gepubliceerd op 27 februari 2004
Koninklijk besluit tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
18 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
VERSLAG AAN DE KONING, Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit wijzigt de artikelen 78 en 110 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken en de artikelen 65 en 98 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, inzake onverenigbaarheden en nazicht van de blijkbaar abnormale prijzen. Via dit ontwerp worden ook de regels die de gunning van de opdrachten via elektronische middelen mogelijk maken, opgenomen in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Deze regels betreffen eveneens de overbrenging via dezelfde middelen die een aanvulling vormen op die welke tot op heden zijn toegelaten, de aan de aanbestedende overheid verzonden of overhandigde brief en, indien toegestaan, de telefax en andere snelle communicatietechnieken.
Artikels 1 en 2 - De genoemde artikels 78 en 65 zijn gebaseerd op een gelijkaardige bepaling die vroeger voorkwam in artikel 50, § 2, van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Deze bepaling werd uitgebreid tot de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten.
Rekening houdend met de ervaring die voortvloeit uit de toepassing van de nieuwe regelgeving sinds 1 mei 1997, werden die bepalingen een eerste maal herwerkt in het koninklijk besluit van 25 maart 1999. De bedoeling hiervan was enerzijds sommige punten toe te lichten en er anderzijds enkele versoepelingen in aan te brengen, zonder dat de nagestreefde doelstelling, het behoud van een eerlijke concurrentie, in het gedrang komt. De tekst bleek namelijk vragen op te roepen, met name wat de voorbereiding van een opdracht betreft. In de in 1999 gewijzigde tekst wordt bepaald dat er onverenigbaarheid is voor elke persoon die belast werd met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van een opdracht. Deze bepaling heeft niet enkel betrekking op de aannemer, maar ook op elke persoon die heeft deelgenomen aan de studie, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van onderaannemer, alsook op elke persoon die kosteloos prestaties heeft verricht.
Volgens het Verslag aan de Koning gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, betreft de studie van een opdracht normaal gezien immers de verrichtingen inzake ontwerp en uitwerking van het bestek, wat tot gevolg heeft dat een persoon die dit gedeelte van een opdracht op zich nam, geen offerte mag indienen.
Een opdracht inzake onderzoek, proeven of ontwikkeling van werken, leveringen of diensten kan eveneens, volgens dit Verslag aan de Koning, een voordeel bezorgen aan degene die ermee belast was, zodat de concurrentie vervalst wordt indien hij deelneemt aan een latere opdracht die nauw verband houdt met deze opdracht. Deze opdracht moet evenwel rechtstreeks verbonden zijn aan de betrokken opdracht. Zo zal een architect als aannemer van een opdracht voor aanneming van diensten inzake de uitwerking van een streekplan van een te renoveren stadswijk, niet getroffen worden door onverenigbaarheid voor de opdrachten inzake architectuurdiensten wat de werken betreft die zich in deze wijk bevinden.
Paragraaf 3 werd eveneens in vrij belangrijke mate herwerkt omdat uit de ervaring gebleken was dat de hypothesen die een afwijking van het in de §§ 1 en 2 bedoelde voorschrift inzake onverenigbaarheid mogelijk maken, moesten worden uitgebreid. Zo werden in 2° de gevallen opgenomen waarbij de gunning van de opdracht bij onderhandelingsprocedure als bedoeld in de artikels 17, § 2, en 39, § 2, van de wet mogelijk is. Vroeger werd enkel het geval van de onderhandelingsprocedure in het kader van de prijsvraag voor ontwerpen vermeld, en dat bleek te beperkend. Het is inderdaad zo dat in de meeste hypothesen vermeld in de artikels 17, § 2, en 39, § 2, die het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking toelaten, ofwel een noodzakelijk verband bestaat met vroegere verrichtingen zoals bijvoorbeeld in geval van aanvullende opdrachten, ofwel een materiële onmogelijkheid bestaat wanneer de aanbestedende overheid bijvoorbeeld een beroep moet doen op een welbepaalde onderneming of geconfronteerd wordt met een geval van dringende noodzakelijkheid ingevolge onvoorzienbare omstandigheden. Zo werd ook een zekere soepelheid ingebouwd voor opdrachten met een betrekkelijk geringe waarde, bedoeld in de artikels 17, § 2, 1°, a, en 39, § 2, 1°, a, van de wet, die volgen op een voorafgaande studie die zelf slechts een beperkt percentage van dat bedrag uitmaakt.
Aangezien de gevallen die de onderhandelingsprocedure rechtvaardigen, strikt moeten worden geïnterpreteerd, werd in herinnering gebracht dat de aanbestedende overheid evenwel geen misbruik mag maken van het gebruik van deze procedure door bijvoorbeeld systematisch te verwijzen naar artikel 17, § 2, 1°, f, of naar artikel 39, § 2, 1°, e, om de regel van de onverenigbaarheid te omzeilen. Dit geval beoogt meer bepaald de diensten die, wegens hun specifieke aard op technisch of artistiek gebied of op het gebied van de bescherming van de exclusieve rechten, slechts kunnen worden toevertrouwd aan een bepaalde dienstverlener. Artikel 14 van de algemene aannemingsvoorwaarden legt de aanbestedende overheid evenwel de verplichting op om het gebruik van de resultaten van de intellectuele prestaties door haarzelf of door een derde nauwkeurig vast te leggen in het bestek. Hieruit vloeit voort dat het geval bedoeld in artikel 17, § 2, 1°, f, of in artikel 39, § 2, 1°, e, slechts kan worden ingeroepen wanneer rekening wordt gehouden met de toepassing van deze laatste bepaling.
Naast formele aanpassingen in § 2, hebben de wijzigingen aangebracht door dit besluit vooral betrekking op § 1 van de artikels 78 en 65. In die bepaling werd tot nu toe het onweerlegbaar vermoeden ingesteld van het bestaan van een voordeel dat de normale spelregels van de mededinging vervalst bij de natuurlijke of rechtspersoon die belast werd met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van werken, leveringen of diensten.
Een betrekkelijk vermoeden werd daarentegen vastgesteld bij de verbonden ondernemingen als bedoeld in § 2, omdat die kunnen aantonen dat ze geen voordeel genieten dat van dien aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
Na een nieuw onderzoek van de problematiek door de Commissie voor de overheidsopdrachten, heeft deze laatste voorgesteld het stelsel dat van toepassing is op § 1 van de genoemde artikels 78 en 65 te versoepelen door het onweerlegbaar vermoeden dat erin voorkomt te schrappen.
Voortaan bepaalt de tekst inderdaad dat de aanbestedende overheid verplicht is de aanvraag tot deelneming of de offerte ingediend voor een overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten af te wijzen indien de kandidaat of inschrijver belast werd met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van die werken, leveringen of diensten en die persoon wegens die verrichtingen een voordeel geniet dat van dien aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
Het zal waarschijnlijk vaak noodzakelijk zijn te besluiten dat dit het geval is wanneer die persoon werd belast met de uitwerking van het bestek en de plannen en nauwkeurige technische of architecturale richtsnoeren heeft vastgelegd waarmee hij het meest vertrouwd is. Dit zal daarentegen normaal niet het geval zijn wanneer de eerste verrichting bijvoorbeeld tot doel had algemene functionele voorschriften vast te leggen die in overweging kunnen worden genomen door de meeste concurrenten die in staat zijn een dergelijke opdracht uit te voeren.
Vooraleer daarover een gemotiveerde beslissing te nemen, moet de aanbestedende overheid de betrokken kandidaat of inschrijver voortaan echter per aangetekende brief vragen de schriftelijke verantwoordingen te bezorgen waarmee ze kan aantonen dat laatstgenoemde geen dergelijk voordeel geniet. Behalve wanneer een langere termijn werd toegestaan, moeten deze verantwoordingen binnen twaalf kalenderdagen worden overgemaakt, te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aangetekende brief.
Deze vormvereiste moet evenwel niet worden vervuld wanneer de kandidaat of inschrijver deze verantwoordingen reeds op eigen initiatief bij zijn aanvraag tot deelneming of zijn offerte heeft gevoegd.
De tekst verduidelijkt eveneens dat het de betrokken kandidaat of inschrijver is die het bewijs van de verzending van de verantwoordingen moet leveren. Een aangetekende zending wordt dus aanbevolen.
Paragraaf 2 van dezelfde artikels werd herzien, teneinde rekening te houden met de aanpassingen in § 1. De regels voor de gevraagde verantwoordingen werden afgestemd op die in § 1.
Bovendien werd het opschrift van hoofdstuk IV van titel III van de koninklijke besluiten van 8 en 10 januari 1996 aangepast. De titel « toegangsverbod tot bepaalde opdrachten » stemt beter overeen met de inhoud van het hoofdstuk dan het woord « onverenigbaarheden ».
Art. 3.- Via dit artikel worden de artikels 81bis tot 81quinquies die een nieuwe titel IIIbis vormen, ingevoegd in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken.
Deze vier artikels betreffen de definities en de voorwaarden voor het gebruik van de elektronische middelen niet enkel voor de toepassing van deze titel maar ook voor het geheel van het koninklijk besluit.
In artikel 81bis wordt een definitie opgenomen van het schriftelijke stuk dat niet enkel informatie op een papieren gegevensdrager bevat, maar ook via elektronische middelen opgestelde informatie. Hieruit vloeit voort dat deze twee documenten voortaan op dezelfde wijze worden behandeld. De definitie wordt aangevuld met een bepaling die de verzendingsmodaliteiten van een met elektronische middelen opgesteld document verduidelijkt. Een dergelijk document kan per brief of per bode worden verzonden wanneer het bijvoorbeeld op CD-ROM werd opgesteld of via elektronische middelen, eventueel met behulp van het internet, worden overgemaakt.
Vervolgens wordt een definitie gegeven van wat onder elektronische middelen moet worden verstaan.
Bij aanbesteding en offerteaanvraag alsook bij onderhandelingsprocedure met bekendmaking, vormen deze definities een absoluut noodzakelijke voorwaarde, enerzijds, voor het opstellen van offertes via elektronische middelen en, anderzijds, voor de verzending via dezelfde middelen van de aldus opgestelde offertes. Deze maatregel volstaat echter niet als dusdanig, aangezien de indiening van kandidaturen of offertes waarbij respectievelijk de kandidaten of inschrijvers zich via elektronische middelen verbinden, alsook de gunning van de opdracht via dezelfde middelen het gebruik van een geavanceerde elektronische handtekening veronderstellen die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat, zoals verstrekt door een dienstverlener die het certificaat voor echt verklaart, en werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening.
Artikel 81ter behandelt derhalve de voorwaarden waaraan de elektronische middelen moeten voldoen : - volgens punt 1, moet de handtekening een geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat zijn, zoals bedoeld in de richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor de elektronische handtekeningen en zoals bedoeld in de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Hieruit vloeit voort dat een kandidatuur of offerte die werd ondertekend via een anoniem certificaat, moet worden verworpen. De geavanceerde elektronische handtekening garandeert o.a. niet enkel de authenticiteit van de handtekening zelf maar ook de integriteit van de inhoud. Zij laat immers perfect toe na te gaan of de offerte werd geopend of gewijzigd.
Eén van de voorwaarden is dat de handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening. Volgens bijlage III van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, die richtlijn 1999/93/EG omzet, moet een dergelijk middel ten minste waarborgen, via passende technieken en procedures, dat : a. de gebruikte gegevens voor het aanmaken van een handtekening in de praktijk slechts éénmaal kunnen voorkomen en dat de vertrouwelijkheid ervan op redelijke wijze verzekerd is;b. men redelijke zekerheid heeft dat de gebruikte gegevens voor het aanmaken van de handtekening niet door deductie kunnen worden achterhaald en dat de handtekening met de momenteel beschikbare technische middelen beschermd is tegen vervalsing;c. de voor het aanmaken van de handtekening gebruikte gegevens door de legitieme ondertekenaar op betrouwbare wijze kunnen worden beschermd tegen het gebruik door anderen. Bovendien mogen de veilige middelen voor het aanmaken van een handtekening noch de te ondertekenen gegevens wijzigen noch verhinderen dat die gegevens vóór het ondertekeningsproces aan de ondertekenaar worden voorgelegd.
De bepalingen van de richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt, zijn ook van toepassing op de verzending via elektronische middelen.
Op nationaal niveau wordt bovendien, bij de wet van 20 oktober 2000, het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure ingevoerd.
Wat de in artikel 81ter opgesomde voorwaarden betreft, is enkel deze voorwaarde, alsook die betreffende de automatische vaststelling van het precieze tijdstip van ontvangst, de gewaarborgde integriteit van de inhoud van de verzending en betreffende de te nemen maatregelen in geval van ontdekking van een computervirus tegelijk van toepassing op de kandidaten of inschrijvers, alsook op de aanbestedende overheid. De overige voorwaarden zijn enkel van toepassing op de aanbestedende overheid; - volgens punt 2 moet, wanneer een verzending via elektronische middelen gebeurt, het tijdstip van ontvangst van het document kunnen worden bewezen door overlegging van een ontvangstbewijs dat automatisch door de bestemmeling aan de afzender wordt verstrekt. De tekst verduidelijkt dat deze bepaling enkel van toepassing is op de verzendingen via elektronische middelen. Het is immers mogelijk dat een schriftelijk stuk wordt opgesteld via elektronische middelen en via andere middelen, zoals een CD-ROM, wordt verzonden. In dit geval zijn de regels voor de verzending per brief of per bode van toepassing.
Op technisch niveau mogen de automatisch verzonden ontvangstbewijzen enkel de datum en het uur van ontvangst vermelden, alsook een refertenummer en het aantal elementen waaruit het bericht bestaat, m.a.w. het aantal attachments. Het is niet nodig een kopie van het ontvangen bericht toe te voegen als attachment; - volgens punt 3 moet de integriteit van de inhoud van de verzending worden gewaarborgd. Zoals hierboven werd opgemerkt, is deze bepaling niet enkel van toepassing op de aanbestedende overheid, maar ook op de kandidaten of inschrijvers. Hieruit vloeit voort dat een kandidatuur of offerte die een macro-opdracht bevat die de inhoud van het document kan wijzigen, als onregelmatig zal worden beschouwd. Macro-opdrachten die de inhoud van het document niet kunnen wijzigen, zijn daarentegen toegestaan; - volgens de punten 4 en 5 wordt, wanneer de inhoud van de inlichtingen die via elektronische middelen worden verzonden, vertrouwelijk is, wat zowel het geval is voor een aanvraag tot deelneming als voor een offerte, het vertrouwelijke karakter gewaarborgd door een systeem dat redelijkerwijs verzekert dat de overgemaakte gegevens voor niemand toegankelijk zijn vóór de uiterste datum en dat elke inbreuk zal worden opgespoord. Het is de bedoeling om via deze vereiste een waarborg te verlenen die minstens gelijkwaardig is aan die geboden door de vormvereiste van de definitief gesloten omslag en de verzending onder gewone of dubbele omslag in geval van overhandiging door een bode of verzending per brief; - volgens de punten 6 en 7 mogen enkel de gemachtigde personen en handelen in naam van de aanbestedende overheid, de data van opening van de voorgelegde gegevens vastleggen of wijzigen en kunnen ze, wanneer ze gelijktijdig optreden, toegang verlenen tot deze gegevens na de vastgelegde datum en het vastgelegde uur. Dit gelijktijdige optreden heeft betrekking op het stadium van de opening van de kandidaturen of offertes. Deze bepalingen zijn daarentegen niet van toepassing op het onderzoek van de elektronische kandidaturen of offertes en evenmin op de stadia inzake de procedure en de interne controles bij de aanbestedende overheid; - volgens punt 8 zijn die vertrouwelijke gegevens, zowel in het geval van een aanvraag tot deelneming als van een offerte, na de opening ervan alleen toegankelijk voor de tot inzage gemachtigde personen; - volgens punt 9 mogen de te gebruiken hulpmiddelen niet discriminerend zijn. Ze moeten beschikbaar zijn voor alle betrokkenen.
Naar gelang van het geval, worden zij beschreven in de aankondiging van opdracht of in het bestek. Derhalve worden kandidaturen of offertes die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen die aan deze voorwaarden voldoen, als onregelmatig beschouwd. - volgens punt 10 is het mogelijk dat de door de bestemmeling ontvangen versie van een met elektronische middelen opgesteld schriftelijk stuk niet wordt gelezen wanneer er een computervirus in wordt ontdekt. In dat geval wordt het document als niet ontvangen beschouwd en wordt de afzender van het schriftelijke stuk hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. De bestemmeling kan eveneens beslissen het geïnfecteerde document te aanvaarden, indien hij meent het zonder risico te kunnen desinfecteren, teneinde niet enkel zijn computersysteem, maar ook de integriteit van dat document te vrijwaren. De bestemmeling die een dergelijke verrichting overweegt, moet zich ervan vergewissen dat die de inhoud van het document niet zal wijzigen. De bevoegde overheid is verantwoordelijk voor de eindbeslissing en moet erop toezien dat het gelijkheidsbeginsel wordt nageleefd.
Indien het document een aanvraag tot deelneming of een offerte is, is de aanpak van de kennisgeving evenwel anders. De aanvraag tot deelneming of de offerte wordt hier geacht te zijn ontvangen maar kan niet worden gelezen noch behandeld door de aanbestedende overheid dan door ze als onregelmatig te beschouwen. Het toewijzings- of selectieverslag moet de verwerping motiveren. Wanneer het ontvangstsysteem van de offertes de infectie ontdekt vóór de uiterste ontvangstdatum, mag de aanbestedende overheid de kandidaat of inschrijver hiervan niet in kennis stellen vóór deze uiterste datum.
De betrokken kandidaten of inschrijvers mogen immers niet de kans krijgen om alsnog een schriftelijk stuk in te dienen dat aan de voorschriften voldoet en hun kandidatuur of offerte te regulariseren, aangezien de gelijke behandeling van de concurrenten die een papieren gegevensdrager of klassieke transmissietechnieken gebruiken, hierdoor in het gedrang zou komen. Indien de aanbestedende overheid zou beslissen een geïnfecteerde offerte te aanvaarden die niet zou zijn geopend tijdens de openingszitting van de offertes, is artikel 106, 4°, van toepassing.
Wanneer een virus wordt ontdekt, moet de bestemmeling nagaan of deze infectie afkomstig is van de door de afzender overgemaakte versie of plaatsvond in een later stadium, buiten de verantwoordelijkheid van de afzender.
De Staatssecretaris voor de Informatisering van de Staat wordt ermee gelast, in lijn met de Europese richtlijnen terzake, voor de federale diensten algemene standaarden en minimale normen uit te vaardigen met het oog op het garanderen van de door artikel 81ter, 1° tot 10° vereiste waarborgen waaraan de invoering van elektronische middelen in de gunningsprocedure dient te voldoen.
De Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie die onder de bevoegdheid van de Staatssecretaris valt, is er immers mee belast normen, standaarden en basisarchitectuur te ontwikkelen met het oog op een efficiënte inzet van informatie- en communicatietechnologie. Uiteraard kunnen andere aanbestedende overheidsniveaus bij de opstelling van hun minimale normen ter waarborging van de in artikel 81ter gestelde garanties zich inspireren op de ervaringen en deskundigheid van het federale ICT-expertisecentrum.
Artikel 81quater behandelt de gevallen waarbij elektronische middelen mogen worden gebruikt.
Paragraaf 1 van artikel 81quater gaat uit van het basisprincipe dat de aanbestedende overheid de kandidaten of inschrijvers niet mag verplichten elektronische middelen te gebruiken in ongeacht welk stadium van de procedure en dat elke andersluidende bepaling in de aankondiging of in het bestek voor niet geschreven wordt gehouden.
Het tweede lid van dezelfde paragraaf van artikel 81quater staat de aanbestedende overheid daarentegen toe, indien ze offertes of aanvragen tot deelneming kan ontvangen via elektronische middelen die aan de voorwaarden van artikel 81ter voldoen, het gebruik van deze middelen mogelijk te maken voor de uitwerking of verzending van deze documenten, wat ze dan moet verduidelijken in de aankondiging of in het bestek. Men kan er immers van uitgaan dat sommige aanbestedende overheden en de kleine en middelgrote ondernemingen, tijdens een overgangsfase, niet zullen beschikken over de nodige draagkracht om elektronische middelen te gebruiken, temeer daar deze nieuwe communicatietechniek veronderstelt dat de hierboven opgesomde voorwaarden worden nageleefd. Derhalve zullen de verschillende toegelaten communicatietechnieken gedurende meerdere jaren naast elkaar bestaan.
Het derde lid van deze paragraaf behandelt het geval van de kandidaturen of offertes die gedeeltelijk via elektronische middelen en gedeeltelijk op papier zijn opgesteld. Zelfs indien de aanbestedende overheid het gebruik van elektronische middelen toestaat, is het mogelijk dat bepaalde documenten of plannen enkel op papier beschikbaar zijn. De verzending ervan moet kunnen plaatsvinden onder deze vorm.
Het laatste lid van deze paragraaf betreft de doorgestuurde mededelingen die geen aanvragen tot deelneming noch offertes zijn. Het biedt de kandidaat of inschrijver en de aanbestedende overheid de mogelijkheid om in een schriftelijk stuk overeen te komen dat zij hun documenten via elektronische middelen mogen opstellen of verzenden en dit in ongeacht welk stadium van de procedure na ontvangst van de aanvragen tot deelneming of van de offertes.
De overeenkomst moet de modaliteiten verduidelijken zoals de aanvaarde formaten en, in voorkomend geval, de transmissietechnieken alsook de elektronische adressen die voor een geldige kennisgeving kunnen worden gebruikt.
Elk document dat met elektronische middelen werd opgesteld of verzonden, moet worden ondertekend overeenkomstig artikel 81ter, 1°.
Het koninklijk besluit van 8 januari 1996 bevat verschillende bepalingen waaruit blijkt dat een verzending moet of kan plaatsvinden via telegram, telex of telefax. Paragraaf 2 van artikel 81quater verduidelijkt dat in deze gevallen ook gebruik kan worden gemaakt van andere elektronische middelen zoals e-mail, aangezien ze dezelfde transmissiesnelheid bieden. Dit kan echter enkel op voorwaarde dat de kandidaat of inschrijver en de aanbestedende overheid dit overeengekomen zijn overeenkomstig paragraaf 1 van artikel 81quater.
Op die manier wordt een verschillende behandeling ingevoerd tussen, enerzijds, de traditionele elektronische middelen zoals de telegram, telex of telefax en, anderzijds, de nieuwe elektronische middelen zoals de e-mail. Als reden voor dit onderscheid wordt ingeroepen dat bepaalde ondernemingen het interne gegevensverkeer via deze nieuwe middelen minder goed onder controle hebben.
In dat geval zijn er twee mogelijkheden : - ofwel beantwoordt de verzending via elektronische middelen niet aan de vereisten bedoeld in artikel 81ter. In dit geval moet de verzending per brief worden bevestigd, zoals bepaald in de reglementering; - ofwel beantwoordt deze verzending wel aan de vereisten bedoeld in artikel 81ter en moet, in dit geval, geen enkele bijkomende bevestiging worden verzonden.
Andere bepalingen van hetzelfde besluit verduidelijken dat een verzending moet plaatsvinden of bevestigd worden per aangetekende brief. In deze gevallen wordt voortaan in paragraaf 2 bepaald dat deze verzending eveneens kan plaatsvinden via elektronische middelen conform artikel 81ter. Dezelfde basisvoorwaarde is vereist : de kandidaat of inschrijver en de aanbestedende overheid moeten dit schriftelijk overeengekomen zijn.
Artikel 84quinquies voert een nieuwe bepaling in waaruit blijkt dat de kandidaat of inschrijver die zijn kandidatuur of offerte volledig of gedeeltelijk indient via elektronische middelen, aanvaardt dat de gegevens die voortvloeien uit de werking van het ontvangstsysteem van zijn aanvraag tot deelneming of van zijn offerte worden geregistreerd.
Een dergelijke bepaling is vereist, omdat de registratie van de activiteiten (logging) inzake ontvangst van de kandidaturen of offertes absoluut noodzakelijk blijkt te zijn. Artikel 109ter, D, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bepaalt evenwel dat het akkoord van de betrokken personen vereist is op het gebied van telecommunicatie. Via deze bepaling worden ook de voorschriften van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer nageleefd.
Artikel 18 van dit ontwerp brengt dezelfde aanpassingen aan in het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie.
Artikel 4 - Artikel 4 van het koninklijk besluit wijzigt artikel 89 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en verduidelijkt dat de bepalingen betreffende de handtekening, de doorhaling en andere overschrijvingen niet van toepassing zijn wanneer de offerte en de bijlagen ervan digitaal werden ondertekend. De handtekening heeft dan immers betrekking op het volledige document of op ieder gedeelte ervan. Bijgevolg wordt een dergelijke offerte niet als onregelmatig beschouwd.
Artikel 5 - Artikel 94 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 wordt aangevuld met een lid waarin bepaald wordt dat de bepalingen van het eerste lid van dit artikel niet van toepassing zijn wanneer de offerte digitaal werd ondertekend via een certificaat op naam van een rechtspersoon. In dit geval is het immers zo dat : - de volmacht van de natuurlijke persoon die over dit certificaat beschikt, niet bij de kandidatuur of offerte moet worden gevoegd. Deze volmacht werd immers reeds gecontroleerd door de certificerende instantie die dit gekwalificeerd certificaat heeft verstrekt. Deze instantie staat in voor de oprechtheid van de vermeldingen op dit certificaat; - de aanbestedende overheid niet hoeft na te gaan welke natuurlijke persoon over dit certificaat beschikt en evenmin inlichtingen dient in te winnen over diens bevoegdheid; - deze afwijking slechts van toepassing is indien de rechtspersoon enkel een verbintenis aangaat in zijn naam en voor zijn eigen rekening. Indien de rechtspersoon optreedt als gevolmachtigde, moet het mandaat worden toegevoegd; - de aanbestedende overheid daarentegen wel rekening moet houden met de vermeldingen op dit certificaat. Wanneer het via dit certificaat bijvoorbeeld niet mogelijk is om de rechtspersoon aansprakelijk te stellen voor verbintenissen die een bepaald bedrag overschrijden en de waarde van de offerte hoger is dan dit bedrag, moet deze offerte als onregelmatig worden beschouwd.
Artikel 6 - Artikel 104 van het koninklijk besluit wordt onderverdeeld in paragrafen, teneinde de leesbaarheid van de tekst te verhogen.
Artikel 104 houdt rekening met de verschillende mogelijkheden die zich voortaan kunnen voordoen wat de indiening van offertes bij aanbesteding en offerteaanvraag, alsook bij onderhandelingsprocedure met bekendmaking betreft. De offerte kan, zoals vroeger, op papier worden opgesteld. Ze kan eveneens via elektronische middelen worden opgesteld waarbij een verzending via deze middelen niet mogelijk is, zoals bij een CD-ROM. In dat geval moeten de relevante voorwaarden bedoeld in artikel 81ter worden nageleefd. De offertes op papier en de met elektronische middelen opgestelde offertes waarbij een verzending via deze middelen niet mogelijk is, zoals bij een CD-ROM, moeten in een definitief gesloten omslag worden geschoven en als gewoon of aangetekend stuk onder een dubbele omslag per post worden verzonden of overhandigd worden aan de voorzitter voordat deze de vergadering voor geopend verklaart.
Als de via elektronische middelen opgestelde offerte via deze middelen wordt verzonden, moeten deze middelen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 81ter. De offerte moet eveneens bij de voorzitter toekomen voordat deze de vergadering voor geopend verklaart. Dit impliceert dat de voorzitter de ontvangst van de elektronische offertes moet kunnen stopzetten precies op het ogenblik waarop de vergadering voor geopend wordt verklaard, alsook dat de elektronische offertes volledig moeten toekomen op de plaats waar ze moeten worden ingediend en waar het tijdstip van ontvangst moet worden geregistreerd voordat de zitting wordt geopend. Vanaf het ogenblik waarop de voorzitter de vergadering voor geopend verklaart, worden deze offertes ter beschikking gesteld van laatstgenoemde en staan ze uitsluitend onder diens toezicht. Het is dus niet nodig dat ze zich als dusdanig op de harde schijf van de computer bevinden in het lokaal bestemd voor de opening van de offertes. In het kader van overheidsopdrachten voor aanneming van diensten, kan een aanbestedende overheid een derde (betrouwbare derde of « Trusted third party ») er immers toe machtigen om in zijn naam en voor zijn rekening enkele verrichtingen uit te voeren die hij normaal zelf moet uitvoeren, zoals de elektronische ontvangst van de offertes, de tijdsregistratie ervan en het toezicht op de geldigheid van het voorgelegde certificaat.
Voormelde commentaar is mutatis mutandis van toepassing op de wijzigingen die artikel 21 van het ontwerp aanbrengt in artikel 92 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikel 7 - Artikel 105, § 2, 2°, wordt vervolledigd, teneinde te verduidelijken dat in geval van intrekking van een offerte via elektronische middelen conform artikel 81ter, de voorwaarde bepaald in punt 2 - meer bepaald de bevestiging per aangetekende brief, afgegeven bij de post ten laatste de dag die aan de openingszitting van de offertes voorafgaat B niet van toepassing is.
Artikel 8 - De relatief beperkte wijzigingen aangebracht in artikel 106 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 passen de tekst aan, teneinde rekening te houden met het mogelijke gebruik van de elektronische middelen.
In het tweede lid, 1°, wordt de verplichting afgeschaft om vóór de openingszitting een bus met de reeds ontvangen offertes te voorzien, aangezien die geen enkele bijzondere waarborg biedt. De tekst verduidelijkt dat de voorzitter de reeds ontvangen offertes, die werden verzonden zonder gebruik te maken van elektronische middelen, meebrengt. Het betreft hier dus de offertes opgesteld op papier of via elektronische middelen, zoals een CD-ROM, die beantwoorden aan de relevante voorschriften van artikel 81ter en per post, als gewoon of aangetekend stuk, of per bode werden overgemaakt.
Punt 4 van hetzelfde lid wordt aangevuld met een nieuwe regel. Het is de bedoeling een reglementaire oplossing te bieden in de veronderstelling dat het niet mogelijk zou zijn om tijdens de openingszitting alle of sommige van de opgestelde of verzonden offertes te openen die via elektronische middelen werden verzonden en tijdig zijn toegekomen. De opening van de op papier opgestelde offertes levert immers geen technische problemen op. Daarentegen kan de permanente beschikbaarheid van de elektronische middelen niet worden gewaarborgd, meer bepaald bij een internet- of computercrash.
Wanneer deze middelen niet beschikbaar zijn, moet de voorzitter bekendmaken dat de nog niet afgehandelde offertes zullen worden geopend tijdens een latere zitting waarop de aanwezige inschrijvers worden uitgenodigd. Deze opening zal plaatsvinden overeenkomstig de procedure beschreven in artikel 108 van het koninklijk besluit.
Punt 5 van genoemd lid verduidelijkt dat de vormvereiste van de paraaf enkel van toepassing is op de offertes opgesteld op papier. Wat de offertes betreft die met elektronische middelen worden opgesteld overeenkomstig artikel 81ter, moet de voorzitter of een bijzitter een elektronische handtekening plaatsen. Deze vormvereiste waarborgt dat de documenten niet meer door andere documenten kunnen worden vervangen.
Dezelfde commentaar is mutatis mutandis van toepassing op de wijziging die artikel 23 van het ontwerp aanbrengt in artikel 94 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikel 9.- Artikel 108 wordt aangepast teneinde rekening te houden, enerzijds, met het nieuwe geval bedoeld in artikel 106, tweede lid, 4°, dat een tweede openingszitting van de offertes kan rechtvaardigen en, anderzijds, met de herwerking van artikel 104.
Art. 10.- Omwille van de samenhang, werd het opportuun geacht gebruik te maken van de voorbereiding van dit ontwerp om artikel 110, § 3, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende het toezicht op de abnormale prijzen enigszins aan te passen. Wat de gevraagde verantwoordingen betreft, werden derhalve regels opgesteld die vergelijkbaar zijn met die bedoeld in artikel 78 van genoemd besluit.
Dezelfde commentaar is mutatis mutandis van toepassing op de wijziging die artikel 25 van het ontwerp aanbrengt in artikel 98, § 3, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikels 11, 12 en 13. - Deze artikels verduidelijken de door de aanbestedende overheid te volgen procedure, wanneer zij via elektronische middelen rechtzettingen of verbeteringen aanbrengt als bedoeld in de artikels 111, 112 en 114 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 in een via deze middelen opgestelde offerte. In dat geval moet zij de oorspronkelijke versie van de ontvangen offerte bewaren en erop toezien dat haar rechtzettingen of verbeteringen duidelijk aangegeven zijn op een kopie van deze offerte, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Vervolgens ondertekent zij haar rechtzettingen of de aldus aangepaste versie met een elektronische handtekening die voldoet aan artikel 81ter.
De artikels 26, 27 en 28 van dit ontwerp brengen dezelfde wijzigingen respectievelijk aan in de artikels 99, 100 en 102 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikel 14 - Artikel 117 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 dat betrekking heeft op de kennisgeving van de keuze van de aannemer, wordt aangepast teneinde andere elektronische middelen zoals e-mail op te nemen bij de middelen die indien nodig voor de kennisgeving kunnen worden gebruikt.
Dezelfde commentaar is mutatis mutandis van toepassing op de wijziging die artikel 29 van het ontwerp aanbrengt in artikel 105 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikel 15 - Artikel 122 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd, teneinde te verduidelijken dat titel IIIbis betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de elektronische middelen niet van toepassing is op de opdrachten die bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking als bedoeld in artikel 17, § 2, van de wet worden gegund. Rekening houdend met de wijzen waarop de gunning tot stand komt, als bedoeld in artikel 122, eerste lid, is het inderdaad niet opportuun te eisen dat de in artikel 81ter vastgelegde voorwaarden worden nageleefd indien elektronische middelen worden gebruikt. In het kader van de onderhandelingen, kunnen immers traditionele communicatietechnieken, met inbegrip van de telefax, worden gebruikt zonder dat hieraan strikte voorwaarden worden verbonden. Behoudens andersluidende beslissing van de aanbestedende overheid, is titel IIIbis bijgevolg in principe niet van toepassing op de gunning van opdrachten via genoemde procedure. De bepalingen van deze titel dienen evenwel te worden nageleefd wanneer de opdracht tot stand komt op grond van briefwisseling of op grond van de kennisgeving aan de aannemer van de goedkeuring van zijn offerte en de goed te keuren offerte met elektronische middelen mag worden opgesteld. In deze gevallen wordt immers geen enkele overeenkomst ondertekend door beide partijen en impliceert de rechtszekerheid dat de relevante voorwaarden van titel IIIbis worden nageleefd indien elektronische middelen worden gebruikt door de inschrijver en/of door de aanbestedende overheid.
Dezelfde commentaar is mutatis mutandis van toepassing op de wijziging die artikel 30 van het ontwerp aanbrengt in artikel 110 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Artikel 31 - Via dit artikel worden de artikels 19bis tot 19quinquies ingevoegd in het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie. Er wordt verwezen naar de commentaar bij de artikelen 81bis tot 81quinquies die werden ingevoegd door artikel 3 van het ontwerp.
Artikels 32, 33 en 34 - Via deze artikels worden drie nieuwe artikels ingevoegd in het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. Het eerste artikel bevat de definitie van het schriftelijke stuk en van de elektronische middelen. Het tweede artikel neemt de elektronische middelen op bij de communicatietechnieken waarvan de aanbestedende overheid en de aannemer gebruik mogen maken. In de loop van de uitvoering van de opdracht, worden immers verschillende bevelen, aanvragen, kennisgevingen, verzoeken, notulen, enz. uitgewisseld en is het eveneens opportuun de moderne communicatietechnieken te gebruiken.
Daartoe kunnen de medecontractanten overeenkomen om voor hun communicatiedoeleinden gebruik te maken van de mogelijkheid om de documenten op te stellen of over te maken via elektronische middelen.
De bepaling vereist evenwel dat het uur en de datum van ontvangst door de bestemmeling automatisch worden vastgesteld door een ontvangstbewijs uitgereikt door de bestemmeling dat geldt als bewijs wanneer een verzending plaatsvindt via elektronische middelen. De overeenkomst verduidelijkt of de via elektronische middelen opgestelde documenten moeten worden ondertekend en welke verplichtingen in voorkomend geval worden opgelegd. Bij ontstentenis van een andersluidende overeenkomst, is artikel 2281 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. De bepalingen van dit besluit betreffende de vormvereisten en de bewijsvoering zijn evenwel van dwingende aard.
Wanneer de algemene uitvoeringsregels een verzending per aangetekend schrijven opleggen, zal het voortaan mogelijk zijn, mits schriftelijk akkoord van de betrokkenen, in de plaats daarvan elektronische middelen te gebruiken die een elektronische handtekening moeten bevatten, conform de regels betreffende de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening.
Het derde artikel bepaalt dat het mogelijk is dat een met een computervirus geïnfecteerde verzending niet als een geldige kennisgeving wordt beschouwd, aangezien het openen ervan een te groot gevaar zou betekenen voor het computersysteem van de bestemmeling en de desinfectie van het document de integriteit ervan zou kunnen schaden. De bestemmeling moet de afzender onmiddellijk ervan in kennis stellen dat een virus werd ontdekt in het bericht en dat de kennisgeving dus niet geldig is.
Er werd rekening gehouden met de opmerkingen gegeven door de Raad van State in zijn advies.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT
ADVIES 36.280/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 15 december 2003 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot invoering van de elektronische middelen en tot wijziging van andere bepalingen in uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten », heeft op 8 januari 2004 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe een aantal koninklijke besluiten te wijzigen die tot stand zijn gebracht ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. De ontworpen wijzigingen zijn in essentie van tweeërlei aard.
Vooreerst wordt de regeling van onverenigbaarheid inzake de toegang tot de procedure inzake deelneming aan of offerte voor een overheidsopdracht gewijzigd ten aanzien van een persoon of een met een persoon verbonden onderneming, ingeval die werd belast met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van de werken, de leveringen of de diensten waarop de overheidsopdracht betrekking heeft, en die persoon of onderneming met betrekking tot die opdracht een voordeel geniet dat van aard is om de normale spelregels van de mededinging te kunnen vervalsen (artikelen 1 en 2 van het ontwerp).
Voorts beoogt het ontwerp regels in te voeren betreffende de gunning van overheidsopdrachten via elektronische middelen (artikelen 3 en volgende). 2. De ontworpen regeling kan worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 24 december 1993 en, wat de wijzigingen betreft die worden aangebracht in het koninklijk besluit van 18 juni 1996 (1) in artikel 59, § 1, van dezelfde wet. VOORAFGAANDE OPMERKING Naar het zeggen van de gemachtigde van de regering hebben de stellers van het ontwerp, wat de artikelen betreffende het gunnen van overheidsopdrachten via elektronische middelen betreft, gesteund op de tekst van een aantal EG-richtlijnen die zich momenteel nog in het stadium van de voorbereiding bevinden en waarvan de tekst bijgevolg nog niet definitief vaststaat.
De afdeling wetgeving heeft zich naar aanleiding van haar onderzoek van het ontwerp ervan onthouden de ontworpen regeling te toetsen aan de voornoemde ontwerpen van EG-richtlijn. Wel moet worden opgemerkt dat, eenmaal de betrokken richtlijnen tot stand zullen zijn gekomen, de regeling in ontwerp hiermee niet in strijd zal mogen zijn en hiermee in voorkomend geval in overeenstemming zal moeten worden gebracht.
Mochten de betrokken EG-richtlijnen tot stand komen vóór de om advies voorgelegde regeling dan zal, indien deze regeling wordt aangepast aan de definitieve versie van de richtlijnen, de afdeling wetgeving ook omtrent die aanpassingen alsnog om een advies moeten worden verzocht.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift Het opschrift zou tegelijk vollediger zijn en aan zeggingskracht winnen indien het zou luiden : « Koninklijk besluit tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ».
Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef kan de rechtsgrond voor de ontworpen regeling worden gespecificeerd als volgt : « Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikel 1, § 1, tweede lid, en 59, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juni 1996;». 2. Het tweede, derde en vierde lid van de aanhef moeten worden vervolledigd met de vermelding van de wijzigende ministeriële besluiten van 8 februari 2000 en 17 december 2003.3. In het vierde lid van de aanhef moet de vermelding van het koninklijk besluit van 20 juli 2000 worden geschrapt. 4. Op het einde van het vijfde lid van de aanhef volstaat het te schrijven : « ..., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 april 1999, 20 juli 2000, 22 april 2002 en 17 december 2002; ». 5. Men late het zesde lid van de aanhef aanvangen als volgt : « Gelet op de adviezen van de Commissie voor...; ». 6. De toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, noopt sinds de wijziging bij de wet van 2 april 2003, niet meer tot een besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen.Het negende lid kan bijgevolg uit de aanhef worden weggelaten.
Artikel 3 1. Men passe de redactie van het opschrift van de ontworpen titel IIIbis aan als volgt : « Titel IIIbis - Voorwaarden voor het gebruik van elektronische middelen ».2. Indien het de bedoeling is om in het ontworpen artikel 81bis van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 een aantal definities op te nemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de regeling van de ontworpen titel IIIbis, worden in de inleidende zin van de ontworpen bepaling de woorden « van dit besluit » beter vervangen door de woorden « van deze titel ».Men schrijve dan : « Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : ». 3. In het ontworpen artikel 81bis, eerste streepje (lees : artikel 81bis, 1°) (2) zijn de woorden « overgebrachte en/of opgeslagen », in de Nederlandse tekst, niet in overeenstemming met de zinsnede « transmises et stockées », in de Franse tekst.De redactie van deze laatste tekst lijkt de voorkeur te verdienen (3). 4. In het ontworpen artikel 81ter, eerste lid, 6°, stemt het woord « expliciet », in de Nederlandse tekst, niet overeen met het woord « dûment », in de Franse tekst.Een van beide termen dient te worden vervangen teneinde het verschil in overeenstemming tussen de teksten weg te werken.
Dezelfde opmerking kan worden gemaakt bij het ontworpen artikel 81ter, eerste lid, 7°. 5. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 81quater, § 1, eerste lid, dienen de woorden « om welk stadium ook van de procedure » te worden vervangen door de woorden « in welk stadium ook van de procedure ». Artikel 5 1. Indien het de bedoeling is om de ontworpen bepaling als een derde lid van artikel 94 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 te concipiëren, vervange men op het einde van de inleidende zin van artikel 5 van het ontwerp het woord « ingevoegd » door het woord « toegevoegd ». 2. Op het einde van de Nederlandse tekst van de ontworpen bepaling schrijve men : « ... in zijn naam en voor zijn eigen rekening, vereist geen bijkomende volmacht ».
Artikel 8 De wijziging die artikel 8, 1°, van het ontwerp beoogt aan te brengen in artikel 106, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, dient te gebeuren met inachtneming van de bestaande redactie van de te wijzigen bepaling. De beoogde wijziging komt er nu immers op neer dat de voorzitter van de zitting in het lokaal de reeds ontvangen offertes die werden verzonden zonder gebruik te maken van elektronische middelen « plaatst ». De wijzigingsbepaling onder artikel 8, 1°, dient bijgevolg, ter wille van de leesbaarheid, te worden aangepast.
Artikel 9 In de Nederlandse tekst van artikel 9 moet worden geschreven : « ... worden de woorden 'de artikelen 104, derde lid, en 105, § 1, vierde lid,' vervangen door de woorden 'de artikelen 104, § 2, en 105, § 1, vierde lid, alsook...' ».
Artikel 10 1. Men redigere artikel 10, 1°, van het ontwerp als volgt : « 1° in het eerste lid wordt het woord 'schriftelijke' ingevoegd tussen de woorden 'nodige' en 'verantwoordingen', en wordt het woord 'toestaat' vervangen door het woord 'bepaalt »;». 2. Men late artikel 10, 2°, van het ontwerp aanvangen als volgt : « 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : 'Het is...' ». 3. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 110, § 3, tweede lid (artikel 10, 2°, van het ontwerp), wordt melding gemaakt van « die rechtvaardigingen ».Deze bepaling moet worden gelezen in samenhang met het huidige artikel 110, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, waarin evenwel niet van « rechtvaardigingen », maar wel van « verantwoordingen » melding wordt gemaakt. De rechtszekerheid zou ermee zijn gebaat indien in de ontworpen bepaling onder artikel 10, 2°, van het ontwerp, meer rekening zou worden gehouden met de al in artikel 10, § 3, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 voorkomende terminologie (4).
Artikel 11 Indien het de bedoeling is om aan artikel 111 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 een afzonderlijk (vierde) lid toe te voegen, dient dit duidelijker te worden aangegeven in de inleidende zin van artikel 11 van het ontwerp.
Artikel 14 In artikel 14, 1°, van het ontwerp moet worden geschreven : « ... worden de woorden 'of via... overeenkomstig artikel 81quater, § 1, vierde lid' ingevoegd na... » .
Artikel 15 In de inleidende zin van artikel 15 van het ontwerp moet ook melding worden gemaakt van het wijzigende koninklijk besluit van 20 juli 2000.
Artikel 18 Met betrekking tot de ontworpen bepalingen onder artikel 18 van het ontwerp kunnen gelijkaardige opmerkingen worden gemaakt als de in dit advies geformuleerde opmerkingen 1, 2, 4 en 5 bij artikel 3 van het ontwerp.
Artikel 20 Er kan worden volstaan met een verwijzing naar de bij artikel 5 van het ontwerp geformuleerde opmerkingen.
Artikel 21 De inleidende zin van artikel 21 van het ontwerp moet worden geredigeerd als volgt : « In artikel 92 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : ».
Artikel 23 Met betrekking tot de wijziging die artikel 23, 1°, van het ontwerp beoogt aan te brengen in artikel 94, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996, kan een gelijkaardige opmerking worden gemaakt als die bij artikel 8 van het ontwerp.
Artikel 24 In de Nederlandse tekst van artikel 24 moet worden geschreven : « ... worden de woorden 'de artikelen 92, derde lid, en 93, § 1, vierde lid,' vervangen door de woorden 'de artikelen 92, § 2, en 93, § 1, vierde lid, alsook...' ».
Artikel 25 De opmerkingen die bij artikel 10 van het ontwerp zijn gemaakt, gelden in overeenkomstige zin voor artikel 25 van het ontwerp.
Artikel 26 Indien het de bedoeling is om aan artikel 99 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 een afzonderlijk (vierde) lid toe te voegen, dient dit duidelijker te worden aangegeven in de inleidende zin van artikel 26 van het ontwerp.
Artikel 29 In artikel 29, 1°, van het ontwerp moet worden geschreven : « ... worden de woorden 'of via... overeenkomstig artikel 61quater, § 1, vierde lid' ingevoegd na... » .
Artikel 31 1. Men passe de redactie van het opschrift van het ontworpen hoofdstuk IIIbis aan als volgt : « Hoofdstuk IIIbis - Voorwaarden voor het gebruik van elektronische middelen ».2. Indien het de bedoeling is om in het ontworpen artikel 19bis van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 een aantal definities op te nemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de regeling van het ontworpen hoofdstuk IIIbis, worden in de inleidende zin van de ontworpen bepaling de woorden « van dit besluit » beter vervangen door de woorden « van dit hoofdstuk ».Men schrijve dan : « Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : ». 3. In verband met het gebruik van de woorden « expliciet » en « dûment » in het ontworpen artikel 19ter, eerste lid, 6° en 7°, kan worden verwezen naar de opmerking 4 bij artikel 3 van het ontwerp.4. In het ontworpen artikel 19quater, § 2, eerste en tweede lid, moet de verwijzing naar « het eerste lid » worden vervangen door een verwijzing naar « § 1, vierde lid ». Artikel 32 1. Men passe de redactie van de inleidende zin van het ontworpen artikel 3bis van het koninklijk besluit van 26 september 1996 aan als volgt : « Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : ».2. In verband met de zinsnede « met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens » mag worden verwezen naar de opmerking 3 bij artikel 3 van het ontwerp. De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert, J. Smets, staatsraden;
A. Spruyt, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.
De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme. _______ Nota's (1) Koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie.(2) Het gebruik van streepjes in een normatieve tekst verdient geen aanbeveling, met name omdat latere verwijzingen naar de betrokken bepalingen erdoor kunnen worden bemoeilijkt.(3) Zie nochtans de redactie van de Franse tekst van de overeenkomstige bepaling van het ontworpen artikel 66bis, eerste streepje, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie (artikel 18 van het ontwerp) en van de overeenkomstige bepaling van het ontworpen artikel 19bis, eerste streepje, van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie (artikel 31 van het ontwerp).(4) Vastgesteld moet worden dat ook in het ontworpen artikel 78 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 (artikel 2 van het ontwerp) de term « rechtvaardiging » wordt gebruikt. 18 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op de artikel 1, § 1, tweede lid, en 59, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 juni 1996;
Gelet het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 november 1998, 25 maart 1999 en 20 juli 2000, bij de ministeriële besluiten van 8 februari 2000 en 4 december 2001, bij het koninklijk besluit van 22 april 2002 en bij het ministerieel besluit van 17 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 november 1998, 25 maart 1999 en 20 juli 2000 bij de ministeriële besluiten van 8 februari 2000 en 4 december 2001, bij het koninklijk besluit van 22 april 2002 en bij het ministerieel besluit van 17 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1999, bij de ministeriële besluiten van 8 februari 2000 en 4 december 2001, bij het koninklijk besluit van 22 april 2002 en bij het ministerieel besluit van 17 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 april 1999, 20 juli 2000, 22 april 2002 en 17 december 2002;
Gelet op de adviezen van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 9 september 2002 en 17 februari 2003;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 november 2002 en 31 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevindingen van Onze Minister van Begroting van 27 december 2002 et 19 oktober 2003;
Gelet op het advies nr.36.280/1 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken
Artikel 1.Het opschrift van hoofdstuk IV van titel III van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Toegangsverbod tot bepaalde opdrachten ».
Art. 2.Artikel 78 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 78 - § 1 - Moet worden afgewezen, de aanvraag tot deelneming of de offerte voor een overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten ingediend door de persoon die belast werd met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van die werken, leveringen of diensten, indien die persoon wegens die verrichtingen een voordeel geniet dat van die aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
Toch zal de aanbestedende overheid, alvorens de aanvraag tot deelneming of de offerte van die persoon om die reden af te wijzen, aan deze laatste per aangetekende brief vragen schriftelijk de afdoende verantwoordingen te bezorgen waarmee kan worden aangetoond dat hij geen dergelijk voordeel geniet. Deze vormvereiste moet niet worden vervuld wanneer deze verantwoordingen werden gevoegd bij de aanvraag tot deelneming of de offerte.
Om ontvankelijk te zijn moeten de verantwoordingen binnen twaalf kalenderdagen aan de aanbestedende overheid worden overgemaakt, te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aangetekende brief, tenzij daarin een langere termijn is bepaald.
Het is de betrokken persoon die het bewijs van verzending van die verantwoordingen moet leveren. § 2 - Evenzo moet worden afgewezen, de aanvraag tot deelneming of de offerte ingediend voor een overheidsopdracht door een onderneming die verbonden is met een persoon bedoeld in § 1 wanneer deze laatste voordien werd belast met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van de werken, de leveringen of de diensten waarop die opdracht betrekking heeft, indien die onderneming, wegens die band, voor die opdracht een voordeel geniet dat van die aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
In de zin van deze paragraaf verstaat men onder « verbonden onderneming », elke onderneming waarop de persoon bedoeld in § 1 rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kan uitoefenen, of elke onderneming die een overheersende invloed kan uitoefenen op die persoon of die, zoals hij, onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere onderneming omwille van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
De overheersende invloed wordt vermoed wanneer een onderneming, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten opzichte van een andere onderneming : 1° de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit, of 2° beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen, of 3° meer dan de helft van de leden van het bestuur, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan aanwijzen. Niettemin vraagt de aanbestedende overheid, alvorens zij om de aangevoerde reden de aanvraag tot deelneming of de offerte van een verbonden onderneming in de zin van deze paragraaf afwijst, deze laatste per aangetekende brief de schriftelijke, afdoende verantwoordingen te bezorgen waarmee kan worden aangetoond dat, ondanks die band, die onderneming geen voordeel geniet in de zin van dit artikel.
De verantwoordingen moeten steunen op de banden van de onderneming, de graad van onafhankelijkheid en elke andere omstandigheid die bewijskracht heeft.
Ze moeten kunnen aantonen dat er geen overheersende invloed is of, indien die er wel is, dat die voor de betrokken opdracht van geen betekenis is.
Om ontvankelijk te zijn moeten die verantwoordingen binnen twaalf kalenderdagen aan de aanbestedende overheid worden overgemaakt, te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aangetekende brief, tenzij daarin een langere termijn is bepaald.
Het is de betrokken onderneming die het bewijs moet leveren van de verzending van de verantwoordingen. § 3 - De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op : 1° de overheidsopdrachten die zowel de opstelling als de uitvoering van een ontwerp inhouden;2° de overheidsopdrachten gegund bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking bij de aanvang van de procedure in de zin van artikel 17, § 2, van de wet.».
Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een titel IIIbis ingevoegd, luidende : « Titel IIIbis . - Voorwaarden voor het gebruik van elektronische middelen.
Art. 81bis . Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° schriftelijk of geschreven stuk : elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld.Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens bevatten. Een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld, kan per brief of per bode worden verzonden of overhandigd of met elektronische middelen worden verzonden; 2° elektronische middel : een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevenopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen. Art. 81ter - De elektronische middelen moeten ten minste de waarborg bieden : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het communautair en nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden.Deze regeling is enkel van toepassing op de verzending met elektronische middelen; 3° dat de integriteit van de doorgestuurde mededelingen en uitwisselingen, alsook van de gegevensopslag gevrijwaard wordt;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste data toegang kan hebben tot de overgemaakte aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de gemachtigde personen het precieze tijdstip van opening van de voorgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat op de datum en het uur die werden vastgelegd, de toegang tot alle of sommige voorgelegde gegevens tijdens de opeenvolgende stadia van de procedure slechts mogelijk is, wanneer de gemachtigde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de voorgelegde aanvragen tot deelneming en offertes, die geopend worden overeenkomstig de onderhavige vereisten, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de tot inzage gemachtigde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend zijn en beschikbaar zijn voor alle betrokkenen.Ze worden beschreven in de aankondiging van de opdracht of in het bestek; 10° dat elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en waarin een computervirus of andere schadelijke instructies in de ontvangen versie worden ontdekt, mag worden opgenomen in een veiligheidsarchief waarbij dit stuk niet wordt gelezen.Bijgevolg wordt dit document als niet ontvangen beschouwd. De afzender wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. Indien het evenwel gaat om een aanvraag tot deelneming of een offerte en die als onregelmatig wordt beschouwd, mag de kandidaat of inschrijver hiervan niet op de hoogte worden gebracht vóór de uiterste ontvangstdatum.
De voorwaarden vermeld in de punten 1° tot 3° en in punt 10° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende overheid en die vermeld naast de punten 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende overheid wat de aanvragen tot deelneming en de offertes betreft.
Art. 81quater - § 1. De aanbestedende overheid mag het gebruik van de elektronische middelen in welk stadium ook van de procedure niet opleggen en elke andersluidende bepaling wordt voor niet geschreven gehouden.
In de te publiceren aankondiging of in het bestek, naar gelang van het geval, vermeldt de aanbestedende overheid of de aanvragen tot deelneming of de offertes eveneens via elektronische middelen kunnen worden opgesteld en/of verzonden.
Aanvragen tot deelneming of offertes kunnen gedeeltelijk via elektronische middelen en gedeeltelijk op papier worden opgesteld. Ze moeten bij de aanbestedende overheid toekomen vóór de uiterste ontvangstdatum van de aanvragen tot deelneming of van de offertes en dit zonder afbreuk te doen aan artikel 104 van dit besluit.
In ongeacht welk stadium van de procedure na de ontvangst van de aanvragen tot deelneming of van de offertes kunnen de kandidaten of inschrijvers en de aanbestedende overheid overeenkomen om hun schriftelijke stukken via elektronische middelen op te stellen en/of te verzenden. Het akkoord moet schriftelijk worden vastgelegd en, indien een partij een document via deze middelen heeft opgesteld en/of verzonden, betekent dit nog niet dat zij akkoord gaat met het gebruik van deze middelen. Dit schriftelijke akkoord moet betrekking hebben op de te gebruiken hulpmiddelen en de elektronische adressen vermelden die voor de kennisgeving van de via deze middelen verzonden documenten kunnen worden gebruikt. § 2 - Wanneer een bepaling van dit besluit verduidelijkt dat een verzending moet of kan plaatsvinden via telegram, telex of telefax, kunnen eveneens andere elektronische middelen worden gebruikt, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig § 1, vierde lid. In dat geval en voor zover de verzending voldoet aan het bepaalde in artikel 81ter, moet ze niet meer per brief worden bevestigd.
Wanneer een bepaling van dit besluit verduidelijkt dat een verzending moet plaatsvinden of bevestigd worden per aangetekende brief, kunnen eveneens elektronische middelen worden gebruikt die voldoen aan artikel 81ter, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig § 1, vierde lid. De persoon die de verzending verricht moet de verzendingsdatum kunnen bewijzen.
Artikel 81quinquies - Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte volledig of gedeeltelijk via elektronische middelen in te dienen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat de gegevens die voortvloeien uit de werking van het ontvangstsysteem van zijn aanvraag tot deelneming of van zijn offerte worden geregistreerd. ».
Art. 4.In artikel 89 van hetzelfde besluit wordt het derde lid aangevuld als volgt : « De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing indien de offerte en de bijlagen met een elektronische handtekening worden ondertekend. ».
Art. 5.In artikel 94 van hetzelfde besluit, wordt het volgende lid toegevoegd : « De offerte die met een elektronische handtekening wordt ondertekend door middel van een certificaat op naam van een rechtspersoon die enkel een verbintenis aangaat in zijn naam en voor zijn eigen rekening, vereist geen bijkomende volmacht. ».
Art. 6.In artikel 104 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, waarvan de tekst § 1 zal vormen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1 - De offerte opgesteld op papier wordt per brief of per bode aan de aanbestedende overheid overgemaakt.Ze wordt in een definitief gesloten omslag geschoven waarop het volgende vermeld wordt : de datum van de zitting waarop de offertes worden geopend, de verwijzing naar het bestek en eventueel naar de nummers van de betrokken percelen. Bij verzending per post, als gewoon of aangetekend stuk, wordt die gesloten omslag in een tweede gesloten omslag geschoven met opgave van het adres dat in het bestek is aangegeven en met de vermelding « offerte ». Dezelfde voorwaarden zijn van toepassing op de via elektronische middelen opgestelde offerte die evenwel niet via deze middelen wordt verzonden.
De verzending of overhandiging van een via elektronische middelen opgestelde offerte moet in overeenstemming zijn met artikel 81ter. »; 2° in het tweede lid van de Nederlandse tekst wordt het woord « inschrijvingen » vervangen door het woord « offertes »;3° het tweede en het derde lid van de bestaande tekst zullen een § 2 vormen.
Art. 7.In artikel 105, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het punt 2° aangevuld als volgt : « Deze voorwaarde is niet van toepassing indien elektronische middelen die voldoen aan artikel 81ter worden gebruikt. ».
Art. 8.In artikel 106 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden « plaatst de voorzitter van de zitting er de bus met de ingekomen offertes » vervangen door de woorden « plaatst de voorzitter van de zitting er de reeds ontvangen niet elektronische verzonden offertes;2° het tweede lid, punt 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° - daarna wordt inzage genomen van alle ontvangen offertes.In geval van technische moeilijkheden waarbij het niet mogelijk is om tijdens de zitting de met elektronische middelen opgestelde offertes te openen en te onderzoeken, wordt er inzage van genomen op een latere datum, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 108; »; 3° in het tweede lid, wordt het punt 5° vervangen door de volgende bepaling : « 5° - de offertes, de op straffe van nietigheid voorgeschreven bijhorende documenten, de bescheiden tot wijziging en de intrekkingen die niet via elektronische middelen in overeenstemming met artikel 81ter worden opgesteld worden blad per blad door de voorzitter of een bijzitter geparafeerd.Wanneer de offertes via elektronische middelen in overeenstemming met artikel 81ter worden opgesteld zet de voorzitter of een bijzitter zijn elektronische handtekening op de verschillende hierboven vermelde documenten. De voorzitter leest de naam van de inschrijvers, hun woonplaats en de intrekkingen voor. ».
Art. 9.In artikel 108, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 104, derde lid, en 105, § 1, vierde lid, » vervangen door de woorden « de artikels 104, § 2, en 105, § 1, vierde lid, alsook de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet tijdens de zitting konden geopend of onderzocht worden overeenkomstig artikel 106, tweede lid, 4°, ».
Art. 10.In artikel 110, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « schriftelijke » ingevoegd tussen de woorden « nodige » en « verantwoordingen », en wordt het woord « toestaat » vervangen door het woord « bepaalt »;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd luidende : « Het is de inschrijver die het bewijs moet leveren van de verzending van die verantwoordingen.».
Art. 11.In artikel 111 van hetzelfde besluit wordt het volgende lid toegevoegd : « Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks fouten verbetert in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop toe dat haar rechtzettingen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 81ter. » .
Art. 12.In artikel 112 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt een § 5 toegevoegd, luidende : « § 5 - Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks rechtzettingen of verbeteringen aanbrengt in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop toe dat haar rechtzettingen of verbeteringen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 81ter. ».
Art. 13.In artikel 114 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, luidende : « § 4 - Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks rechtzettingen of verbeteringen aanbrengt in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop toe dat haar rechtzettingen of verbeteringen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 81ter. » .
Art. 14.In artikel 117 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden « of via andere elektronische middelen indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig artikel 81quater, § 1, vierde lid » ingevoegd na de woorden « of telefax »;2° in het derde lid, worden de woorden « of via andere elektronische middelen » ingevoegd na de woorden « of telefax ».
Art. 15.Artikel 122 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 20 juli 2000 en 22 april 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « Behoudens andersluidende beslissing van de aanbestedende overheid, is titel IIIbis niet van toepassing op de opdrachten die bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2, van de wet worden gegund. De bepalingen van deze titel zijn evenwel van toepassing wanneer de opdracht tot stand komt overeenkomstig het eerste lid, 2° en 3°, en de aanbestedende overheid aanvaardt dat de goed te keuren offerte met elektronische middelen wordt opgesteld. ».
TITEL II. - Wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie
Art. 16.Het opschrift van hoofdstuk IV van titel III van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Toegangsverbod tot bepaalde opdrachten ».
Art. 17.Artikel 65 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 65 - § 1 - Moet worden afgewezen, de aanvraag tot deelneming of de offerte voor een overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten ingediend door de persoon die belast werd met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van die werken, leveringen of diensten, indien die persoon wegens die verrichtingen een voordeel geniet dat van die aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
Toch zal de aanbestedende overheid, alvorens de aanvraag tot deelneming of de offerte van die persoon om die reden af te wijzen, aan deze laatste per aangetekende brief vragen schriftelijk de afdoende verantwoordingen te bezorgen waarmee kan worden aangetoond dat hij geen dergelijk voordeel geniet. Deze vormvereiste moet niet worden vervuld wanneer deze verantwoordingen werden gevoegd bij de aanvraag tot deelneming of de offerte.
Om ontvankelijk te zijn moeten de verantwoordingen binnen twaalf kalenderdagen aan de aanbestedende overheid worden overgemaakt, te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aangetekende brief, tenzij daarin een langere termijn is bepaald.
Het is de betrokken persoon die het bewijs van verzending van die verantwoordingen moet leveren. § 2 - Evenzo moet worden afgewezen, de aanvraag tot deelneming of de offerte ingediend voor een overheidsopdracht door een onderneming die verbonden is met een persoon, bedoeld in § 1, wanneer deze laatste voordien werd belast met het onderzoek, de proeven, de studie of de ontwikkeling van de werken, de leveringen of de diensten waarop die opdracht betrekking heeft, indien die onderneming, wegens die band, voor die opdracht een voordeel geniet dat van die aard is dat het de normale spelregels van de mededinging vervalst.
In de zin van deze paragraaf verstaat men onder « verbonden onderneming », elke onderneming waarop de persoon bedoeld in § 1 rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kan uitoefenen, of elke onderneming die een overheersende invloed kan uitoefenen op die persoon of die, zoals hij, onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere onderneming omwille van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
De overheersende invloed wordt vermoed wanneer een onderneming, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten opzichte van een andere onderneming : 1° de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit, of 2° beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen, of 3° meer dan de helft van de leden van het bestuur, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan aanwijzen. Niettemin vraagt de aanbestedende overheid, alvorens zij om de aangevoerde reden de aanvraag tot deelneming of de offerte van een verbonden onderneming in de zin van deze paragraaf afwijst, deze laatste per aangetekende brief de schriftelijke, afdoende verantwoordingen te bezorgen waarmee kan worden aangetoond dat, ondanks die band, die onderneming geen voordeel geniet in de zin van dit artikel.
De verantwoordingen moeten steunen op de banden van de onderneming, de graad van onafhankelijkheid en elke andere omstandigheid die bewijskracht heeft.
Ze moeten kunnen aantonen dat er geen overheersende invloed is of, indien die er wel is, dat die voor de betrokken opdracht van geen betekenis is.
Om ontvankelijk te zijn moeten die verantwoordingen binnen twaalf kalenderdagen aan de aanbestedende overheid worden overgemaakt, te rekenen vanaf de dag die volgt op de verzending van de aangetekende brief, tenzij daarin een langere termijn is bepaald.
Het is de betrokken onderneming die het bewijs moet leveren van de verzending van de verantwoordingen. § 3 - De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op : 1° de overheidsopdrachten die zowel de opstelling als de uitvoering van een ontwerp inhouden;2° de overheidsopdrachten gegund bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking bij de aanvang van de procedure in de zin van artikel 39, § 2, van de wet.» .
Art. 18.In hetzelfde koninklijk besluit, wordt een titel IIIbis ingevoegd, luidende : « Titel IIIbis . - Voorwaarden voor het gebruik van elektronische middelen.
Art. 66bis.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° schriftelijk of geschreven stuk : elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld.Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens bevatten. Een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld, kan per brief of per bode worden verzonden of overhandigd of met elektronische middelen worden verzonden; 2° elektronische middel : een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevenopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen. Art. 66ter - De elektronische middelen moeten ten minste de waarborg bieden : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het communautair en nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden.Deze regeling is enkel van toepassing op de verzending met elektronische middelen; 3° dat de integriteit van de doorgestuurde mededelingen en uitwisselingen, alsook de gegevensopslag gevrijwaard wordt door een systeem dat niet toelaat die gegevens te wijzigen;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste data toegang kan hebben tot de overgemaakte aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de gemachtigde personen het precieze tijdstip van opening van de voorgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat op de datum en het uur die werden vastgelegd, de toegang tot alle of sommige voorgelegde gegevens tijdens de opeenvolgende stadia van de procedure slechts mogelijk is, wanneer de gemachtigde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de voorgelegde aanvragen tot deelneming en offertes, die geopend worden overeenkomstig de onderhavige vereisten, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de tot inzage gemachtigde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend zijn en beschikbaar zijn voor alle betrokkenen.Ze worden beschreven in de aankondiging van de opdracht of in het bestek; 10° dat elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en waarin een computervirus of andere schadelijke instructies in de verkregen versie worden ontdekt, wordt opgenomen in een veiligheidsarchief waarbij dit stuk niet wordt gelezen.Bijgevolg wordt dit document als niet ontvangen beschouwd. De afzender wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. Indien het evenwel gaat om een aanvraag tot deelneming of een offerte en die als onregelmatig wordt beschouwd, mag de kandidaat of inschrijver hiervan niet op de hoogte worden gebracht vóór de uiterste ontvangstdatum.
De voorwaarden vermeld in de punten 1° tot 3° en in punt 10° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende overheid en die vermeld in de punten 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende overheid wat de aanvragen tot deelneming en de offertes betreft.
Art. 66quater - § 1. De aanbestedende overheid mag het gebruik van de elektronische middelen in welk stadium ook van de procedure niet opleggen en elke andersluidende bepaling wordt voor niet geschreven gehouden.
In de te publiceren aankondiging of in het bestek, naar gelang van het geval, vermeldt de aanbestedende overheid of de aanvragen tot deelneming of de offertes eveneens via elektronische middelen kunnen worden opgesteld en/of verzonden.
Aanvragen tot deelneming of offertes kunnen gedeeltelijk via elektronische middelen en gedeeltelijk op papier worden opgesteld. Ze moeten bij de aanbestedende overheid toekomen vóór de uiterste ontvangstdatum van de aanvragen tot deelneming of van de offertes en dit zonder afbreuk te doen aan artikel 92 van dit besluit.
In ongeacht welk stadium van de procedure na de ontvangst van de aanvragen tot deelneming of van de offertes kunnen de kandidaten of inschrijvers en de aanbestedende overheid overeenkomen om hun schriftelijke stukken via elektronische middelen op te stellen en/of te verzenden. Het akkoord moet schriftelijk worden vastgelegd en, indien een partij een document via deze middelen heeft opgesteld en/of verzonden, betekent dit nog niet dat zij akkoord gaat met het gebruik van deze middelen. Dit schriftelijke akkoord moet betrekking hebben op de te gebruiken hulpmiddelen en de elektronische adressen vermelden die voor de kennisgeving van de via deze middelen verzonden documenten kunnen worden gebruikt. § 2 - Wanneer een bepaling van dit besluit verduidelijkt dat een verzending moet of kan plaatsvinden via telegram, telex of telefax, kunnen eveneens andere elektronische middelen worden gebruikt, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig § 1, vierde lid. In dat geval en voor zover de verzending voldoet aan het bepaalde in artikel 61ter, moet ze niet meer per brief worden bevestigd.
Wanneer een bepaling van dit besluit verduidelijkt dat een verzending moet plaatsvinden of bevestigd worden per aangetekende brief, kunnen eveneens elektronische middelen worden gebruikt die voldoen aan artikel 61ter, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig § 1, vierde lid. De persoon die de verzending verricht moet de verzendingsdatum kunnen bewijzen.
Artikel 66quinquies - Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte volledig of gedeeltelijk via elektronische middelen in te dienen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat de gegevens die voortvloeien uit de werking van het ontvangstsysteem van zijn aanvraag tot deelneming of van zijn offerte worden geregistreerd. ».
Art. 19.In artikel 77 van hetzelfde besluit wordt het derde lid aangevuld als volgt : « De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing indien de offerte en de bijlagen met een elektronische handtekening worden ondertekend. ».
Art. 20.In artikel 82 van hetzelfde besluit, wordt het volgende lid toegevoegd : « De offerte die met een elektronische handtekening wordt ondertekend door middel van een certificaat op naam van een rechtspersoon die enkel een verbintenis aangaat in zijn naam et voor zijn eigen rekening, vereist geen bijkomende volmacht. ».
Art. 21.In artikel 92 van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden : 1° het eerste lid, waarvan de tekst § 1 zal vormen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1 - De offerte opgesteld op papier wordt per brief of per bode aan de aanbestedende overheid overgemaakt.Ze wordt in een definitief gesloten omslag geschoven waarop het volgende vermeld wordt : de datum van de zitting waarop de offertes worden geopend, de verwijzing naar het bestek en eventueel naar de nummers van de betrokken percelen. Bij verzending per post, als gewoon of aangetekend stuk, wordt die gesloten omslag in een tweede gesloten omslag geschoven met opgave van het adres dat in het bestek is aangegeven en met de vermelding « offerte ». Dezelfde voorwaarden zijn van toepassing op de via elektronische middelen opgestelde offerte die evenwel niet via deze middelen wordt verzonden.
De verzending of overhandiging van een via elektronische middelen opgestelde offerte moet in overeenstemming zijn met artikel 66ter. »; 2° het tweede en het derde lid van de bestaande tekst zullen een § 2 vormen.
Art. 22.In artikel 93, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het punt 2° aangevuld als volgt : « Deze voorwaarde is niet van toepassing indien elektronische middelen die voldoen aan artikel 66ter worden gebruikt. ».
Art. 23.In artikel 94 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden « plaatst de voorzitter van de zitting er de bus met de ingekomen offertes » vervangen door de woorden « plaatst de voorzitter van de zitting er de reeds ontvangen niet elektronische verzonden offertes »;2° het tweede lid, punt 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° - daarna wordt inzage genomen van alle ontvangen offertes.In geval van technische moeilijkheden waarbij het niet mogelijk is om tijdens de zitting de via elektronische middelen opgestelde offertes te openen en te onderzoeken, wordt er inzage van genomen op een latere datum, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 96; »; 3° in het tweede lid, wordt het punt 5° vervangen door de volgende bepaling : « 5° - de offertes, de op straffe van nietigheid voorgeschreven bijhorende documenten, de bescheiden tot wijziging en de intrekkingen die niet via elektronische middelen in overeenstemming met artikel 66ter worden opgesteld worden blad per blad door de voorzitter of een bijzitter geparafeerd.Wanneer de offertes via elektronische middelen in overeenstemming met artikel 66ter worden opgesteld zet de voorzitter of een bijzitter zijn elektronische handtekening op de verschillende hierboven vermelde documenten. De voorzitter leest de naam van de inschrijvers, hun woonplaats en de intrekkingen voor. ».
Art. 24.In artikel 96, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « de artikelen 92, derde lid, en 93, § 1, vierde lid, » vervangen door de woorden « de artikels 92, § 2, en 93, § 1, vierde lid, alsook de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet tijdens de zitting konden geopend of onderzocht worden overeenkomstig artikel 94, tweede lid, 4°, ».
Art. 25.In artikel 98, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, werden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « schriftelijke » ingevoegd tussen de woorden « nodige » en « verantwoordingen », en wordt het woord « toestaat » vervangen door het woord « bepaalt »;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd luidende : « Het is de inschrijver die het bewijs moet leveren van de verzending van die verantwoordingen.».
Art. 26.In artikel 99 van hetzelfde besluit wordt het volgende lid toegevoegd : « Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks fouten verbetert in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop toe dat haar rechtzettingen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 66ter. ».
Art. 27.In artikel 100 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt een § 5 toegevoegd, luidende : « § 5 - Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks rechtzettingen of verbeteringen aanbrengt in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop toe dat haar rechtzettingen of verbeteringen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 66ter. ».
Art. 28.In artikel 102 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, luidende : « § 4 - Indien de aanbestedende overheid rechtstreeks rechtzettingen of verbeteringen aanbrengt in een via elektronische middelen opgestelde offerte, bewaart zij de oorspronkelijke versie van de offerte en ziet zij erop dat haar rechtzettingen of verbeteringen duidelijk identificeerbaar zijn, terwijl ook de oorspronkelijke gegevens zichtbaar moeten blijven. Zij ondertekent haar rechtzettingen of de aangepaste versie via elektronische middelen die voldoen aan artikel 66ter. ».
Art. 29.In artikel 105 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden « of via andere elektronische middelen indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig artikel 66quater, § 1, vierde lid » ingevoegd na de woorden « of telefax »;2° in het derde lid, worden de woorden « of via andere elektronische middelen » ingevoegd na de woorden « of telefax ».
Art. 30.Artikel 110, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1999, 20 juli 2000 en 22 april 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « Behoudens andersluidende beslissing van de aanbestedende overheid, is titel IIIbis niet van toepassing op de opdrachten die bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 39, § 2, van de wet worden gegund. De bepalingen van deze titel zijn evenwel van toepassing wanneer de opdracht tot stand komt overeenkomstig het eerste lid, 2° en 3°, en de aanbestedende overheid aanvaardt dat de goed te keuren offerte met elektronische middelen wordt opgesteld. ».
TITEL III. - Wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie
Art. 31.In het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en telecommunicatie wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IIIbis - Voorwaarden voor het gebruik van elektronische middelen.
Art. 19bis - Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° schriftelijk of geschreven stuk : elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld.Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens bevatten. Een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld, kan per brief of per bode worden verzonden of overhandigd of met elektronische middelen worden verzonden; 2° elektronische middel : een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevenopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen. Art. 19ter - De elektronische middelen moeten ten minste de waarborg bieden : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het communautair en nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden.Deze regeling is enkel van toepassing op de verzending met elektronische middelen; 3° dat de integriteit van de doorgestuurde mededelingen en uitwisselingen, alsook de gegevensopslag gevrijwaard wordt;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste data toegang kan hebben tot de overgemaakte aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de gemachtigde personen, het precieze tijdstip van opening van de voorgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat op de datum en het uur die werden vastgelegd, de toegang tot alle of sommige voorgelegde gegevens tijdens de opeenvolgende stadia van de procedure slechts mogelijk is, wanneer de gemachtigde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de voorgelegde aanvragen tot deelneming en offertes, die geopend worden overeenkomstig de onderhavige vereisten, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de tot inzage gemachtigde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend zijn en beschikbaar zijn voor alle betrokkenen.Ze worden beschreven in de aankondiging van de opdracht of in het bestek; 10° dat elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en waarin een computervirus of andere schadelijke instructies in de verkregen versie worden ontdekt, wordt opgenomen in een veiligheidsarchief waarbij dit stuk niet wordt gelezen.Bijgevolg wordt dit document als niet ontvangen beschouwd. De afzender wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. Indien het evenwel gaat om een aanvraag tot deelneming of een offerte en die als onregelmatig wordt beschouwd, mag de kandidaat of inschrijver hiervan niet op de hoogte worden gebracht vóór de uiterste ontvangstdatum.
De voorwaarden vermeld in de punten 1° tot 3° en in punt 10° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende dienst en die vermeld in de punten 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende dienst wat de aanvragen tot deelneming en de offertes betreft.
Art. 19quater - § 1. - De aanbestedende dienst mag het gebruik van deze middelen in welk stadium ook van de procedure niet opleggen en elke andersluidende bepaling wordt voor niet geschreven gehouden.
In de te publiceren aankondiging of in het bestek, naar gelang van het geval, vermeldt de aanbestedende dienst of de aanvragen tot deelneming of de offertes eveneens via elektronische middelen kunnen worden opgesteld en/of verzonden.
Aanvragen tot deelneming of offertes kunnen gedeeltelijk via elektronische middelen en gedeeltelijk op papier worden opgesteld. Ze moeten bij de worden opgesteld. Ze moeten bij de aanbestedende dienst toekomen vóór de uiterste ontvangstdatum van de aanvragen tot deelneming of van de offertes.
In ongeacht welk stadium van de procedure na de ontvangst van de aanvragen tot deelneming of van de offertes kunnen de kandidaten of inschrijvers en de aanbestedende dienst overeenkomen om hun schriftelijke stukken via elektronische middelen op te stellen en/of te verzenden. Het akkoord moet schriftelijk worden vastgelegd en, indien een partij een document via deze middelen heeft opgesteld en/of verzonden, betekent dit nog niet dat zij akkoord gaat met het gebruik van deze middelen. Dit schriftelijke akkoord moet betrekking hebben op de te gebruiken hulpmiddelen en de elektronische adressen vermelden die voor de kennisgeving van de via deze middelen verzonden documenten kunnen worden gebruikt. § 2 - Wanneer een bepaling van dit besluit verduidelijkt dat een verzending moet of kan plaatsvinden via telegram, telex of telefax, kunnen eveneens andere elektronische middelen worden gebruikt, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig het eerste lid. In dat geval en voor zover de verzending voldoet aan het bepaalde in artikel 19ter, moet ze niet meer per brief worden bevestigd.
Wanneer een bepaling van hetzelfde besluit verduidelijkt dat een verzending moet plaatsvinden of bevestigd worden per aangetekende brief, kunnen eveneens elektronische middelen worden gebruikt die voldoen aan artikel 19ter, indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig het eerste lid. De persoon die de verzending verricht moet de verzendingsdatum kunnen bewijzen.
Artikel 19quinquies - Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte volledig of gedeeltelijk via elektronische middelen in te dienen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat de gegevens die voortvloeien uit de werking van het ontvangstsysteem van zijn aanvraag tot deelneming of van zijn offerte worden geregistreerd. » .
TITEL IV. - Wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken
Art. 32.In het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende : « Art. 3bis . Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° schriftelijk of geschreven stuk : elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens medegedeeld.Dit geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en/of opgeslagen gegevens bevatten. Een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld, kan per brief of per bode worden verzonden of overhandigd of met elektronische middelen worden verzonden; 2° elektronische middel : een middel waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevenopslag alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst per draad, straalverbinding, langs optische weg of met andere elektromagnetische middelen.».
Art. 33.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende : « Art. 3ter - Het bestek kan de aannemer niet verplichten de elektronische middelen te gebruiken en iedere tegenstrijdige bepaling wordt voor niet geschreven gehouden. De aanbestedende overheid en de aannemer mogen evenwel schriftelijk overeenkomen om hun schriftelijke stukken via elektronische middelen op te stellen of te verzenden. In dat geval moeten ze het eens zijn over de te gebruiken hulpmiddelen, de elektronische adressen vermelden via dewelke de door deze middelen verzonden documenten kunnen betekend worden en overeenkomen dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch wordt vastgesteld door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden.
Wanneer een bepaling van dit besluit de verzending per aangetekende brief oplegt, mag die worden vervangen door een verzending via elektronische middelen die een elektronische handtekening bevat conform de regels van het communautair en nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening. Deze bepaling is enkel van toepassing wanneer de partijen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig het eerste lid. ».
Art. 34.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3quater ingevoegd, luidende : « Art. 3quater - Elk schrijftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld een waarin een computervirus of schadelijke instructies in de ontvangen versie worden ontdekt wordt opgenomen in een veiligheidsarchief waarbij dit stuk niet wordt gelezen. Bijgevolg wordt dit document als niet ontvangen beschouwd. De afzender wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. ».
Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2004. De overheidsopdrachten gepubliceerd vóór deze datum of waarvoor, bij ontstentenis van een bekendmaking van aankondiging, vóór deze datum uitgenodigd wordt om een offerte in te dienen of zich kandidaat te stellen, blijven onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die gelden op het ogenblik van de aankondiging of van de uitnodiging.
Art. 36.Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 februari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT