gepubliceerd op 03 mei 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met het oog op de omzetting, inzake roerende voorheffing, van de richtlijn van 22 december 2003 tot wijziging van de richtlijn van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lid-Staten
18 APRIL 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 met het oog op de omzetting, inzake roerende voorheffing, van de richtlijn van 22 december 2003 tot wijziging van de richtlijn van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lid-Staten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), inzonderheid artikel 266, vervangen bij de wet van 6 juli 1994 en gewijzigd bij de wetten van 4 april 1995 en 4 juli 2004;
Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), inzonderheid : - artikel 106 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 10 april 1995, 6 juli 1997, 9 januari 1998, 4 december 2000, 15 mei 2003 en 20 januari 2005; - artikel 117 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 30 mei 1995, 1 september 1995, 11 december 1996, 17 december 1996, 6 juli 1997, 4 december 2000, 22 december 2003 en 20 januari 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 februari 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 februari 2005;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat : - artikel 2, eerste lid van Richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2003 (2003/123/EG) tot wijziging van Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lid-Staten, voorziet dat de lid-Staten uiterlijk op 1 januari 2005 de bepalingen in werking doen treden om aan deze richtlijn te voldoen; - dientengevolge zo spoedig mogelijk de noodzakelijke aanpassingen aan het KB/WIB 92 dienen te worden aangebracht teneinde de Belgische fiscale wetgeving volledig in overeenstemming te brengen met de voornoemde richtlijnen;
Gelet op het advies nr. 38.232/2 van de Raad van State gegeven op 18 maart 2005 in uitvoering van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit strekt ertoe de Richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, om te zetten.
Art. 2.In artikel 106 van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 10 april 1995, 6 juli 1997, 9 januari 1998, 4 december 2000, 15 mei 2003 en 20 januari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 5, eerste lid, worden de woorden « van de Europese Economische Gemeenschap » vervangen door de woorden « van de Europese Unie »;2° § 5, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De verzaking is evenwel niet van toepassing indien het aandelenbezit van de moedermaatschappij uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald niet het in § 6bis vermelde minimumpercentage van het kapitaal van de dochteronderneming vertegenwoordigt en die minimumdeelneming niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden.»; 3° in § 5, derde lid, vervallen de woorden « des Communautés européennes » in de Franse tekst en worden de woorden « , gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 22 december 2003 (2003/123/EG) » toegevoegd aan het einde van dit lid;4° § 6, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De verzaking is evenwel niet van toepassing indien het aandelenbezit van de moedermaatschappij uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald niet het in § 6bis vermelde minimumpercentage van het kapitaal van de dochteronderneming vertegenwoordigt en die minimumdeelneming niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden.»; 5° een § 6bis wordt ingevoegd, luidende : « § 6bis.De minimumdeelneming vermeld in § 5, tweede lid, en in § 6, tweede lid, bedraagt : - 25 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vóór 1 januari 2005; - 20 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2005; - 15 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007; - 10 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2009. ».
Art. 3.In artikel 117 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 30 mei 1995, 1 september 1995, 11 december 1996, 17 december 1996, 6 juli 1997, 4 december 2000, 22 december 2003 en 20 januari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, eerste lid, a, worden de woorden « van de Europese Economische Gemeenschap » vervangen door de woorden « van de Europese Unie »;2° in § 4, eerste lid, b, worden de woorden « een deelneming behouden heeft van ten minste 25 % in het kapitaal van de Belgische dochteronderneming » vervangen door de woorden « een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis in het kapitaal van de Belgische dochteronderneming behouden heeft »;3° in § 4, tweede lid, a, worden de woorden « een deelneming van ten minste 25 % » vervangen door de woorden « een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis »;4° in § 4, tweede lid, c, worden de woorden « de grens van 25 % » vervangen door de woorden « het in § 5bis vermelde minimum »;5° in § 5, eerste lid, b, worden de woorden « een deelneming van ten minste 25 % » vervangen door de woorden « een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis »;6° in § 5, tweede lid, a, worden de woorden « een deelneming van ten minste 25 % » vervangen door de woorden « een minimumdeelneming als vermeld in § 5bis »;7° in § 5, tweede lid, c, worden de woorden « de grens van 25 % » vervangen door de woorden « het in § 5bis vermelde minimum »;8° een § 5bis wordt ingevoegd, luidende : « § 5bis.De minimumdeelneming vermeld in § 4, eerste lid, b en tweede lid, a en c, en in § 5, eerste lid, b en tweede lid, a en c, bedraagt : - 25 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vóór 1 januari 2005; - 20 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2005; - 15 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2007; - 10 % voor dividenden die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2009. »; 9° in § 15, worden de woorden « de deelneming van ten minste 25 % » vervangen door de woorden « de minimumdeelneming als vermeld in § 5bis of in § 6bis ».
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 5.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 april 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS