Artikel 4 In artikel 4 wordt de termijn bepaald waarin de statutaire personeelsleden, die aan de gestelde voorwaarden voldoen, hun aanvraag tot verlof vóór pensioen met toepassing van dit besluit moeten indienen. De aanvraag kan niet meer worden ingetrokken. Belgacom kan van haar kant aan het statutair personeelslid dat aan de gestelde voorwaarden voldoet en dat binnen de vastgestelde termijn een aanvraag heeft ingediend, het voordeel van de regeling niet weigeren. De wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend, wordt vastgesteld door de raad van bestuur van Belgacom.
Artikel 5 Artikel 5 bepaalt de regels volgens welke de raad van bestuur van Belgacom, binnen de in artikel 2 bepaalde periode, de effectieve begindatum van het verlof vóór pensioen van de betrokkenen vaststelt.
Omdat het vanuit beheersmatig oogpunt niet haalbaar noch wenselijk is een dergelijke reorganisatie van de ene dag op de andere te doen plaatsvinden, doch dat het integendeel noodzakelijk is deze operatie stapsgewijs door te voeren, kan de raad van bestuur van Belgacom deze operatie in verschillende fasen doorvoeren. Deze stapsgewijze uitvoering wordt per functie gerealiseerd omdat dit de meest objectieve maatstaf is die Belgacom toelaat om in functie van de fasen in de reorganisatie van haar activiteiten aan de personeelsleden die een gelijkaardige functie uitoefenen, eenzelfde uiterste begindatum van het verlof vóór pensioen voor te stellen De personeelsleden die tot de betreffende categorie behoren, krijgen op die wijze vóór 6 mei 1997 kennis van de uiterste datum waarop zij, volgens hun functie, hun verlof vóór pensioen kunnen nemen.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid van dit artikel mag de onderneming, nadat zij kennis heeft genomen van het geheel van de aanvragen, in individuele gevallen de daadwerkelijke begindatum van het verlof voor pensioen laten ingaan op een vroegere datum dan deze bepaald met toepassing van het eerste lid. Een dergelijke vervroeging van de begindatum kan enkel gebeuren op verzoek van het betrokken statutair personeelslid. De vervroegde datum kan slechts worden vastgesteld na overleg met het betrokken personeelslid en met diens instemming. Wordt geen instemming bereikt, dan geldt de datum bepaald voor de betrokken functie. Bovendien kan het verlof vóór pensioen in ieder geval niet ingaan vóór 1 juli 1997. De aldus in individuele gevallen geboden afwijkingsmogelijkheid, met de instemming van beide partijen, wordt verantwoord op grond van het feit dat in bepaalde gevallen de goede werking van de betrokken dienst er zich niet tegen verzet dat de daadwerkelijke vertrekdatum nauwer aansluit bij de datum van indiening van de aanvraag.
Artikel 6 Artikel 6, 1, bepaalt dat aan de statutaire personeelsleden die een verlof vóór pensioen nemen, een periodieke toelage zal toegekend worden. Deze toelage wordt gelijkgesteld met een rustpensioen voor de toepassing van de bepalingen inzake inkomstenbelastingen, sociale zekerheidsbijdragen en beslagbaar gedeelte in de zin van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek. Deze gelijkstelling heeft onder meer tot gevolg dat de betrokken statutaire personeelsleden recht hebben op de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Het wordt evenwel gepreciseerd dat het voorgestelde besluit geenszins de toepasselijke regels inzake overlevingspensioenen wijzigt, en in het bijzonder artikel 5 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen ("Wet Mainil"), gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991.
Paragraaf 2 bepaalt dat deze toelage op dezelfde wijze wordt berekend als het rustpensioen, onder voorbehoud van volgende preciseringen. Het aantal dienstjaren wordt berekend alsof de betrokkene tot zijn zestigste in zijn graad in dienst was gebleven. In geval van diensten met onvolledige opdracht, worden deze diensten vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht. Bovendien wordt voor elk der jaren tussen de effectieve vertrekdatum en de zestigste verjaardag de wedde geprojecteerd. Hierbij worden de normale weddeverhogingen in aanmerking genomen zoals voor een actief personeelslid met evaluatievermelding 3, de toepasselijke indexaties en perequaties inbegrepen (inzonderheid met toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld).
Paragraaf 3 heeft tot doel aan de personen die een verlof vóór pensioen nemen, tot op hun zestigste verjaardag een minimumtoelage gelijk aan 75 % van hun laatste activiteitswedde te waarborgen.
Daarnaast mag de periodieke toelage niet minder bedragen dan het minimumpensioen zoals bepaald in de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.
Wat de opmerking van de Raad van State betreft over 1, wordt verduidelijkt dat de maand die de vertrekdatum voorafgaat, de kalendermaand is die deze datum voorafgaat. Indien de vertrekdatum niet overeenstemt met de eerste dag van de maand en indien de zestigste verjaardag van het betrokken personeelslid in dezelfde kalendermaand valt, heeft dit personeelslid recht op de periodieke toelage voor de periode tussen de vertrekdatum en de laatste dag van de maand.
Artikel 7 Artikel 7 laat de statutaire personeelsleden toe die in verlof vóór pensioen zijn om beroepsactiviteiten uit te oefenen buiten Belgacom mits voorafgaande aanmelding bij Belgacom. Indien de betreffende inkomsten nochtans de cumulbeperkingen te boven gaan die zijn bepaald in de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, dan wordt de periodieke toelage evenredig verminderd of geschorst al naargelang de betreffende drempel wordt overschreden met minder dan 15 % dan wel met 15 % of meer.
Artikel 8 Dit artikel bepaalt dat de statutaire personeelsleden die een verlof vóór pensioen nemen ambtshalve van een rustpensioen op de leeftijd van 60 jaar genieten met toepassing van Titel III van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, mits gelijkaardige aanpassing als deze aangebracht door artikel 6, 2.
De aanvraag tot verlof vóór pensioen geldt eveneens als aanvraag tot ambtshalve pensionering.
Artikel 9 Artikel 9, 1, kent aan de statutaire personeelsleden van Belgacom die een verlof vóór pensioen nemen, naast de voorziene periodieke toelage, eveneens een éénmalige premie toe ten bedrage van de helft van de laatste activiteitswedde op jaarbasis.
Deze premie is een vergoeding bedoeld in artikel 31, lid 2, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en is dus in hoofde van de begunstigde belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van zijn belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin hij een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad, overeenkomstig artikel 171, 5°, van hetzelfde Wetboek.
Overigens heeft Belgacom er zich toe verbonden om aan de betrokken statutaire personeelsleden een brutobedrag te betalen dat resulteert in het netto- bedrag van de premie bepaald in het sociaal akkoord.
Artikel 9, 2, kent dezelfde premie toe aan de statutaire personeelsleden die een aanvraag tot onmiddellijk pensioen indienen tussen 5 en 31 mei 1997 teneinde dit pensioen te nemen op een door de raad van bestuur van Belgacom bepaalde datum tussen 1 juli 1997 en 1 januari 1999, en die bovendien aan bepaalde leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden voldoen.
Artikel 10 Artikel 10 bevestigt dat Belgacom instaat voor de financiering van de lasten ingevolge de periodieke toelage en premie bepaald in dit besluit.
De betaling zal geschieden via het pensioenfonds van Belgacom.
Er wordt voorgesteld dat U de nodige maatregelen zou nemen teneinde te verzekeren dat deze bijkomende verplichtingen van het pensioenfonds het voorwerp uitmaken van een afzonderlijk financieringsplan, zonder dat dit afbreuk doet aan het financieringsplan van de pensioenverplichtingen.
Artikel 11 Artikel 11 brengt bepaalde formele wijzigingen aan in artikel 5 van voornoemd koninklijk besluit van 3 april 1997 en handhaaft de verschillende referentieperiode die daarin is bepaald, voor de toepassing van dit besluit.
Artikel 12 Er wordt voorgesteld dat dit besluit uitwerking heeft met ingang van 30 april 1997.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, negende Kamer, op 5 mei 1997, door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaande aan de pensionering voor bepaalde statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom, genomen met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie", heeft op 12 mei 1997, het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich bepaald tot de volgende opmerkingen : Algemene opmerking Het ontworpen besluit strekt tot de invoering van een bijzondere regeling van "verlof voorafgaande aan de pensionering" ten behoeve van de statutaire personeelsleden van Belgacom die op 1 juli 1997 vijftig jaar zijn of ouder.
De beoogde regeling bevat verschillende voordelen op fiscaal en sociaal vlak.
Zij voorziet onder meer in de uitkering van een periodieke toelage die gelijkgesteld wordt met het rustpensioen en van een vertrekpremie.
Dezelfde vertrekpremie zou ook worden toegekend aan de statutaire ambtenaren ouder dan zestig jaar die onder bepaalde voorwaarden vragen om gepensioneerd te worden op een door de raad van bestuur vast te stellen datum die tussen 1 juli 1997 en 1 januari 1999 ligt.
De vraag rijst of die regeling, die afwijkt van de wetsbepalingen inzake het statuut van het personeel van de overheidsbedrijven, alsook van de wetsbepalingen inzake sociale zekerheid en inkomstenbelastingen, door de Koning kan worden ingevoerd krachtens de bevoegdheden die Hem zijn verleend bij de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, waarin de stellers van het ontwerp de rechtsgrond van de beoogde bepalingen menen te vinden.
Artikel 3, 1, 6°, van deze wet verleent de Koning inderdaad machtiging om maatregelen te nemen om "met betrekking tot (...) elke instelling naar Belgisch recht, waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting ervan en de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren, alsmede de controle erop te versterken" en men kan ervan uitgaan dat de beoogde maatregelen vallen onder de in deze bepaling bedoelde categorie.
Deze maatregelen moeten echter, zoals de Raad van State reeds heeft opgemerkt (1), en zoals vereist wordt bij artikel 2, 1, van dezelfde wet, ook bijdragen tot het wegwerken van het overheidstekort en tot de vermindering van de schuld van de gezamenlijke overheden.
Wat dat betreft, zou, afgaande op de ontworpen tekst, op het eerste gezicht het enige rechtstreekse en zekere gevolg van de beoogde maatregelen een daling van de belastingontvangsten en van de bijdragen voor de sociale-zekerheidsstelsels van de werknemers zijn. De vereiste gesteld bij het genoemde artikel 2, 1, van de wet van 1996, zou bijgevolg niet vervuld zijn.
In het verslag aan de Koning staat echter dat de maatregelen "moeten toelaten de noodzakelijke reorganisatie door te voeren in een opbouwend sociaal klimaat en te vermijden om later, ingevolge een verslechtering van de toestand van de onderneming, herstructurerings- of reclasseringemaatregelen te moeten nemen welke significante lasten zouden kunnen meebrengen voor de begroting van de Staat. » De Raad van State kan op basis van zulke uitleg niet nagaan of de maatregelen effectief het resultaat zouden hebben, dat bij de wet van 1996 voor ogen is gesteld..
Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld Op het verzoek om nader uiteen te zetten in welke opzicht de maatregelen daadwerkelijk zouden bijdragen tot een verbetering van de overheidsfinanciën, heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende geantwoord : Le Gouvernement considère que la réalisation, dans un climat de paix sociale, des objectifs de réduction de personnel prévue dans les accords de consolidation stratégique, aura un impact budgétaire favorable dès 97 et ce pour les motifs suivants : l'entreprise se positionne avant l'ouverture du marché au 1/1/98 dans une situation plus concurrentielle conformément aux accords de consolidation stratégique; le plan PTS est pris en charge financièrement par l'entreprise; cette formule évite à l'Etat une charge financière considérable qui résulterait du système de prépension appliqué en cas de restructuration dans le secteur privé (prise en charge des allocations de chômage); l'estimation se chiffre à 3,750 Mios par personne mise en propension; la charge budgétaire, pour l'Etat, de la nouvelle formule mise en place à Belgacom sous forme de diminution de recettes fiscales et de sécurité sociale est limitée à 3 Mias sur 10 ans. Mais pour l'année budgétaire 97, une recette supplémentaire de 377 Mios; le régime statutaire des 6.500 agents concernés est maintenu; compte tenu du caractère statutaire du personnel de Belgacom, un conflit social portant sur une réduction de personnel comporterait un risque élevé de contagion aux autres entreprises publiques et à l'ensemble du secteur public avec les conséquences financières considérables qui en découleraient pour l'Etat. » Uit deze uitleg blijkt dat voor 1997 de enige zekere gevolgen van de beoogde maatregelen op budgettair vlak, bijkomende inkomsten ten bedrage van 377 miljoen frank zijn wellicht afkomstig van de belastingen die betaald moeten worden op de vertrekpremie , maar ook een verlies aan belastingontvangsten en sociale bijdragen, dat geraamd wordt op 3 miljard frank op tien jaar (1).
Bovendien wordt noch in het verslag aan de Koning, noch in het antwoord van de gemachtigde van de minister duidelijk toegelicht welk gunstige effect de strategische versterking van Belgacom en de verhoopte verbetering van haar concurrentiepositie, voornamelijk in het licht van de niet onaanzienlijke kosten die de invoering van de ontworpen bepalingen voor Belgacom zouden meebrengen, voor de financiën van de Staat zouden kunnen hebben.
De Raad van State kan derhalve niet beoordelen of het ontworpen besluit op de aangevoerde rechtsgrond steunt.
De hiernavolgende opmerkingen worden gemaakt onder voorbehoud dat wordt aangetoond dat die rechtsgrond bestaat.
Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Het tweede, het derde en het vierde lid houden geen verband met de rechtsgrond van het ontworpen besluit. Ze behoren te vervallen. 2. In het negende lid, dat het zesde lid wordt, wordt de dringende noodzakelijkheid aangevoerd om binnen drie dagen advies te krijgen.In de adviesaanvraag die bij de Raad van State is ingediend, wordt die als volgt gewettigd : « Dans la perspective de l'ouverture du marché des télécommunications le 1er janvier 1998, Belgacom a élaboré, en dialogue avec les organisations syndicales, un programme de reconversion interne et un programme de départs volontaires anticipés. Un préaccord est intervenu.
L'accord définitif date du 29 avril 1997.
La mise en place du cadre juridique pour la mise en oeuvre du programme de départs volontaires s'impose de toute urgence pour permettre les premiers départs à partir du 1er juillet 1997 et ce, compte tenu des procédures de consultation du personnel prévues par l'accord. » .
Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moet die motivering als dusdanig in de aanhef worden overgenomen. (1) Er kan geen rekening worden gehouden met de lagere kosten waartoe de bepalingen van het ontwerp zouden leiden ten opzichte van de kosten die voortvloeien uit de brugpensioenregeling die van toepassing is op de privé-ondernemingen, aangezien die regeling, bij de huidige stand van de wetgeving, niet op de overheidsbedrijven van toepassing is. Bepalend gedeelte Artikel 2 Aangezien het ontwerp niet voor arbeidscontractanten bedoeld is en teneinde de terminologie van het personeelsstatuut van Belgacom in acht te nemen, moet in de Franse tekst het woord "agents" door de woorden "les membres du personnel statutaire" worden vervangen.
Dezelfde opmerking geldt voor alle artikelen van het ontwerp waarin de uitdrukking "agents de Belgacom" wordt gebruikt.
Artikel 6 1. In paragraaf 1 zou moeten worden verduidelijkt wat onder de woorden "maand voorafgaand aan de vertrekdatum" moet worden verstaan. Gaat het om de maand die aan de maand van de vertrekdatum voorafgaat of om de dertig kalenderdagen die aan die vertrekdatum voorafgaan ? Die vraag kan rijzen wanneer de vertrekdatum niet overeenstemt met de eerste dag van de maand. 2. In paragraaf 3, tweede lid, willen de stellers van het ontwerp de toepassing van de bepaling waarnaar het besluit verwijst, vastleggen, met andere woorden, zij willen artikel 2, 1, eerste lid, c), van het koninklijk besluit nr.206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht toepassen zoals het thans geredigeerd is.
Die werkwijze kan rechtsonzekerheid veroorzaken en is dan ook te ontraden wanneer, zoals in voorkomend geval, de tekst waarnaar wordt verwezen zelf naar andere bepalingen verwijst die niet worden vermeld en die later kunnen worden gewijzigd.
De tekst moet worden herschreven.
Artikel 7 De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de woorden "gewijzigd bij de wet van 19 juni 1996" in paragraaf 1 moeten vervallen.
Dezelfde opmerking geldt, mutatis mutandis, voor artikel 10, eerste lid.
Slotopmerking De ontworpen tekst beantwoordt niet altijd aan de regels van de wetgevingstechniek (1).
Hij moet op dat punt worden herzien.
De kamer was samengesteld uit : De heren : C.-L. Closset, kamervoorzitter;
C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
J. van Compernolle, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.
De griffier, M. Proost.
De voorzitter, C.-L. Closset. 18 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaande aan de pensionering voor bepaalde statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom, genomen met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 3, 1, 6°;
Gelet op de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon, inzonderheid op artikel 22;.
Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 59/6 ingevoegd door de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 20 december 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het akkoord dat op 29 april 1997 werd bereikt in de schoot van het Paritair Comité van Belgacom;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 23 april 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 april 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het vooruitzicht van de opening van de telecommunicatiemarkt op 1 januari 1998, Belgacom, in samenspraak met de vakorganisaties, een intern reconversieprogramma en een programma voor vervroegd vrijwillig vertrek heeft uitgewerkt; dat een voorakkoord werd bereikt en dat het definitieve akkoord dateert van 29 april 1997;
Dat de regeling van het juridisch kader voor de uitvoering van het programma van vrijwillig vertrek dringend noodzakelijk is om de eerste vertrekken toe te laten vanaf 1 juli 1997, en dit rekening houdend met de procedures voor raadpleging van het personeel zoals voorzien in het akkoord;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 23 mei 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3bis, 1;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel en Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : "Belgacom" : de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom; de "periodieke toelage" : de toelage bedoeld in artikel 6 van dit besluit; het "verlof vóór pensioen" : het verlof voorafgaand aan de pensionering toegekend overeenkomstig dit besluit; de "vertrekdatum" : de datum waarop het verlof vóór pensioen of, in voorkomend geval, het onmiddellijk pensioen ingaat.
Art. 2.De statutaire personeelsleden van Belgacom die voldoen aan de in artikel 3 bepaalde voorwaarden, kunnen op hun verzoek een verlof vóór pensioen nemen op een door de raad van bestuur van Belgacom vast te stellen datum tussen ten vroegste 1 juli 1997 en ten laatste 1 januari 1999, volgens de nadere regels bepaald in dit besluit.
Art. 3.Om vóór verlof voor pensioen in aanmerking te komen, dient het personeelslid aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° geboren zijn ten vroegste op 1 juli l937 en ten laatste op 1 juli 1947;2° statutair personeelslid van Belgacom zijn op de vertrekdatum;3° op 1 juli 1997 ten minste 20 dienstjaren hebben vervuld die aanspraak verlenen op pensioen.
Art. 4.De aanvraag tot verlof vóór pensioen moet door het betrokken statutair personeelslid worden ingediend tussen 5 mei 1997 en 31 mei 1997. De aanvraag is onherroepelijk en dient te worden gedaan op de wijze voorgeschreven door de raad van bestuur van Belgacom.
Art. 5.Binnen de in artikel 2 aangegeven periode stelt de raad van bestuur van Belgacom, volgens de noodwendigheden van de dienst, de vertrekdatum vast per functie. Deze datum wordt aan de personeelsleden die de bedoelde functie hebben, uiterlijk op 5 mei 1997 bekendgemaakt.
Bovendien kan de raad van bestuur van Belgacom, voor zover de goede werking van de dienst hierdoor niet wordt geschaad, de in het eerste lid bedoelde vertrekdatum in individuele gevallen vervroegen, op verzoek van het betrokken personeelslid en met diens instemming, zonder dat deze datum kan voorafgaan aan 1 juli 1997.
Art. 6.1. Aan de statutaire personeelsleden van Belgacom die een verlof vóór pensioen nemen en die in de loop van de kalendermaand voorafgaand aan de vertrekdatum de leeftijd van 60 jaar niet hebben bereikt, wordt een periodieke toelage toegekend die, voor de toepassing van de bepalingen inzake inkomstenbelastingen en sociale zekerheid en van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt gelijkgesteld met het rustpensioen. 2. De periodieke toelage wordt berekend volgens de regels toepasselijk op de berekening van het rustpensioen, evenwel rekening houdend met de wedde die het betrokken statutair personeelslid zou genoten hebben indien hij effectief in dienst was gebleven in zijn graad tot de laatste dag van de maand van zijn zestigste verjaardag en hij gedurende deze periode diensten had gepresteerd waarvan de omvang gelijk is aan die in de maand voorafgaand aan het vertrek.Het aantal in aanmerking te nemen dienstjaren wordt vastgesteld alsof het statutair personeelslid effectief zijn loopbaan in zijn graad had voortgezet tot die datum. 3. De periodieke toelage mag niet minder bedragen dan 75 % van de laatste activiteitswedde vóór de vertrekdatum, noch dan het gewaarborgd minimumbedrag bepaald, volgens de hoedanigheid van de rechthebbende, in artikel 120 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen. In geval van diensten met onvolledige opdracht, moet het percentage van 75 % bepaald in het eerste lid vermenigvuldigd worden met de verhouding die bestaat tussen enerzijds de duur van het geheel van de diensten die in aanmerking komen voor het pensioen krachtens de wetgeving die van toepassing is op de berekening van de pensioenen van de statutaire personeelsleden die onvolledige prestaties hebben geleverd, en anderzijds de niet verminderde duur van deze zelfde diensten.
Art. 7.1. De statutaire personeelsleden die een verlof vóór pensioen nemen overeenkomstig dit besluit, mogen, mits voorafgaande aanmelding bij Belgacom, andere beroepsactiviteiten uitoefenen, met dien verstande dat, indien de betreffende inkomsten de grenzen inzake cumulatie overschrijden bepaald door de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, de periodieke toelage wordt verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen. 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.
Art. 8.De statutaire personeelsleden die een verlof vóór pensioen nemen overeenkomstig dit besluit, genieten ambtshalve van een rustpensioen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op hun zestigste verjaardag.
Voor de berekening van het pensioen bedoeld in het eerste lid, worden, in voorkomend geval, het aantal in aanmerking te nemen dienstjaren en het gemiddeld vijfjarig loon vastgesteld alsof het statutair personeelslid zijn loopbaan in zijn graad van vertrek had voortgezet tot de laatste dag van de maand van zijn zestigste verjaardag en gedurende deze periode diensten had gepresteerd waarvan de omvang gelijk is aan die in de maand voorafgaand aan het vertrek.
Art. 9.1. Aan de statutaire personeelsleden die overeenkomstig dit besluit een verlof vóór pensioen nemen, wordt bij gelegenheid van dit verlof en op de vertrekdatum, een premie toegekend bepaald op de helft van de laatste activiteitswedde op jaarbasis vóór de vertrekdatum. 2. Dezelfde premie wordt toegekend, op de vertrekdatum, aan de statutaire personeelsleden van Belgacom die hun onmiddellijk pensioen nemen tussen ten vroegste 1 juli 1997 en ten laatste 1 januari 1999, voor zover : 1° zij op 1 juli 1997 een minimum van 20 dienstjaren hebben vervuld die aanspraak verlenen op pensioen, en zij in de maand voorafgaand aan de vertrekdatum de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt;2° zij hun aanvraag tot onmiddellijk pensioen tussen 5 mei 1997 en 31 mei 1997 hebben ingediend op de wijze bepaald door de raad van bestuur van Belgacom overeenkomstig artikel 4;en 3° hun pensioen ingaat op de datum vastgesteld door de raad van bestuur van Belgacom overeenkomstig artikel 5.
Art. 10.De periodieke toelagen bedoeld in artikel 6 en de premies bedoeld in artikel 9 worden gefinancierd door Belgacom en uitbetaald door het pensioenfonds opgericht krachtens artikel 59/6 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, onverminderd de verplichting van Belgacom om de bijkomende verplichtingen te dekken die voor het pensioenfonds voortvloeien uit de toepassing van artikel 8.
De Koning neemt de nodige maatregelen ten einde te verzekeren dat de periodieke toelagen en premies bedoeld in het eerste lid het voorwerp uitmaken van een afzonderlijk financieringsplan, zonder dat dit afbreuk doet aan het financieringsplan van de pensioenverplichtingen.
Art. 11.1. In artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige personeelsleden van Belgacom aan de federale overheid met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 betreffende het realiseren van de budgettaire voorwaarden van de deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "stelsel van vervroegd pensioen" vervangen door de woorden "stelsel van verlof voorafgaand aan de pensionering of van onmiddellijk pensioen overeenkomstig artikel 9, 2, van het koninklijk besluit van 18 juni 1997 tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaande aan de pensionering voor bepaalde statutaire personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht Belgacom, genomen met toepassing van artikel 3, 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie";2° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : "en, wat het personeel overgedragen van de "Radio Maritieme Dienst" betreft, van de Minister die bevoegd is voor landsverdediging";3° het derde lid wordt opgeheven.2. Voor de toepassing van dit besluit op de statutaire personeelsleden bedoeld in artikel 5 van het voornoemd besluit van 3 april 1997, wordt de periode van 1 juli 1997 tot 1 januari 1999 bedoeld in artikel 2 en 9, 2, vervangen door de periode van 1 april 1998 tot 31 maart 1999. De Koning bepaalt de bijzondere regels voor de toepassing van deze paragraaf.
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 30 april 1997.
Art. 13.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel en Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juni 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA