gepubliceerd op 30 september 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 oktober 1988 betreffende de samenstelling en werking van de Commissie tot erkenning van de gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien en de inschrijving en doorhaling in het register van de erkende gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien
17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 oktober 1988 betreffende de samenstelling en werking van de Commissie tot erkenning van de gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien en de inschrijving en doorhaling in het register van de erkende gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, inzonderheid op de artikelen 60 tot 63, gewijzigd bij de wet van 12 juni 2001;
Gelet op de wet van 29 april 1994 tot uitvoering van de in toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap uitgevaardigde verordeningen, richtlijnen en beschikkingen inzake diploma's, getuigschriften en andere titels vereist voor het uitoefenen van een beroep of een beroepsactiviteit, inzonderheid op artikel 1, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 oktober 1988 betreffende de samenstelling en werking van de Commissie tot erkenning van de gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien en de inschrijving en doorhaling in het register van de erkende gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 september 1992 en 15 september 1994;
Gelet op de Richtlijn 2001/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2001 tot wijziging van de richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 februari 2005;
Gelet op het advies nr. 38.701/1/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1988 betreffende de samenstelling en werking van de Commissie tot erkenning van de gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien en de inschrijving en doorhaling in het register van de erkende gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien wordt het punt 8°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, opgeheven.
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIbis, bestaande uit artikel 10, ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK IIbis. - De aanvraag tot inschrijving in het register ».
Art. 3.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.Wie in het register wenst te worden ingeschreven, richt daartoe, via een aangetekende zending, een aanvraag tot de Minister, uiterlijk twee maanden na de dag waarop het bericht, bedoeld in artikel 11, § 1, derde lid, en het bericht, bedoeld in artikel 19quater, § 1, in het Belgisch Staatsblad is verschenen.
De aanvraag tot inschrijving in het register geldt tevens als aanvraag tot deelneming aan het examen, bedoeld in artikel 11 en, desgevallend, als aanvraag tot deelneming aan de bekwaamheidsproef, bedoeld in artikel 19ter, 3°.
De aanvraag tot inschrijving wordt ingediend door middel van een formulier dat door de Dienst wordt afgeleverd. De taal die op het formulier wordt gebruikt is bepalend voor de keuze van de taal waarin het examen wordt afgelegd. ».
Art. 4.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 11.§ 1. Het examen wordt eenmaal per jaar georganiseerd, op de datum die de Minister bepaalt.
De gemeenschappelijke vergadering bepaalt het reglement en het programma van het examen en stelt de opgaven voor de schriftelijke proef vast.
Het reglement, het programma en de datum van het examen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 2. Voor de organisatie van het examen kunnen de afdelingen zich laten bijstaan door deskundigen. Deze worden gekozen uit een lijst die door de Minister is goedgekeurd. ».
Art. 5.In artikel 14, § 3, van hetzelfde besluit, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 6.In artikel 16, § 1, vijfde lid, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « of op een gelijkwaardige kwalificatie in de zin van artikel 3 van de richtlijn ».
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK IVbis. - Onderdanen van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van een andere Staat partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Art. 19bis.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° lidstaat : een lidstaat van de Europese Gemeenschap;2° Staat partij : een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;3° diploma : alle diploma's, certificaten en andere titels dan wel elk geheel van dergelijke diploma's, certificaten en andere titels : a) afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lid-Staat of een andere Staat partij, die is aangewezen overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, b) waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist, en c) waaruit blijkt dat de houder de vereiste beroepskwalificaties bezit om tot een gereglementeerd beroep in die lid-Staat of die andere Staat partij te worden toegelaten of om dat uit te oefenen, wanneer de met het diploma, het certificaat of de andere titel afgesloten opleiding overwegend in de Gemeenschap of in de Europese Economische Ruimte is genoten, of wanneer de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lid-Staat of de Staat partij die een diploma, een certificaat of een andere titel van een derde land heeft erkend. Alle diploma's, certificaten en andere titels, dan wel elk geheel van dergelijke diploma's, certificaten en andere titels die door een bevoegde autoriteit in een lid-Staat of een andere Staat partij, zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met een diploma in de zin van het eerste lid, indien daarmee een in de Gemeenschap of in de Europese Economische Ruimte gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door een bevoegde autoriteit in die lid-Staat of die andere Staat partij als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep zijn verbonden; 4° gereglementeerd beroep : de gereglementeerde beroepsactiviteit of het geheel van gereglementeerde beroepsactiviteiten die in een lid-Staat of een andere Staat partij dit beroep vormen;5° gereglementeerde beroepsactiviteit : een beroepsactiviteit voor zover de toegang tot of de uitoefening, dan wel een van de wijzen van uitoefening daarvan, in een lid-Staat of een andere Staat partij, krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, direct of indirect, afhankelijk is gesteld van het bezit van een diploma;6° gereglementeerde opleiding : alle opleidingen : a) die rechtstreeks gericht zijn op de uitoefening van een bepaald beroep, en b) die bestaan in een postsecundaire studie van ten minste drie jaar, of uit een met deze studieduur overeenstemmende deeltijdse studie, aan een universiteit, een instelling voor hoger onderwijs of een instelling van gelijkwaardig niveau, en, in voorkomend geval, uit de bovenop de postsecundaire studie vereiste beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring;de structuur en het niveau van de beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring worden vastgelegd bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lid-Staat of Staat partij of worden door de hiertoe aangewezen instantie gecontroleerd of erkend; 7° bekwaamheidsproef : een controle, uitsluitend de beroepskennis van de aanvrager betreffende, die door de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lid-Staat wordt verricht en die tot doel heeft te beoordelen of deze de bekwaamheid bezit om in deze lid-Staat een gereglementeerd beroep uit te oefenen.
Art. 19ter.De voorwaarden omschreven in artikel 60, § 1, 5°, 6° en 7°, van de wet zijn niet van toepassing op de onderdaan van een lid-Staat of van een andere Staat partij die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° in een andere lid-Staat of een andere Staat partij een kwalificatie hebben behaald, die gelijkwaardig is aan die in België vereiste voor de toegang tot of het uitoefening van het beroep van gemachtigde. De aanvrager wordt geacht een gelijkwaardige kwalificatie te hebben behaald : a) als hij in het bezit is van het diploma dat door een andere lid-Staat of door een andere Staat partij is voorgeschreven om tot het beroep van erkende gemachtigde op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel deze activiteit aldaar uit te oefenen, en dat in een lid-Staat of een andere Staat partij behaald is, of b) als hij het beroep van erkende gemachtigde gedurende twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaren voltijds heeft uitgeoefend in een andere lid-Staat of een andere Staat partij waar dat beroep niet gereglementeerd is en één of meer opleidingstitels bezit : - die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lid-Staat of een andere Staat partij die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat; - waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling van hoger onderwijs of een andere instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lid-Staat of in een andere Staat partij, en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist, en - die hem op de uitoefening van dit beroep hebben voorbereid.
De in punt b) hierboven bedoelde beroepservaring van twee jaar mag echter niet worden geëist wanneer de aanvrager met de in dit voornoemd punt b) bedoelde opleidingstitel(s), een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten; 2° een overzicht van de vakgebieden bestreken door het diploma of de opleidingstitel bedoeld in punt 1° hebben overlegd;3° een bekwaamheidsproef met succes hebben afgelegd, wanneer de door hem ontvangen opleiding, volgens punt 1°, a) en b), betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die welke bestreken worden door het in België voorgeschreven diploma. Indien de Commissie overweegt om van de aanvrager te verlangen dat hij een bekwaamheidsproef aflegt, moet ze eerst nagaan of de kennis die de aanvrager tijdens zijn beroepservaring als erkende gemachtigde inzake uitvindingsoctrooien heeft verworven, van dien aard is dat het wezenlijke verschil als bedoeld in het eerste lid van dit punt geheel of ten dele wordt ondervangen.
Art. 19quater.§ 1. De bekwaamheidsproef wordt eenmaal per jaar georganiseerd, op de datum bedoeld in artikel 11, § 1, derde lid. § 2. De Commissie is gemachtigd om : 1° te beslissen, in het licht van het in artikel 19ter, 2°, bedoelde overzicht, of de opleiding die de kandidaat genoten heeft betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het Belgische diploma van gemachtigde;2° de bekwaamheidsproef te organiseren en af te nemen. § 3. Als de kandidaat de bekwaamheidsproef aflegt, laat de Commissie hem weten over welke vakgebieden hij die proef aflegt. Deze vakgebieden worden bepaald op grond van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die door de aanvrager werd genoten, en mogen niet samenvallen met de vakgebieden, die door het diploma of de titel(s) waarnaar de aanvrager verwijst worden bestreken. § 4. De bekwaamheidsproef kan een mondeling en een schriftelijk gedeelte omvatten, die elk betrekking hebben op alle door de kandidaat afgelegde vakgebieden. § 5. Om te slagen voor de bekwaamheidsproef moet de kandidaat ten minste 50 % van de punten behalen voor elk examengedeelte waaraan hij deelneemt, en 60 % van de punten in totaal. ».
Art. 8.Artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De afdelingen, ieder wat haar betreft, stellen de lijst vast van de geslaagde kandidaten en onderzoeken of zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 60, § 1, 1° tot 6°, van de wet en, in het geval van de onderdanen als bedoeld in artikel 19ter, of ze voldoen aan de voorwaarden bepaald in dat artikel en in artikel 60, § 1, 1° tot 4°, van de wet. ».
Art. 9.Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN