Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2000
gepubliceerd op 28 april 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduur in de sector « het inplanten en onderhouden van parken en tuinen »

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012950
pub.
28/04/2001
prom.
18/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/18/2000012950/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduur in de sector « het inplanten en onderhouden van parken en tuinen » (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op de artikelen 19 en 20;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduur in de sector « het inplanten en onderhouden van parken en tuinen ».

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.

Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 Arbeidsduur in de sector « het inplanten en onderhouden van parken en tuinen » (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51367/CO/145)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het aanleggen en het onderhouden van parken en tuinen.

Art. 2.§ 1. De arbeidsduur bedoeld in artikel 19 en artikel 20, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971 werd met ingang van 1 januari 1998 teruggebracht naar 39 uren gemiddeld per week voor de ondernemingen met minder dan 50 werknemers. Voor de ondernemingen met 50 en meer werknemers werd de arbeidsduur bepaald op gemiddeld 38 uren per week. § 2. Deze arbeidsduur van 39 uren of 38 uren per week wordt bereikt als een gemiddelde op jaarbasis.

De normale werkelijke prestatieduur per week bedraagt nog steeds 40 uren. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt bereikt door de toekenning van betaalde compensatiedagen onder de voorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. Met ingang van 1 januari 2000, kunnen de per 1 januari 1999 bestaande ondernemingen met minder dan 10 werknemers, die in dit verband vóór 1 oktober 1999 aan het Sociaal Fonds voor de inplanting en het onderhoud van parken en tuinen een uitdrukkelijke en onomkeerbare keuze hebben bekendgemaakt, overgaan tot de toepassing van een reële wekelijkse arbeidsduur van 39 uren per week en dit zonder de toekenning van compensatiedagen.

De betrokken ondernemingen zullen in dit verband de wet van 8 april 1965 inzake de arbeidsreglementen respecteren.

De lonen worden in dit geval per 1 januari 2000 geperekweerd met 2,56 pct. en dit vóór indexering. Nieuw opgerichte ondernemingen maken hun keuze bekend binnen het kwartaal volgend op de eerste indienstneming van een vaste werknemer.

Art. 3.§ 1. Voor de in artikel 1 bedoelde werkgevers, die minder dan 50 aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven werknemers tewerkstellen, is de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis teruggebracht tot 39 uren per week zonder loonverlies overeenkomstig de modaliteiten aangegeven in artikel 4. § 2. De ondernemingen met minder dan 10 werknemers kunnen vóór 1 oktober 1999 opteren voor een arbeidsduurregeling met een werkelijke arbeidsduur van 39 uur per week die ingaat per 1 januari 2000 en dit overeenkomstig hetgeen gesteld is in artikel 2, § 3. § 3. Voor de in artikel 1 bedoelde werkgevers die 50 of meer werknemers tewerkstellen, is de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis teruggebracht tot 38 uren per week zonder loonverlies, overeenkomstig de modaliteiten aangegeven in artikel 4. § 4. In het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder jaar verstaan de periode lopende van 1 januari tot en met 31 december van hetzelfde kalenderjaar.

Art. 4.§ 1. De arbeidsduur van respectievelijk gemiddeld 39 of 38 uren per week wordt bekomen door het toekennen op jaarbasis van een aantal compensatiedagen.

De werknemers die het gehele jaar in dienst geweest zijn van dezelfde werkgever en die arbeidsprestaties of daarmee gelijkgestelde periodes kunnen aantonen, hebben recht op respectievelijk 6 of 12 compensatiedagen. § 2. Werknemers die in de loop van een jaar in dienst gekomen zijn of uit dienst gegaan zijn, hebben recht op respectievelijk één of twee compensatiedagen per schijf van twee maanden die zij in de onderneming in dienst waren. De deeltijdse werknemers hebben dit recht in verhouding tot hun arbeidsregime. § 3. De ondernemingen met minder dan 10 werknemers kunnen vóór 1 oktober 1999 opteren voor een arbeidsduurregeling met een reële arbeidsduur van 39 uren per week die ingaat per 1 januari 2000 en dit overeenkomstig hetgeen gesteld is in artikel 2.

Art. 5.Voor de vaststelling van het aantal compensatiedagen wordt rekening gehouden met de effectieve prestaties.

De periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden gelijkgesteld met arbeidsprestaties voor zover zij recht geven op de betaling van een gewaarborgd loon ten laste van de werkgever.

Art. 6.De op ondernemingsvlak voorzien compensatiedagen worden opgenomen overeenkomstig de hieromtrent tussen de werkgever en werknemers gemaakte afspraken. Het is zo te verstaan dat de niet opgenomen verworven compensatiedagen verplichtend opeenvolgend dienen te worden opgenomen vanaf de arbeidsdag die volgt op de betaalde feestdag van 25 december.

Mocht blijken dat de verplichting van dit artikel niet meer integraal kan gerealiseerd worden in het betrokken kalenderjaar, dan worden de resterende verworven compensatiedagen verder uitgeput vanaf de eerste arbeidsdag van het volgende kalenderjaar.

Art. 7.Betwistingen omtrent het al of niet recht hebben in hoofde van bepaalde werknemers op compensatiedagen, worden voorgelegd aan het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Mocht blijken dat het paritair comité vaststelt dat de werkgever in gebreke blijft wat de betaling van de voorziene compensatiedagen betreft, dan waarborgt het sociaal fonds de betaling. Het waarborgfonds wordt gesubrogeerd in de rechten van de individuele werknemers ten opzichte van zijn werkgever.

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduur in de sector « het inplanten en onderhouden van parken en tuinen ».

Elk van de contracterende partijen kan ze opzeggen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, te betekenen bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^