gepubliceerd op 29 september 2000
Koninklijk besluit betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave
17 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947, inzonderheid op bijlage 16;
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling van de luchtvaart, inzonderheid op artikel 2 en artikel 5 gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit heeft tot doel de tenuitvoerlegging van de richtlijn (EEG) nr. 92/14 van de Raad van 2 maart 1992 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988), aldus gewijzigd bij de richtlijnen (EEG) nr. 98/20 van 30 maart 1998 en nr. 1999/28 van 21 april 1999.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : luchtvaartmaatschappij : een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning; exploitatievergunning : een aan een onderneming verleende vergunning waarbij haar wordt toegestaan passagiers, post en/of vracht tegen vergoeding en/of verhuring door de lucht te vervoeren; communautaire luchtvaartmaatschappij : een luchtvaartmaatschappij met een geldige door een Lid-Staat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen verleende exploitatievergunning; vloot van civiele subsonische straalvliegtuigen : de totale luchtvloot van civiele subsonische straalvliegtuigen waarover een luchtvaartmaatschappij uit eigen bezit of door enigerlei huurovereenkomst van ten minste één jaar kan beschikken.
Lid-Staat : Lid-Staat van de Europese Unie. bijlage 16 bij het Verdrag : Bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, tweede deel, tweede uitgave (1988).
Art. 3.Dit besluit is van toepassing op vliegtuigen met een maximumstartmassa van 34.000 kg of meer, of waarvan de voor het bepaalde type vliegtuig goedgekeurde maximale binnenruimte meer dan 19 passagiersstoelen omvat, de stoelen voor de bemanning niet meegerekend.
Art. 4.§ 1. De civiele subsonische straalvliegtuigen uitgerust met motoren met een omloopverhouding van minder dan 2, mogen alleen op de luchthavens worden geëxploiteerd wanneer voor deze luchtvaartuigen een akoestische goedkeuring is verleend op grond van : a) ofwel de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16 bij het Verdrag;b) ofwel de normen van hoofdstuk 2 van bijlage 16 bij het Verdrag, op voorwaarde dat het eerste individuele luchtwaardigheidsbewijs minder dan 25 jaar geleden is afgegeven. § 2. Vanaf 1 april 2002 moeten alle civiele subsonische straalvliegtuigen die geëxploiteerd worden op de luchthavens voldoen aan het bepaalde in paragraaf 1, a).
Art. 5.De in bijlage 1 bij dit besluit opgesomde vliegtuigen worden van het bepaalde in artikel 4, paragraaf 1, onder a) en b), ontheven, voor zover zij in het in de bovenvermelde bijlage voor het desbetreffende vliegtuig vermelde ontwikkelingsland ingeschreven blijven en nog steeds rechtstreeks of op grond van enigerlei vorm van huurovereenkomst gebruikt worden door in dat land gevestigde natuurlijke of rechtspersonen.
Deze ontheffing geldt niet indien het vliegtuig wordt verhuurd aan een natuurlijke of een rechtspersoon die in een ander land is gevestigd dan het land dat voor dat vliegtuig in bijlage 1 staat vermeld.
Art. 6.Een afwijking op de periode van vijfentwintig jaar, bepaald in artikel 4, paragraaf 1 b), kan worden verleend door de Minister die met het Bestuur van de Luchtvaart is belast of door zijn afgevaardigde, voor de vliegtuigen waarvan de luchtvaartmaatschappij aantoont dat de voortgang van haar activiteiten anders in buitensporige mate nadelig wordt beïnvloed.
In alle gevallen neemt de uitwerking van de afwijking een einde op de achtentwintigste verjaardag van de uitreiking van het eerste individueel luchtwaardigheidsbewijs van het betrokken vliegtuig.
Art. 7.Een afwijking van het bepaalde in artikel 4, paragraaf 1, wordt door de Minister die met het Bestuur van de Luchtvaart is belast of door zijn afgevaardigde verleend voor vliegtuigen die niet aan de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16 bij het Verdrag beantwoorden, doch wel kunnen worden omgebouwd om aan die normen te voldoen, mits : a) er voor het betrokken vliegtuigtype een passende ombouwuitrusting bestaat en beschikbaar is;b) vliegtuigen die van deze ombouwuitrusting zijn voorzien, voldoen aan de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16 bij het Verdrag, welke zijn bepaald volgens de door de Lid-Staten aanvaarde technische normen en procedures, tot op het moment dat op communautair niveau gemeenschappelijke normen en procedures worden vastgesteld;c) de luchtvaartmaatschappij de uitrusting vóór 1 april 1994 heeft besteld;d) de vroegst mogelijke leveringsdatum voor deze ombouw door de luchtvaartmaatschappij is aanvaard.
Art. 8.De Minister die met het Bestuur van de Luchtvaart is belast of zijn afgevaardigde kan een machtiging uitreiken voor tijdelijk gebruik van een vliegtuig dat uit hoofde van andere bepalingen van dit besluit niet mag worden geëxploiteerd. Deze afwijking is beperkt tot : a) vliegtuigen waarvan de exploitatie zo uitzonderlijk van aard is dat het niet redelijk zou zijn daarvoor geen tijdelijke afwijking te verlenen;b) vliegtuigen die voor ombouw-, reparatie- of onderhoudsdoeleinden niet-commerciële vluchten uitvoeren.
Art. 9.De afwijkingen die, krachtens de artikelen 4 tot 7 van de in artikel 1 bedoelde richtlijn werden verleend door een andere Lid-Staat voor de in de registers van deze laatste ingeschreven vliegtuigen, zijn geldig op het Belgisch grondgebied.
Artikel 4, paragraaf 1, is niet van toepassing op vliegtuigen die niet voldoen aan de voorwaarden bepaald in hoofdstuk 3 van bijlage 16 bij het Verdrag, en die in het nationaal register van een Lid-Staat worden gehandhaafd overeenkomstig artikel 7, punt 1, van de in artikel 1 vermelde richtlijn.
Art. 10.De aanvragen tot afwijking bedoeld in de artikelen 6 tot 8 worden ingediend bij de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart door middel van het naar behoren ingevulde formulier opgenomen in bijlage 2.
Op straf van nietigheid wordt bij de aanvragen een kopie gevoegd van : - het individueel luchtwaardigheidsbewijs van het vliegtuig; - het inschrijvingsbewijs; - het geluidscertificaat; - het bewijs van luchtvaartexploitant (AOC); - de exploitatievergunning.
Art. 11.Artikel 54bis van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart wordt opgeheven.
Art. 12.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT
Bijlage 1 Lijst van vliegtuigen die in aanmerking komen voor een ontheffing overeenkomstig artikel 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 september 2000 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988).
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT
Bijlage 2 Aanvraag tot afwijking van de geluidsnormen.
Ondergetekende . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . optredend voor de luchtvaartmaatschappij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . vraagt een afwijking krachtens de artikelen 6-7-8 (de onnodige artikelen doorhalen) van het koninklijk besluit van 17 september 2000 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988).
I. Vliegtuig waarvoor een afwijking wordt gevraagd. 1. Inschrijvingsnummer, serienummer van de constructeur en vliegtuigtype : .. . . . 2. Datum van het eerste individueel bewijs van luchtwaardigheid of constructiedatum : .. . . . 3. Staat waarin het vliegtuig is ingeschreven : .. . . . 4. Datum van inschrijving : .. . . .
II. Eigenaar. 1. Naam en adres : .. . . . 2. Nationaliteit : .. . . . 3. Datum waarop hij het vliegtuig heeft aangeschaft : .. . . .
III. Luchtvaartmaatschappij (invullen indien verschillend van de eigenaar). 1. Naam en adres : .. . . . 2. Nationaliteit : .. . . . 3. Exploiteert het vliegtuig sinds : .. . . .
IV. Type(s) van vluchten waarvoor een afwijking wordt gevraagd : . . . . .
V. Reden die voor de afwijking wordt aangevoerd : . . . . .
VI. Inlichtingen aangaande de samenstelling en de geluidscertificatie van de vloot van de luchtvaartmaatschappij : 1. Samenstelling van de huidige vloot : .. . . . a) Gecertificeerd Hoofdstuk 2 : .. . . . b) Gecertificeerd Hoofdstuk 3 : .. . . . 2. Details van het vlootmoderniseringsprogramma, indien het bestaat : .. . . . 3. Details van het akoestische ombouwprogramma, indien het bestaat : . . . . .
VII. Aangevraagde afwijking. 1. Periode waarvoor de afwijking wordt gevraagd (begin- en einddatum opgeven) : .. . . .
Een alternatieve periode opgeven : . . . . . 2. Luchthaven(s) waarvoor de afwijking wordt gevraagd : .. . . . 3. Aantal voorgenomen vluchten naar de in VII.2. hierboven opgesomde luchthavens naargelang het voorziene type van vervoer (geregelde, niet-geregelde of vrachtvluchten) met vermelding van de week, de dag en het uur voor elk type van vervoer : . . . . . 4. Andere Lid-Staten van de Europese Unie waar een afwijking reeds werd aangevraagd of wordt overwogen : .. . . .
VIII. Bewijs dat de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij in buitensporige mate nadelig worden beïnvloed indien de afwijking niet zou worden toegekend.
IX. In geval van een aanvraag tot tijdelijke afwijking : het bewijs leveren van het uitzonderlijk karakter van de operatie of van de noodzaak tot het uitvoeren van niet-commerciële vluchten voor ombouw-, reparatie- of onderhoudsdoeleinden.
Opgemaakt te . . . . . . .. op . . . . . . .
Handtekening . . . . . . . .
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 september 2000 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, tweede deel, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988).
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT