Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 oktober 2021
gepubliceerd op 29 oktober 2021

Koninklijk besluit ter uitvoering van de artikelen 2 tot en met 12 van de wet van 4 juli 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2021022272
pub.
29/10/2021
prom.
17/10/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2021. - Koninklijk besluit ter uitvoering van de artikelen 2 tot en met 12 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding Het vooropgestelde ontwerp van koninklijk besluit beoogt de artikelen 2 tot 12 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie ten uitvoer te leggen.

Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK 1. - Exploitatiewijzen

Artikel 1.Deze bepaling specifieert nader welke exploitatiewijzen in aanmerking komen, conform artikel 6 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Het gaat om de mededeling aan het publiek overeenkomstig artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht, voor zover het gaat om de openbare uitvoering van werken. Daarnaast komt ook de opvoering zoals bedoeld in de artikelen XI.201 en XI.202 van het Wetboek van economisch recht in aanmerking. Daarnaast komt ook de billijke vergoeding zoals bedoeld in de artikelen XI.212 tot en met XI.214 van het Wetboek van economisch recht in aanmerking, maar enkel wat betreft het aandeel van de uitvoerende kunstenaars. HOOFDSTUK 2. - Aanduiding beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties

Art. 2.Deze bepaling duidt de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties aan die in aanmerking komen om een deel van het bedrag van de compensatiemaatregel te mogen ontvangen, om het dan verder te verdelen onder de begunstigden. Deze beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties zijn, binnen de exploitatiewijzen die in aanmerking komen, het hardst getroffen door de gevolgen van het coronavirus. HOOFDSTUK 3. - Verdeelsleutel

Art. 3.Het exacte bedrag dat aan elke aangeduide beheersvennootschap wordt toegewezen wordt berekend op basis van het gemiddelde van de inkomsten, binnen de exploitatiewijzen zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, van de jaren 2017, 2018 en 2019.

Met dit gemiddelde wordt het bedrag van de inkomsten binnen diezelfde exploitatievormen berekend voor het jaar 2020. HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling aan de begunstigden voor de minderinkomsten uit auteurs- en naburige rechten in de jaren 2020 en 2021

Art. 4.Artikel 4 bepaalt hoe de compensatie wordt berekend en hoe deze moet worden uitbetaald aan de begunstigden. Er worden meerdere specifieke situaties voorzien in het koninklijk besluit. Artikel 4 bevat het basismechanisme. Dit basismechanisme bevat twee elementen.

Enerzijds bestaat dit basismechanisme erin dat de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties het bedrag van de compensatiemaatregel dienen toe te voegen aan de rechten die moeten worden uitbetaald in 2021 of via een afzonderlijk repartitie.

Zo zal de compensatie nog dit jaar bij de begunstigden terecht komen.

Het spreekt voor zich dat dit natuurlijk enkel mogelijk is ten aanzien van begunstigden die zijn aangesloten bij de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie, aangezien voor niet-aangeslotenen geen rechten worden geïnd en dus ook geen rechten worden verdeeld, behalve bijvoorbeeld in het kader van de inning van een wettelijke licentie.

Anderzijds heeft dit basismechanisme betrekking op de manier waarop de individuele bedragen die zullen worden uitgekeerd aan de begunstigden moeten worden berekend. De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties zoals aangeduid in artikel 2 zullen het gemiddelde van de verdeelde rechten van de jaren 2017, 2018 en 2019 moeten berekenen en vervolgens het verschil met de verdeelde rechten voor het jaar 2020 berekenen. De maximale compensatie is 70% van dat bedrag, rekening houdend met de ondergrens van 150 euro en bovengrens van 10.000 euro, zoals bepaald in artikel 5 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten. Hierin ligt ook de reden waarom er een rol wordt toegekend aan de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties. Het grootste deel van de begunstigden zal immers aangesloten zijn bij één van de beheersvennootschappen zoals bedoeld in artikel 2. Bijgevolg beschikt de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie over alle nodige gegevens om de berekening te kunnen doen.

De beheersvennootschap of beheersorganisatie is ertoe gehouden om de steunmaatregel op een billijke, zorgvuldige en niet-discriminatoire wijze te verdelen en dit overeenkomstig de bepaling in artikel XI.248 van het Wetboek van economisch recht.

De Raad van State stelt in zijn advies dat er een grote beoordelingsmarge wordt toegekend aan de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties wat betreft de berekeningswijze van het bedrag van de compensatie, en dat het niet duidelijk is of de beheersvennootschap zich a priori moet houden aan de regels zoals bepaald in de artikelen 4 tot 8 van het koninklijk besluit of dat de beheersvennootschappen een beoordeling geval per geval moeten doen.

Hier kan worden verduidelijkt dat het basismechanisme vervat in artikel 4, dat enerzijds de berekeningswijze bevat en anderzijds bepaalt hoe de compensatie moet worden uitbetaald, door de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties dient te worden toegepast, tenzij de voorwaarden vervuld zijn om op een ander mechanisme een beroep te kunnen doen. Slechts in dat geval kan er worden afgeweken van het basismechanisme. Dit sluit echter niet uit dat ook in de andere mechanismen wordt voorzien dat het bedrag dient te worden toegevoegd aan de rechten die normaliter in 2021 moeten worden uitbetaald. De andere mechanismen wijken voornamelijk af van het basismechanisme voor wat betreft de berekeningswijze van het bedrag van de compensatie, eerder dan het moment en de wijze van uitbetaling.

Wat betreft de situatie van een begunstigde die niet is aangesloten wordt verwezen naar artikel 7. Hierbij kan wel nog worden verduidelijkt dat onder zulke "niet-aangesloten begunstigde" wordt begrepen de begunstigden die niet zijn aangesloten bij een van de beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties van artikel 2. Het is dus mogelijk dat een begunstigde is aangesloten bij een andere beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie dan die zoals bedoeld in artikel 2. Het vierde lid bepaalt dat de beheersvennootschap geen inhouding kan doen op het bedrag van de compensatie voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. Gezien het feit dat bepaalde limieten gelden bij de berekening van het bedrag, en dat de beheersvennootschap een beheerkost kan aanrekenen, verdient het de voorkeur om geen extra inhoudingen op dit bedrag toe te laten, zodat het grootste deel van het totale bedrag nog in 2021 aan de begunstigde wordt uitbetaald.

Hierbij moet worden verduidelijkt dat deze bepaling overeenkomstig artikel 11 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, de regels inzake roerende voorheffing onverlet laat.

Art. 5.Omwille van het coronavirus zijn veel evenementen afgelast.

Het gaat bijvoorbeeld om liveoptredens en theatervoorstellingen. Deze specifieke exploitatievormen werken met stuksinningen. In dit geval kunnen de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties in bepaalde gevallen afwijken van de vorige bepaling en de berekening beperken tot 70% van de inkomsten indien de rechten zouden zijn geïnd zoals gewoonlijk. Het is immers zo dat het berekenen van het gemiddelde over een periode van drie jaar, zoals het geval is voor het basismechanisme, niet altijd mogelijk is aangezien een artiest niet noodzakelijk heeft opgetreden in die periode van drie jaar voorafgaand aan 2020. Daarom kunnen de beheersvennootschappen gebruik maken van dit tweede mechanisme in geval van stuksinningen. Zoals reeds vermeld merkt de Raad van State op dat de beheersvennootschap in dit geval een zeer ruime beoordelingsmarge toegekend krijgt. Zoals wordt verduidelijkt in de commentaar bij artikel 4, dient de beheersvennootschap in principe een beroep te doen op het basismechanisme. Volgens de Raad van State moeten specifieke en objectieve criteria worden uitgewerkt om te bepalen wanneer een beroep kan worden gedaan op artikel 4 of artikel 5. De voorwaarde om een beroep te doen op artikel 5 bestaat er echter in dat er inkomsten van een begunstigde zijn gebaseerd op stuksinningen. De beheersvennootschap kan dus enkel op artikel 5 een beroep doen indien er sprake is van een situatie waarbij de inkomsten worden gegenereerd via stuksinningen. Indien, in de hypothese van artikel 5, de inkomsten normaliter voortvloeien uit stuksinningen en dat het onmogelijk is de berekeningswijze te volgen van artikel 4, enkel dan kan een beroep worden gedaan op dit tweede mechanisme, dat specifiek gericht is op de situatie van stuksinningen. Een aantal voorbeelden kunnen dit verduidelijken. Indien een rechthebbende gemiddeld acht concerten had in de periode 2017 tot en met 2019 (zijnde de referentieperiode) en twee concerten in 2020, en de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie geen weet heeft van andere geplande concerten dan zal de berekening als volgt verlopen. Het verschil ten opzichte van de referentieperiode bedraagt 6 concerten. De 6 concerten die de rechthebbende dus in 2020 minder had ten opzichte van het gemiddelde van de referentieperiode 2017 tot en met 2019 worden gecompenseerd via het basismechanisme van artikel 4. Immers, het is mogelijk om de vergelijking met de referentieperiode te maken en dus de berekening te doen volgens artikel 4, aangezien de nodige gegevens beschikbaar zijn.

Indien een rechthebbende gemiddeld 8 concerten had in de periode 2017 tot en met 2019 en in 2020 hebben twee concerten plaatsgevonden, terwijl er 12 gepland stonden, dan zijn er 10 concerten dus niet kunnen doorgaan. Voor deze 10 geannuleerde concerten waren reeds aanvragen tot toelating ingediend of de auteur doet aangifte van de geannuleerde concerten en bezorgt de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie de nodige bewijsstukken. Er zal in de eerste plaats moeten worden nagegaan of een deel van de geannuleerde concerten kan worden vergoed via het basismechanisme van artikel 4.

Dit is het geval voor 6 concerten. Immers, in de referentieperiode vonden gemiddeld 8 concerten plaats, terwijl in 2020 twee concerten konden plaatsvinden. Dit levert, net zoals in het eerste voorbeeld, een verschil op van 6 concerten. Deze 6 concerten kunnen worden vergoed via het basismechanisme. De 6 concerten die vergoed worden via artikel 4 van het koninklijk besluit worden vervolgens afgetrokken van het totale aantal geannuleerde concerten. Op die manier blijven er nog 4 geannuleerde concerten over. Voor 4 geannuleerde concerten kan de begunstigde, bijgevolg nog aanspraak maken op een vergoeding voorzien in artikel 5 van het koninklijk besluit.

Een laatste voorbeeld betreft de situatie indien een begunstigde geen concerten heeft gegeven in de referentieperiode (2017-2019). In 2020 had hij 12 geplande concerten: 2 daarvan hebben plaatsgevonden, 10 werden geannuleerd. In deze situatie worden de 10 geannuleerde concerten vergoed via het mechanisme van artikel 5, omdat de gegevens om de berekening conform artikel 4 te doen, onbestaande zijn.

Artikel 5 van het koninklijk besluit zal dus enkel toegepast worden voor het deel van de geplande exploitatie in 2020 of 2021 dat de gemiddelde exploitatie van de referentieperiode overtreft of indien er in de referentieperiode geen concerten plaatsvonden.

Hierbij dient er wel op te worden gewezen dat, in dit geval, reeds aanvragen bij de beheersvennootschappen moeten zijn gedaan. Enkel dan beschikt de beheersvennootschap over alle nodige informatie om de berekening te kunnen doen en de compensatie te kunnen uitbetalen.

Het spreekt voor zich dat enkel en alleen de minderinkomsten die voortvloeien uit stuksinningen in aanmerking kunnen worden genomen bij toepassing van artikel 5 en 6. Indien een begunstigde naast inkomsten uit stuksinningen ook nog andere inkomsten uit één van de exploitatiewijzen haalt, dient desgevallend een beroep te worden gedaan op het mechanisme van artikel 4. Op die manier word vermeden dat dezelfde inkomsten tweemaal in aanmerking zouden kunnen worden genomen en dus tweemaal zouden worden gecompenseerd.

De beheersvennootschap dient de sommen uit te betalen samen met de rechten voor het jaar 2021. Het feit dat dit principe ook wordt gehanteerd in artikel 4, dat het basismechanisme bevat, doet geen afbreuk aan het feit dat het in geval van artikel 5 gaat om een bijzondere situatie, namelijk die van stuksinningen.

Van begunstigden die geen lid zijn van een beheersvenootschap zoals bedoeld in artikel 2 wordt verwacht dat zij de nodige informatie verstrekken aan de beheersvennootschap opdat de beheersvennootschap de compensatie kan uitbetalen.

Ook in dit geval kunnen geen inhoudingen worden gedaan voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. Voor toelichting wordt naar de commentaar bij artikel 4, vierde lid, verwezen.

Art. 6.Deze bepaling regelt de situatie van stuksinningen, waarvoor er echter nog geen aanvraag bij de beheersvennootschap werd ingediend.

In dat geval wordt de mogelijkheid voorzien om een forfaitaire vergoeding te betalen. De reden hiervoor is dat in deze specifieke hypothese de beheersvennootschap wellicht niet over voldoende informatie beschikt om de berekening te doen conform artikel 5, eerste lid. Daarom word er ook expliciet voorzien dat de beheersvennootschappen enkel en alleen een beroep kunnen doen op deze bepaling, en dus een forfaitaire vergoeding kunnen uitbetalen, indien zij kunnen aantonen niet over de noodzakelijke informatie te beschikken om de berekening conform artikel 5 te doen.

Het forfait wordt vastgelegd op 150 EUR per referentiejaar.

Het spreekt voor zich dat er door de begunstigde voldoende bewijzen moeten worden aangebracht die vaststellen dat er schade is geleden omwille van de maatregelen genomen in de strijd tegen COVID-19, om misbruik te vermijden. Van de begunstigden wordt dus verwacht dat zij kunnen aantonen dat het evenement werd geannuleerd of dat er een grote impact was op het evenement omwille van het coronavirus.

Ook in dit geval kunnen geen inhoudingen worden gedaan voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. Voor toelichting wordt naar de commentaar bij artikel 4, vierde lid, verwezen.

Art. 7.Artikel 7 bepaalt dat ook begunstigden die niet zijn aangesloten bij een beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie een beroep kunnen doen op de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie om een deel van de compensatiemaatregel te kunnen ontvangen. De Raad van State merkt in zijn advies op dat de situatie van een natuurlijke persoon of een éénpersoonsvennootschap die is aangesloten bij een beheersvennootschap of collectieve beheersorgansatie die niet in de lijst van artikel 2 van het koninklijk besluit is opgenomen onduidelijk is. Om dit punt te verduidelijken werden wijzigingen aangebracht aan artikel 7. Een natuurlijke persoon of éénpersoonsvennootschap die is aangesloten bij een beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie die echter niet is opgenomen in de lijst van artikel 2 wordt daarom, in de zin van dit besluit, beschouwd als een "niet-aangesloten begunstigde".

In artikel 7 is bepaald dat begunstigden "onder dezelfde voorwaarden als leden van de beheersvennootschappen" in aanmerking komen. Dit heeft niet alleen betrekking op het bestaan van een schade, de minima en plafonds, maar ook op het feit dat aan de voorwaarden voor lidmaatschap bij een beheersvennootschap moet voldaan zijn. Deze verduidelijking is pertinent om misbruik te vermijden.

Het is dus niet vereist dat een begunstigde ook lid is van een beheersvennootschap zoals bedoeld in artikel 2 of van eender welke andere beheersvennootschap. Het al dan niet lid zijn van een beheersvennootschap vormt met andere woorden geen voorwaarde voor het verkrijgen van de compensatie.

De situatie van een "aangesloten begunstigde" verschilt echter wel van een "niet-aangesloten begunstigde". De beheersvennootschap kent de situatie van haar aangesloten auteurs en artiesten, aangezien ze de exclusieve rechten van deze personen beheert, maar zij kent de situatie van een niet-aangesloten begunstigde niet of nauwelijks.

Het tweede lid bepaalt dat de aanvraag door een niet-aangesloten begunstigde uiterlijk op 15 november 2021 dient te gebeuren. Het tweede lid bepaalt eveneens dat de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie de nadere regels kan bepalen. Volgens de Raad van State zou het hier gaan om een ontoelaatbare regelgevende bevoegdheid aan deze entiteiten. Het gaat hier echter niet om het bepalen van aanvullende voorwaarden ten aanzien van begunstigden om recht te kunnen hebben op een compensatie. De beheersvennootschappen blijven voor de berekening en de uitbetaling van de bedragen gebonden aan de regels zoals vastgelegd in het koninklijk besluit en krijgen in geen enkel geval de bevoegdheid om nadere regels en voorwaarden hieromtrent vast te leggen. Het gaat hier louter en alleen om nadere regels met betrekking tot de aanvraag op zich, zoals bijvoorbeeld het voorzien van een formulier dat dient te worden ingevuld of het opzetten van een website waarlangs de aanvragen door niet-aangesloten begunstigden kunnen gebeuren.

De berekening conform het basismechanisme gebeurt aan de hand van het gemiddelde van de inningen van de jaren 2017 tot en met 2019.

Aangezien de beheersvennootschappen zoals bedoeld in artikel 2 geen rechten innen voor auteurs die niet zijn aangesloten, kan de beheersvennootschap deze situatie niet kennen en de berekening ook niet doen. Daarom wordt er verwacht van niet-aangesloten begunstigden dat zij voldoende informatie bezorgen aan de beheersvennootschap, opdat de beheersvennootschap het bedrag kan uitbetalen. Afhankelijk van de situatie waarin de niet-aangesloten begunstigde zich bevindt, dient de beheersvennootschap het bedrag te berekenen volgens de modaliteiten van de bepalingen van het koninklijk besluit.

Er wordt tevens voorzien dat de beheersvennootschap het bedrag kan bepalen overeenkomstig de tarieven die zij hanteert. Deze bepaling is van toepassing indien de vergoeding voor een "niet-aangesloten begunstigde" wordt berekend op basis van het basismechanisme van artikel 4 of het mechanisme van artikel 5 (stuksinningen). Volgens de Raad van State houdt dit een risico in op ongelijke behandeling. De reden waarom deze bepaling, specifiek in het kader van "niet-aangesloten begunstigden" werd ingevoerd is meerzijdig. Een lid van een beheersvennootschap geeft zijn of haar rechten in beheer aan zulke vennootschap. Dit betekent ook dat deze beheersvennootschap de tarieven kan bepalen ten aanzien van dit lid, aangezien het de beheersvennootschap is die de auteur of artiest zal vertegenwoordigen.

Dit betekent dus, hoewel dat niet uitdrukkelijk wordt gespecifieerd in het koninklijk besluit, dat voor de begunstigden die lid zijn van een beheersvennootschap, ook rekening wordt gehouden met de tarieven die de beheersvennootschap hanteert, aangezien dit voortvloeit uit het feit dat deze "aangesloten begunstigden" hun exclusieve rechten in beheer hebben gegeven aan de beheersvennootschap. Dit vloeit met andere woorden voort uit een feitelijke situatie. Om de situatie tussen de aangesloten begunstigden en niet-aangesloten begunstigden op gelijke voet te brengen en omdat het uiteindelijk de beheersvennootschap zal zijn die de berekeningen moet uitvoeren, werd ervoor geopteerd deze bepaling toe te voegen.

Er wordt ook voorzien dat, indien het voor de beheersvennootschap onmogelijk is om voor deze niet-aangesloten begunstigden de berekening te doen bij gebrek aan de nodige informatie en gegevens, de beheersvennootschap een forfaitaire vergoeding kan uitbetalen. Op deze manier wordt vermeden dat de niet-aangesloten begunstigden geen enkele vergoeding zouden ontvangen, bij gebrek aan gegevens om de berekeningen conform het mechanisme van artikel 4 of het mechanisme van artikel 5 uit te voeren.

Het zesde lid voorziet dat de niet-aangesloten begunstigden de nodige gegevens aan de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie verstrekken opdat het bedrag van de compensatie kan worden uitbetaald.

Hierbij kan worden gedacht aan de bankgegevens opdat het bedrag kan worden overgeschreven. Deze bepaling wijkt of van artikel 4, eerste lid en artikel 5, tweede lid doordat er geen toevoeging plaatsvindt aan de rechten die worden uitbetaald in 2021 en er ook geen afzonderlijke repartitie is in 2021 per analogie met de gebruikelijke repartitie. De reden hiervoor is dat de beheersvennootschappen in de regel geen rechten verdelen naar niet-leden toe.

Het laatste lid bepaalt dat een begunstigde die niet is aangesloten bij een beheersvennootschap zoals bedoeld in artikel 2, zich slechts tot één beheersvennootschap kan richten en slechts één aanvraag kan indienen. Idealiter is dit de beheersvennootschap die normalerwijze die specifieke categorie van rechten beheert. Het spreekt voor zich dat begunstigden die lid zijn van één van de beheersvennootschappen, zich uitsluitend tot deze beheersvennootschap wenden.

De beheersvennootschappen waken erover geen oneerlijke concurrentie te voeren.

Art. 8.Artikel 8 bepaalt dat de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties een deel van het bedrag, met een maximum van 15%, kunnen uitkeren aan bepaalde categorieën van begunstigden die zich in een specifieke situatie bevinden. De situaties die hier voornamelijk mee bedoeld worden zijn, de situaties waarbij een auteur van een literair werk geen uitgever kon vinden en waarvan de uitgave dus werd geannuleerd. Het kan ook gaan om een boekvoorstelling die niet kon worden georganiseerd. Hieronder kan ook de situatie vallen van auteurs of uitvoerende kunstenaars van audiovisuele werken wiens productie werd uitgesteld of geannuleerd (bijvoorbeeld een geannuleerde bioscooprelease). De opsomming zoals deze in het koninklijk besluit is opgenomen is als exhaustief te beschouwen.

De voorwaarde is steeds dat er sprake is van een impact van de COVID-19-pandemie.

De begunstigden leggen de nodige bewijsstukken voor waaruit blijkt dat ze een impact hebben ondervonden van de COVID-19-pandemie. Op basis van de ontvangen aanvragen en/of de reeds gekende informatie past de beheersvennootschap op billijke en niet-discriminatoire wijze de toekenning van een bedrag aan steunmaatregel toe per begunstigde.

Opnieuw kunnen geen inhoudingen worden gedaan op het bedrag van de compensatie voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. Voor nadere toelichting wordt naar de commentaar bij artikel 4, vierde lid, verwezen.

Art. 9.Deze bepaling bevat een vierde mechanisme, overeenkomstig artikel 8 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten. In deze hypothese zullen een aantal limieten niet van toepassing zijn.

De minderinkomsten die de beheersvennootschap via dit mechanisme kan compenseren, vloeien voort uit een commerciële geste die de beheersvennootschap heeft gedaan ten aanzien van bepaalde betalingsplichtigen, in 2021. Artikel 8, derde lid, van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten bepaalt dat de geste maximaal vijf maanden aan kwijtgescholden rechten kan bedragen. Een sector ten aanzien waarvan een commerciële geste kan worden gedaan is bijvoorbeeld de horeca.

Artikel 8, derde lid, van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten bepaalt eveneens dat de commerciële geste wordt onderhandeld door de beheersvennootschap zelf met de betrokken sectoren.

Ook in dit geval kunnen geen inhoudingen worden gedaan voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. Voor toelichting wordt naar de commentaar bij artikel 4, vierde lid, verwezen.

De Raad van State merkt op in zijn advies dat de nadere modaliteiten van deze bepaling dienen te worden bepaald. De wet voorziet inderdaad in dergelijke machtiging. Deze bepaling voorziet echter in de verdere modaliteiten, zoals bijvoorbeeld het verbod op inhoudingen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden. HOOFDSTUK 5. - Rapportageverplichting

Art. 10.Dit artikel heeft tot doel een rapportageverplichting in te voeren bij de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties die een steunmaatregel ontvangen.

In dit verslag nemen de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties de informatie bedoeld in artikel 10, § 2, op met betrekking tot de ontvangen steunmaatregel en de verdeling en uitbetaling van dit bedrag onder de begunstigden.

De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties maken dit verslag over aan de Controledienst voor beheersvennootschappen uiterlijk op 30 juni 2022. HOOFDSTUK 6. - Schuld aan rechthebbenden

Art. 11.Dit artikel geeft aan dat de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties ertoe gehouden zijn om verdere inspanningen te doen om hun schuld aan de rechthebbenden af te bouwen.

Enerzijds moeten zij op het einde van het boekjaar 2023 de schuld aan de rechthebbenden verminderen met minstens een bedrag gelijk aan de ontvangen steunmaatregel en dit in vergelijking met het niveau van de schuld in boekjaar 2019.

Voor het bedrag van de schuld aan de rechthebbenden wordt in aanmerking genomen de schuld zoals opgenomen onder de rubrieken in de passiva van de jaarrekening met name de niet-voorbehouden te verdelen geïnde rechten (B1), de verdeelde geïnde rechten die niet het voorwerp zijn van betwistingen (C1), de niet-verdeelbare geïnde rechten (C3) en de financiële opbrengsten die voortvloeien uit het beheer van de geïnde rechten (D). Het gaat hierbij dus niet om de rechten die de beheersvennootschap en collectieve beheersorganisatie hebben voorbehouden, die het voorwerp van betwisting uitmaken of waarvan ze de inning nog niet heeft ontvangen.

Daarnaast zijn de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties ertoe gehouden een actieplan op te stellen waarin ze aangeven welke inspanningen ze hebben gedaan en zullen verrichten om de schuld aan de rechthebbenden in de periode 2019 tot 2023 verder af te bouwen. Dit verslag wordt bezorgd aan de Controledienst voor beheersvennootschappen uiterlijk op 30 november 2021. HOOFDSTUK 7. - Aparte boekhoudkundige rekening

Art. 12.Dit artikel stelt dat de ontvangen steunmaatregel op een aparte boekhoudkundige rekening moet worden geboekt.

Op een passiefrekening wordt de steunmaatregel exclusief de ingehouden beheerskost geboekt. De ingehouden beheerskost wordt op een omzetrekening geboekt.

Ten laatste op het moment van uitbetaling van de steunmaatregel aan de begunstigden moeten de ingehouden beheerskosten in de resultaatrekening worden opgenomen.

Art. 13.In dit artikel wordt bepaald hoe de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties de ontvangen steunmaatregel in haar jaarrekening moet opnemen. De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties zijn ertoe gehouden om de ontvangen steunmaatregel op te nemen onder "F2- andere geïnde sommen" van de sectie Ca van het kasstroomoverzicht. De uitbetaling van de steunmaatregel moet onder "N- andere betaalde sommen" in sectie Ca van het kasstroomoverzicht worden opgenomen. HOOFDSTUK 8. - Aparte lijn betalingsstaat

Art. 14.In dit artikel worden de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties verplicht om in de betalingsstaat die ze aan de begunstigden verstrekken het bedrag aan steunmaatregel op te nemen. Indien de begunstigden naast de steunmaatregel ook nog auteurs- of naburige rechten ontvangen, dan worden deze bedragen apart op de betalingsstaat vermeld. HOOFDSTUK 9. - Verplichting tot terugbetaling

Art. 15.Artikel 15 van het koninklijk besluit voert de verplichting in hoofde van de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties in, om het resterende bedrag terug te betalen aan de Federale Staat. Indien er na het uitbetalen van de bedragen aan de begunstigden een deel van het bedrag dat werd toegekend overblijft, moet dit bedrag worden terugbetaald aan de Federale Staat. Hierbij kan nog worden verduidelijkt dat het moet gaan om een positief verschil tussen de som zoals toegekend aan de beheersvennootschap enerzijds en het totaal van de uitgekeerde bedragen en de aangerekende kost anderzijds. Het spreekt voor zich dat, binnen de grenzen van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten en het koninklijk besluit, het bedrag zoals toegekend aan de beheersvennootschappen maximaal ten goede moet komen aan de begunstigen. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepaling

Art. 16.Dit artikel behoeft geen bijzondere commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 69.925/2/V van 25 augustus 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `besluit ter uitvoering van de artikelen 2 tot en met 12 van de wet van xxx houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID 19 pandemie' Op 15 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice eersteminister en Minister van Economie en Werk verzocht binnen een termijn van dertig dagen van rechtswege(1) verlengd tot 31 augustus 2021 een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `ter uitvoering van de artikelen 2 tot en met 12 van de wet van xxx houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie'.

Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 25 augustus 2021. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Bernard BLERO en Christine HOREVOETS, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Jacques ENGLEBERT, assessoren, en Béatrice DRAPIER, griffier. Het verslag is uitgebracht door Pauline LAGASSE, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 augustus 2021.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Aangezien de wet `houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie', die aan het ontworpen besluit rechtsgrond verleent, op 4 juli 2021 is aangenomen, dient het ontwerp die datum te vermelden telkens wanneer de wet wordt aangehaald.2. Uit artikel 7 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten vloeit voort dat niet enkel de beheersvennootschappen maar ook de "collectieve beheersorganisaties die in België gevestigd zijn en de collectieve beheersorganisaties met een bijkantoor in België die de categorieën van begunstigden zoals bedoeld in artikel 4 vertegenwoordigen" met de verdeling van de bedragen van de sociale compensatiemaatregel worden belast. Artikel 2 vermeldt echter enkel de "beheersvennootschappen" als organisatie "belast met de verdeling en uitbetaling van de bedragen van de compensatiemaatregel tussen de begunstigden".

Dat artikel 2 moet, evenals de rest van het ontwerp met inbegrip van het opschrift van hoofdstuk 2, dus worden aangevuld, temeer daar bij de entiteiten die in het artikel worden vermeld zowel beheersvennootschappen als collectieve beheersorganisaties voorkomen. 3. Op de vraag hoe het zit met natuurlijke personen of eenpersoonsvennootschappen die zijn aangesloten bij een beheersvennootschap of een collectieve beheersorganisatie die niet in artikel 2 van het ontwerp wordt vermeld, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "De maatregel die werd genomen heeft tot doel de auteurs/artiesten die natuurlijke persoon zijn of hun activiteit uitoefenen via een eenpersoonsvennootschap, te ondersteunen naar aanleiding van de COVID 19 pandemie.Daarnaast komen slechts bepaalde exploitatievormen in aanmerking voor een compensatie. De beheersvennootschappen die worden ingeschakeld in de uitbetaling van de bedragen zijn de beheersvennootschappen die enerzijds deze categorieën van personen vertegenwoordigen (binnen de specifieke exploitatiewijzen) en anderzijds het zwaarst werden getroffen door de gevolgen van de COVID 19 pandemie. Desalniettemin is het logisch dat er bepaalde auteurs en artiesten zijn die ook schade hebben geleden, maar niet zijn aangesloten bij één van deze beheersvennootschappen. Deze personen kunnen worden beschouwd als zijnde `niet-aangesloten begunstigden', zoals bedoeld in artikel 7 van het ontwerp KB. De inschatting is, dat deze groep van personen eerder klein zal zijn".

Uit het dispositief blijkt onvoldoende duidelijk dat natuurlijke personen of eenpersoonsvennootschappen die zijn aangesloten bij een beheersvennootschap of een collectieve beheersorganisatie die niet in artikel 2 van het ontwerp wordt vermeld, kunnen worden beschouwd als "niet-aangesloten begunstigden" in de zin van artikel 7 van het ontwerp. Om te garanderen dat het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie in acht wordt genomen en omwille van de rechtszekerheid dient artikel 7, eerste lid, te worden herschreven, bijvoorbeeld als volgt: "De begunstigden die niet zijn aangesloten bij een in artikel 2 genoemde beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kunnen onder dezelfde voorwaarden als de leden van de in artikel 2 genoemde beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties een aanvraag tot het bekomen van een compensatie indienen bij de in artikel 2 genoemde beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie die de betrokken rechten beheert" (eigen cursivering, te verwijderen in de uit te vaardigen tekst). 4. Uit het ontwerp valt niet op te maken hoe de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties ervoor zullen zorgen dat het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie in acht wordt genomen bij de verdeling van de enveloppe die hun krachtens artikel 3 van het ontwerp is toegekend.Daartoe dient voorzien te worden in een procedure voor het indienen van de aanvragen die het mogelijk maakt de steun te verdelen nadat men zich een algemeen beeld heeft gevormd van de aanvragen en van eenieders rechten, zodat de begunstigden een steun ontvangen die in verhouding staat tot hun inkomstenverlies en die niet discriminerend is in het licht van de beschikbare enveloppe. 5.1. Verschillende bepalingen van het ontwerp verlenen aan de beheersvennootschappen een ruime beoordelingsbevoegdheid. 5.2. Immers: - artikel 5, eerste lid, van het ontwerp (stuksinningen voor de stukken waarvoor een aanvraag tot toelating werd ingediend) stelt dat "het bedrag van de sociale compensatie [kan worden] uitbetaald (...) door toevoeging van dit bedrag aan de rechten die moeten worden uitbetaald in 2021"; uit de bespreking van die bepaling blijkt trouwens dat "de beheersvennootschappen [kunnen] afwijken van de vorige bepaling [en] daarom (...) gebruik [kunnen] maken van dit tweede mechanisme in geval van stuksinningen"; - artikel 6, eerste lid, van het ontwerp (stuksinningen voor de stukken waarvoor geen aanvraag tot toelating werd ingediend) stelt dat, "[i]ndien nog geen aanvraag (...) werd ingediend bij de beheersvennootschap, een forfaitair bedrag [kan worden uitbetaald] aan de begunstigde"; in de bespreking van die bepaling staat te lezen dat "de beheersvennootschap ervoor [kan] kiezen een forfaitair bedrag uit te keren". - artikel 7, derde lid, van het ontwerp bepaalt het volgende: "De beheersvennootschap kan het bedrag van de compensatie op basis van de door haar gehanteerde tarieven bepalen"; artikel 7, vierde lid, van het ontwerp luidt als volgt: "In afwijking van het derde lid, kan het bedrag van de compensatiemaatregel forfaitair worden bepaald"; in de bespreking van dat artikel staat te lezen: "Aangezien de beheersvennootschap de specifieke situatie van een niet aangesloten begunstigde niet kent, noch over de informatie beschikt waarover zij beschikt in het geval van de aangesloten begunstigden, wordt de mogelijkheid gelaten om een forfaitaire vergoeding toe te kennen aan een niet-aangesloten begunstigde"; - artikel 8 van het ontwerp stelt het volgende: "De beheersvennootschap kan een deel van het ontvangen bedrag op forfaitaire basis uitkeren aan bepaalde categorieën van (...) rechthebbenden (...) op voorwaarde dat de beheersvennootschap dit kan rechtvaardigen".

Uit die verschillende bepalingen blijkt dat het aan de beheersvennootschappen genoemd in artikel 2 van het ontwerp staat om te bepalen hoe het bedrag van de compensatiemaatregel wordt berekend. 5.3. Naar aanleiding van een vraag over de ruime beoordelingsbevoegdheid die aldus aan de beheersvennootschappen wordt verleend, heeft de gemachtigde van de minister het volgende gesteld: "Het KB geeft richtlijnen aan de beheersvennootschappen om tot de verdeling van de rechten over te gaan. Zo worden er forfaits bepaald, alsook maxima van de verminderde inkomsten die gecompenseerd kunnen worden. De beheersvennootschappen moeten binnen de krijtlijnen zoals bepaald door het KB de verdeling en uitbetaling van de steunmaatregel onder de begunstigden uitvoeren. De beheersvennootschappen hebben een vergunning gekregen om tot de inning en verdeling over te gaan, dit moeten ze op basis van objectieve parameters doen. De bepalingen uit boek XI van het WER zijn op hun van toepassing, met name artikel XI.248, § 1 WER". 5.4. De steller van het ontwerp lijkt de verdeling van de maatregel die bedoeld is om het verlies aan auteursrechten en naburige rechten te compenseren, op dezelfde wijze te willen organiseren als de verdeling van die auteursrechten en naburige rechten.

Het beheer van de auteursrechten en de naburige rechten loopt inderdaad via de bemiddelaars die de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties zijn. Overeenkomstig artikel XI.249, § 1, van het Wetboek van economisch recht dienen deze "tariferingsregels en innings- en verdelingsregels vast [te stellen] voor alle exploitatiewijzen waarvoor zij rechten van de rechthebbenden beheren, behalve in de gevallen waarin zij door of krachtens de wet zijn of moeten worden vastgesteld".

Het zijn dus de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties die vaststellen hoe de auteursrechten en de naburige rechten die onder hun aangeslotenen moeten worden verdeeld, berekend worden. Die werkwijze is aanvaardbaar omdat ze contractueel vastgelegd is. De rechthebbenden van auteursrechten of naburige rechten kiezen vrijelijk aan welke beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie ze het beheer van hun rechten wensen toe te vertrouwen, onder meer op basis van de tariferings-, innings- en verdelingsregels die deze toepast.

In casu organiseert het ontwerp de verdeling van een sociale steun waarop elke begunstigde bedoeld in artikel 4 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten aanspraak kan maken, zonder dat dat het gevolg is van een eventuele band tussen de begunstigde en de beheersvennootschap of de collectieve beheersorganisatie.

De bedragen van die compensatiemaatregel moeten aan de voornoemde begunstigden worden uitgekeerd met inachtneming van het beginsel van gelijkheid en non discriminatie. Doch doordat het ontwerp toestaat dat elke beheersvennootschap of elke collectieve beheersorganisatie zelf bepaalt hoe het bedrag van de uitgekeerde compensatiesteun wordt berekend, kan niet worden gegarandeerd dat alle begunstigden op voet van gelijkheid en zonder discriminatie worden behandeld.

Uit de huidige redactie van het ontwerp valt trouwens niet goed op te maken of het de bedoeling is dat de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties de bevoegdheid krijgen om de verdeelsleutels voor de compensatiemaatregelen a priori vast te stellen volgens de mogelijkheden die bij de artikelen 4 tot 8 van het ontwerp worden geboden,(2) dan wel of het de bedoeling is dat ze een bevoegdheid krijgen om elk geval apart te beoordelen.

In het eerste geval zou men weliswaar een zekere vorm van gelijkheid kunnen bereiken tussen de begunstigden die een beroep op eenzelfde beheersvennootschap of op eenzelfde collectieve beheersorganisatie doen, maar zouden toch nog verschillen in behandeling kunnen bestaan tussen de begunstigden naargelang van de beheersvennootschap of de collectieve beheersorganisatie waarvan ze afhangen of waarop ze een beroep doen.

In het tweede geval zouden de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties hun beoordelingsbevoegdheid uitoefenen buiten enig kader dat toelaat de gelijkheid en non-discriminatie a priori te garanderen. Dat is nog problematischer.

Het feit dat, zoals de gemachtigde van de minister heeft opgemerkt, de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties het Wetboek van economisch recht en meer bepaald artikel XI.248 ervan(3) dienen te respecteren, rechtvaardigt niet dat het ontwerp niet alvast voorziet in duidelijke en objectieve criteria die gelden voor alle beheersvennootschappen en bijgevolg voor alle begunstigden. 5.5. Op de vraag hoe de artikelen 4 en 5 of 6 zich tot elkaar verhouden in het geval waarin de begunstigde niet alleen inkomstenverlies zou lijden vanwege opvoeringen die niet hebben plaatsgevonden in de zin van de artikelen 5 of 6 van het ontwerp, maar ook inkomsten uit andere exploitatiewijzen zou verliezen op grond waarvan hij gebruik zou kunnen maken van artikel 4 van het ontwerp, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord: "Artikel 4 biedt de mogelijkheid om de verdeling te doen op basis van de informatie waarover de beheersvennootschap beschikt (playlijsten, verkoopcijfers, ...).

Artikel 5 dekt de situatie van een concert, een theatervoorstelling, een optreden (stand-up) dat geprogrammeerd stond, maar dat uiteindelijk niet kon doorgaan vanwege de COVID 19 pandemie. Het gaat hierbij dus om een ruime situatie. Indien er geen aanvraag volgde, wordt er toepassing gemaakt van artikel 6, waarbij de nodige bewijzen moeten worden voorgelegd.

Alles hangt dus af van de vraag of er een aanvraag volgde of niet.

Enkel die situaties die onder de toepassing van het KB vallen, opgesomd onder artikel 1 van het ontwerp-KB, kunnen op een steunmaatregel rekenen, met uitsluiting van de bepaling onder artikel 8. Dit artikel biedt de mogelijkheid om auteurs en uitvoerende kunstenaars te compenseren voor de verminderde inningen gelet op de [COVID 19 pandemie] die niet onder artikel 4 tot 6 van het ontwerp KB vallen.In het Verslag aan de Koning wordt het voorbeeld gegeven van de literaire auteur die verliezen heeft geleden doordat hij gelet op de [COVID 19-pandemie] geen uitgeverij voor zijn boek heeft gevonden.

Elk van deze artikelen viseert een specifieke situatie".

Er zou echter voor moeten worden gezorgd dat, bij de berekening van de minderinkomsten op basis van artikel 4 van het ontwerp, geen rekening wordt gehouden met stuksinningen indien de begunstigde al heeft gebruikgemaakt van artikel 5 of artikel 6 van het ontwerp. Het dispositief moet in die zin worden aangevuld. 5.6. Teneinde te waarborgen dat het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie in acht wordt genomen, moeten de gevallen waarin toepassing wordt gemaakt van artikel 4, 5 of 6 of van artikel 7, derde of vierde lid, afgebakend kunnen worden aan de hand van duidelijke en objectieve criteria. 5.7 Luidens artikel 7, derde lid, kan de beheersvennootschap het bedrag van de compensatie bepalen op basis van de door haar gehanteerde tarieven. Dat betekent impliciet dat de beheersvennootschappen het bedrag van de compensatie ook op een andere basis kunnen vaststellen. De inachtneming van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie vereist dat de criteria op basis waarvan het bedrag van de compensatie door de beheersvennootschappen of de collectieve beheersorganisaties wordt bepaald, in het ontwerp worden gepreciseerd.

Indien het de bedoeling van de steller van het ontwerp is dat het bedrag van de compensatie wordt bepaald op basis van de door de beheersvennootschap gehanteerde tarieven, moet in de eerste zin van artikel 7, derde lid, van het ontwerp de werkwoordelijke uitdrukking "kan bepalen" worden vervangen door het werkwoord "bepaalt". 5.8. Bovendien doet ook de mogelijkheid waarin de artikelen 6 en 7 voorzien, namelijk werken met een forfaitaire vergoeding, vragen rijzen ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie; het ontwerp bepaalt immers niet hoe dat forfait aan de hand van objectieve criteria die van toepassing zijn op alle potentiële begunstigden wordt berekend. 5.9. Wat betreft de mogelijkheid waarin artikel 8 van het ontwerp voorziet om aan de beheersvennootschappen een eenzijdige beslissingsbevoegdheid te verlenen - een mogelijkheid die weliswaar aanvaardbaar is teneinde rekening te houden met de specifieke gevallen van inkomstenverlies ten gevolge van de COVID-19-pandemie die ontoereikend worden gecompenseerd op grond van de artikelen 4 tot 7 van het ontwerp, en aldus te garanderen dat het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie in acht wordt genomen - dient de aldus verleende discretionaire bevoegdheid te worden afgebakend aan de hand van criteria die bijvoorbeeld betrekking hebben op de legitieme doelstelling die met de uitvoering van artikel 8 moet worden nagestreefd. Het loutere gegeven dat de beheersvennootschap de uitvoering van artikel 8 moet kunnen "rechtvaardigen", zonder nadere precisering, is ontoereikend. Het verdient voorts aanbeveling om in het verslag aan de Koning ook gegevens op te nemen die bijdragen tot een beter begrip van de strekking van het dispositief, bijvoorbeeld met betrekking tot het bepalen van de categorieën van betrokken begunstigden. 5.10. Het ontwerp moet grondig worden herzien in het licht van die opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF 1. De aanhef dient te worden aangevuld met een lid dat verwijst naar de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting van 5 mei 2021.2. Uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving is bezorgd, blijkt dat het advies van de inspecteur van Financiën dateert van 28 april 2021.Het tweede lid van de aanhef moet derhalve worden gecorrigeerd teneinde de datum van "1 juli 2021" te vervangen door die van "28 april 2021".

DISPOSITIEF Artikel 3 1. Ter wille van de samenhang en rekening houdend met de terminologie die in artikel 2 van het ontwerp wordt gebruikt, moeten in artikel 3, tweede lid, de woorden "een deel van het in artikel 2 bedoelde totale bedrag van de uitkering" worden vervangen door de woorden "een deel van het in artikel 2 bedoelde totale bedrag van de compensatiemaatregel".2. Teneinde de nagestreefde doelstelling duidelijk weer te geven en zoals blijkt uit de bespreking van artikel 3 van het ontwerp, moeten de woorden "de exploitatiejaren 2017 - 2019" worden vervangen door de woorden "het gemiddelde van de inkomsten ontvangen voor de exploitatiejaren 2017, 2018 en 2019". Artikel 5 In het eerste lid dient niet naar artikel 5, maar naar artikel 6 van de wet te worden verwezen.

Artikel 7 1. In het vierde lid moet worden gepreciseerd dat het ontworpen dispositief afwijkt van "het derde lid, eerste zin".2. De Franse tekst van het vijfde lid moet in overeenstemming worden gebracht met de Nederlandse tekst door het woord "pièces" in te voegen tussen de woorden "des" en "attestant". 3. Het tweede lid bepaalt dat "[d]e beheersvennootschappen (...) de nadere regels [kunnen] bepalen" voor het indienen van de aanvragen door begunstigden die niet zijn aangesloten.

Zonder dat het nodig is uit te maken of de beheersvennootschappen en de collectieve beheersorganisaties al dan niet als publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen worden aangemerkt, dient te worden opgemerkt dat aan die vennootschappen en organisaties in casu een ontoelaatbare verordenende bevoegdheid wordt verleend.

In dat verband dient eraan te worden herinnerd dat, zelfs als een verordenende bevoegdheid wordt opgedragen aan instanties of openbare instellingen of aan organen ervan, deze werkwijze moeilijk in overeenstemming te brengen valt met de algemene principes van het Belgisch publiek recht, aangezien erdoor wordt geraakt aan het beginsel van de eenheid van de verordenende macht en ter zake iedere rechtstreekse parlementaire controle ontbreekt. Verordeningen van die aard ontberen daarenboven de waarborgen waarmee de klassieke regelgeving gepaard gaat, zoals die inzake bekendmaking en de preventieve controle van de afdeling Wetgeving van de Raad van State; bovendien creëert die praktijk onzekerheid over de plaats die die regelgevende teksten innemen in de hiërarchie van de normen.

Als de afdeling Wetgeving in het verleden al uitzonderingen op het verbod van delegatie van een reglementaire bevoegdheid aan zulke instanties of openbare instellingen toelaatbaar heeft geacht, betrof het doorgaans delegaties met een beperkte draagwijdte en van een zodanig technische aard dat ervan kon worden uitgegaan dat de instanties of de instellingen, die de betrokken regelgeving dienden toe te passen, ook het best geplaatst waren om die met kennis van zaken uit te werken en de aldus gedelegeerde bevoegdheid uit te oefenen.(4) Dat lijkt in casu alleszins niet het geval te zijn. 4. Onverminderd de hiervoor geformuleerde algemene opmerking 4, valt uit de zin "De beheersvennootschap kan het bedrag van de compensatie op basis van de door haar gehanteerde tarieven bepalen" niet goed op te maken hoe de compenserende maatregel voor de begunstigden die zich op grond van artikel 7 van het ontwerp richten tot een beheersvennootschap, zal worden berekend ingeval de beheersvennootschap van die mogelijkheid gebruik wenst te maken. De artikelen 4 tot en met 6 van het ontwerp regelen immers de berekening van het compensatiebedrag voor de begunstigden die bij de beheersvennootschap zijn aangesloten. Daarin wordt niet bepaald dat de beheersvennootschap "tarieven" vaststelt. Alleen artikel 6 van het ontwerp machtigt de beheersvennootschap om een forfaitair bedrag vast te stellen.

De eerbiediging van het gelijkheids- en het non-discriminatiebeginsel vereist dat begunstigden die niet zijn aangesloten bij één van de beheersvennootschappen die in artikel 2 van het ontwerp worden aangewezen, op dezelfde wijze worden behandeld als de aangesloten begunstigden.

Het dispositief moet derhalve worden herzien teneinde duidelijkheid te verschaffen over de manier waarop die gelijkheid zal worden gewaarborgd.

Artikel 8 1. Omwille van de rechtszekerheid dient in het dispositief te worden vermeld of artikel 8 het al dan niet mogelijk maakt af te wijken van artikel 1.2. Gevraagd naar de draagwijdte van artikel 8, heeft de gemachtigde van de minister het volgende gepreciseerd: "Dit artikel vindt niet op subsidiaire wijze toepassing.Hierbij kan wel nog mee[ge]geven worden dat de draagwijdte van deze bepaling beperkt is, aangezien de beheersvennootschap slechts 15 % van het bedrag dat aan haar wordt toegekend conform artikel 3 van het ontwerp-KB, hiervoor kan reserveren. De beheersvennootschap is in elk geval niet verplicht om van dit mechanisme gebruik te maken".

Dat niet-subsidiaire karakter moet ook in het dispositief worden vermeld.

Artikel 9 Artikel 9 beoogt uitvoering te geven aan artikel 8 van de voornoemde wet. In het vierde lid van dat artikel wordt de Koning opgedragen "de verdere uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling" te bepalen.

Het vierde lid van artikel 9 van het ontwerp beperkt zich ertoe het derde lid van het voornoemde artikel 8 in identieke bewoordingen te herhalen. Op zijn minst dient dan ook dat vierde lid te worden weggelaten en die verdere uitvoeringsmodaliteiten te worden vastgesteld, zoals bepaald in de wet.

Artikel 12 De tekst van artikel 12 geeft niet volledig de volgende precisering weer, die gegeven wordt in de bespreking ervan en die als volgt luidt: "Op een passiefrekening wordt de steunmaatregel exclusief de ingehouden beheerskost geboekt. De ingehouden beheerskost wordt op een omzetrekening geboekt".

Het dispositief moet dienovereenkomstig worden aangevuld.

De griffier, De voorzitter, Béatrice Drapier Pierre Vandernoot _______ Nota's (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (2) In dat verband kan worden opgemerkt dat artikel XI.249 van het Wetboek van economisch recht niet van toepassing is op de compensatiemaatregel die bij de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten is ingevoerd. Het gaat inderdaad niet om een uit een exploitatiewijze voortvloeiend auteursrecht of naburig recht dat door de beheersvennootschap wordt beheerd maar om een met overheidsmiddelen gefinancierde maatregel ter gedeeltelijke compensatie van het verlies van die rechten. (3) Die bepaling luidt, pro memorie, als volgt: "De beheersvennootschappen beheren de rechten in het belang van de rechthebbenden.Dit beheer moet worden uitgevoerd op billijke, zorgvuldige, doeltreffende en niet-discriminatoire wijze. De beheersvennootschappen leggen aan de rechthebbenden geen verplichtingen op die objectief beschouwd niet noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun rechten en belangen of voor dit doeltreffende beheer van hun rechten". (4) Advies 40.615/2, op 6 juni 2006 gegeven over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2006 pub. 28/07/2006 numac 2006202314 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten `houdende diverse bepalingen' Parl.St. Kamer 2005-06, nr. 2518/001, 346 tot 389, (http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/40615.pdf); advies 69.453/2, op 24 juni 2021 gegeven over een voorontwerp van wet `tot organisatie van een Register van kredieten aan ondernemingen'; advies 69.921/2/V, op 18 augustus 2021 gegeven over een voorontwerp van wet `tot wijziging van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen'.

17 OKTOBER 2021 - Koninklijk besluit ter uitvoering van de artikelen 2 tot en met 12 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, de artikelen 6, tweede lid, 7, tweede tot vierde lid, en 8, vierde lid;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2021;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 5 mei 2021;

Gelet op advies 69.925/2/V van de Raad van State, gegeven op 25 augustus 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Exploitatiewijzen

Artikel 1.In uitvoering van artikel 6 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie en onverminderd artikel 8 van dit besluit, worden volgende exploitatiewijzen, opgenomen in de matrix van de inningsrubrieken in de jaarrekeningen, in aanmerking genomen voor de compensatiemaatregel: C. Mededeling aan het publiek overeenkomstig artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht voor zover het openbare uitvoeringen van werken betreft;

K. Opvoering overeenkomstig artikel XI.201-202 van het Wetboek van economisch recht;

R. Billijke vergoeding overeenkomstig artikel XI.212-214 van het Wetboek van economisch recht voor zover het het aandeel van de uitvoerende kunstenaar betreft. HOOFDSTUK 2. - Aanduiding beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties

Art. 2.In uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, worden de volgende beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties belast met de verdeling en uitbetaling van de bedragen van de compensatiemaatregel tussen de begunstigden: 1° SABAM;2° PlayRight;3° SACD;4° SCAM;5° De Auteurs. HOOFDSTUK 3. - Verdeelsleutel

Art. 3.In uitvoering van artikel 7, derde lid, van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, wordt de berekening van de compensatie vastgelegd als volgt: de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties ontvangen een deel van het in artikel 2 bedoelde totale bedrag van de compensatiemaatregel evenredig aan de specifieke minderinkomsten uit auteursrecht en naburige rechten voor de exploitatiewijzen, zoals bedoeld in artikel 6 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, in 2020 in vergelijking met het gemiddelde van de inningen ontvangen voor de exploitatiejaren 2017, 2018 en 2019.

Op basis hiervan kan de volgende steun worden toegewezen aan de betrokken beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties: 1° SABAM: 16.092.503 euro; 2° PlayRight: 1.566.061 euro; 3° SACD: 1.235.906 euro; 4° SCAM: 5.360 euro; 5° De Auteurs: 207.258 euro. HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling aan de begunstigden voor de minderinkomsten uit auteurs- en naburige rechten in de jaren 2020 en 2021

Art. 4.Voor de minderinkomsten uit de exploitatiewijzen bedoeld in artikel 6 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten die worden beheerd door de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties, wordt de compensatie aan de begunstigden die lid zijn van de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie uitbetaald door hetzij toevoeging van dit bedrag aan de rechten die in 2021 gebruikelijk worden uitgekeerd, hetzij door verdeling ervan via een afzonderlijke repartitie in 2021 per analogie met de gebruikelijke repartitie.

Per rechthebbende en per exploitatievorm wordt het gemiddelde bedrag aan verdeelde rechten voor de jaren 2017, 2018 en 2019 berekend voor de jaren waarin de rechthebbende effectief rechten ontvangen heeft.

Van dit gemiddelde wordt het bedrag van verdeelde rechten voor de jaren 2020 en 2021 afgetrokken. Het verschil tussen het gemiddelde aan verdeelde rechten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, en het bedrag aan verdeelde rechten voor het jaar 2020 en 2021, vormen de minderinkomsten van 2020 en 2021.

Bij de uitbetaling aan de begunstigden wordt het minimumbedrag en maximumbedrag, alsook de grens van zeventig procent van de verminderde inkomsten, zoals bedoeld in artikel 5 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, gerespecteerd.

De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan een deel van het bedrag zoals uitbetaald aan de begunstigden niet bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 5.In de mate dat inkomsten uit de exploitatievormen, zoals bedoeld in artikel 6 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, voortvloeien uit stuksinningen waarvoor reeds een aanvraag tot toelating bij de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie werd ingediend en waarvoor een compensatie op basis van artikel 4 niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is, wordt, in afwijking van artikel 4, tweede lid, het bedrag van de compensatie berekend op basis van de inkomsten die de rechthebbende zou hebben ontvangen indien de rechten zouden zijn geïnd zoals in normale omstandigheden, zoals het geval zou zijn geweest zonder de COVID-19 pandemie. Hierbij worden het minimumbedrag en maximumbedrag, alsook de grens van zeventig procent van de verminderde inkomsten, zoals bedoeld in artikel 5 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, gerespecteerd.

Het bedrag van de compensatie wordt uitbetaald door hetzij toevoeging van dit bedrag aan de rechten die in 2021 gebruikelijk worden uitgekeerd, hetzij door verdeling ervan via een afzonderlijke repartitie in 2021 per analogie met de gebruikelijke repartitie.

De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan een deel van het bedrag zoals uitbetaald aan de begunstigden niet bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 6.Indien de inkomsten uit de exploitatievormen, zoals bedoeld in artikel 6 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, voortvloeien uit stuksinningen waarvoor geen aanvraag tot toelating bij de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisaties werd ingediend, kan, in afwijking van artikel 5, eerste lid, een forfaitair bedrag worden uitbetaald aan de begunstigde, op voorwaarde dat de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie niet over voldoende informatie beschikt om de berekening overeenkomstig artikel 5, eerste lid, te doen.

De forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt 150 euro per exploitatiejaar.

De begunstigden, bedoeld in het eerste lid, leveren het bewijs dat de opvoering of uitvoering van hun werken of prestaties substantieel beïnvloed werd of geannuleerd werd door de COVID-19-pandemie.

De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan een deel van het bedrag zoals uitbetaald aan de begunstigden niet bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 7.De begunstigden die niet zijn aangesloten bij een in artikel 2 genoemde beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kunnen onder dezelfde voorwaarden als de leden van de beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties, bij de in artikel 2 genoemde beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie die de betrokken rechten beheert, een aanvraag tot het bekomen van een compensatie indienen.

De aanvraag door een begunstigde die niet is aangesloten gebeurt uiterlijk op 15 november 2021. De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan de nadere regels bepalen.

De begunstigden, bedoeld in het eerste lid, leggen bewijsstukken voor om de minderinkomsten als gevolg van de COVID-19-pandemie te staven.

Deze begunstigden verstrekken de nodige gegevens aan de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie opdat de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie over voldoende informatie beschikt om de sociale compensatie te berekenen en uit te betalen overeenkomstig de artikelen 4 of 5.

De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie bepaalt het bedrag van de compensatie op basis van de door haar gehanteerde tarieven bij toepassing van naar gelang het geval, artikel 4, tweede lid, artikel 5, eerste lid, of artikel 6. Hierbij worden het minimumbedrag en maximumbedrag, alsook de grens van zeventig procent van de verminderde inkomsten, zoals bedoeld in artikel 5 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, gerespecteerd.

In afwijking van het vierde lid kan een forfaitair bedrag worden uitbetaald, op voorwaarde dat de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie niet over voldoende informatie beschikt om de berekening overeenkomstig artikel 4 of 5 te doen. De forfaitaire vergoeding bedraagt 150 euro per exploitatiejaar.

In afwijking van artikel 4, eerste lid, en artikel 5, tweede lid, verstrekt de begunstigde, zoals bedoeld in het eerste lid, de nodige gegevens aan de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie opdat het bedrag van de compensatie kan worden uitbetaald.

De begunstigde, zoals bedoeld in het eerste lid, kan slechts één aanvraag bij één beheersvennootschap indienen.

Art. 8.§ 1. In uitvoering artikel 6 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten en in afwijking van artikel 1 van dit besluit, kunnen de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie een deel van het ontvangen bedrag op forfaitaire basis uitkeren aan auteurs of uitvoerende kunstenaars van een literair, grafisch, beeldend, muzikaal of audiovisueel werk, die inkomsten uit auteursrechten of naburige rechten als gevolg van de COVID-19-pandemie zijn misgelopen, in de volgende gevallen: 1° indien een rechthebbende geen uitgever heeft kunnen vinden;2° indien een boekvoorstelling niet heeft kunnen plaatsvinden;3° indien de productie van een audiovisueel werk niet is kunnen doorgaan;4° indien een albumrelease werd uitgesteld of geannuleerd. § 2. De auteurs of uitvoerende kunstenaars die aanspraak maken op een forfaitaire vergoeding, bedoeld in paragraaf 1, dienen een aanvraag in bij de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie tegen uiterlijk 15 november 2021. Zij leggen daarbij gemotiveerde bewijsstukken voor om de minderinkomsten als gevolg van de COVID-19-pandemie te staven. § 3. De forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in paragraaf 1, bedraagt 150 euro per referentiejaar. § 4. Het deel van het ontvangen bedrag zoals bedoeld in paragraaf 1, bedraagt nooit meer dan vijftien procent van het totale bedrag zoals betaald aan de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie overeenkomstig artikel 3. § 5. De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan een deel van het bedrag, zoals uitbetaald aan de begunstigden, niet bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 9.Overeenkomstig artikel 8 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten zijn, de artikelen 4, eerste lid, 5, derde lid, en 9 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten niet van toepassing op de minderinkomsten van het jaar 2021 binnen de exploitatiewijzen, zoals bedoeld in artikel 6 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, die het gevolg zijn van een commerciële geste gedaan door de beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie in het jaar 2021.

De artikelen 4, 5, 6 en 8, zijn niet van toepassing in dit geval.

De uitkering van deze compensatie verloopt volgens de repartitieregels van de betrokken beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie.

De beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie kan een deel van het bedrag zoals uitbetaald aan de begunstigden niet bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden zoals bedoeld in artikel XI.258 van het Wetboek van economisch recht. HOOFDSTUK 5. - Rapportageverplichting

Art. 10.§ 1. De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties zijn onderworpen aan een rapportageverplichting met betrekking tot de uitbetaling van de compensatiemaatregel aan de begunstigden. Dit verslag wordt uiterlijk 30 juni 2022 overgemaakt aan de Controledienst van de beheersvennootschappen voor auteurs- en naburige rechten bij de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. § 2. In dit verslag wordt informatie opgenomen met betrekking tot: 1° de verdeling per begunstigde van de ontvangen steunmaatregelen en het toegepaste verdelingsmechanisme;2° de link met de interne boekhoudrekeningen;3° de corresponderende datums met betrekking tot de ontvangen en uitgekeerde steun. HOOFDSTUK 6. - Schuld aan rechthebbenden

Art. 11.De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties die belast zijn met de verdeling van de bedragen van de compensatiemaatregel krachtens artikel 8 van de voornoemde wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, nemen maatregelen zodat hun schuld aan de rechthebbenden in het boekjaar 2023 gedaald is met minstens een bedrag gelijk aan de ontvangen steunmaatregel en dit in vergelijking met het niveau van de schuld in boekjaar 2019.

Daarnaast zijn de beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties ertoe gehouden om uiterlijk op 30 november 2021 een actieplan op te stellen waarin ze de inspanningen aangeven die ze hebben gedaan en zullen doen om de schuld aan de rechthebbenden verder af te bouwen en dit tussen de boekjaren 2019 tot 2023.

Dit actieplan wordt overgemaakt aan de Controledienst voor beheersvennootschappen. HOOFDSTUK 7. - Aparte boekhoudkundige rekening

Art. 12.De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties boeken het ontvangen bedrag, met uitzondering van de ingehouden beheerskost, op een aparte boekhoudkundige passief- en resultaatsrekening. De ingehouden beheerskost wordt op een omzetrekening geboekt.

Art. 13.Het ontvangen bedrag wordt door de beheersvennootschappen opgenomen onder "F2 - andere geïnde sommen" van sectie Ca van het kasstroomoverzicht van de jaarrekening.

De uitbetaling van de ondersteuningsmaatregel aan de begunstigden wordt opgenomen onder "N- andere betaalde sommen" in sectie Ca van het kasstroomoverzicht van de jaarrekening. HOOFDSTUK 8. - Aparte lijn betalingsstaat

Art. 14.De beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties zijn ertoe gehouden om het bedrag van de ondersteuningsmaatregel die ze onder de begunstigden uitbetalen, als een aparte lijn in de betalingsstaat aan de begunstigde te vermelden, naast de eventueel ontvangen auteurs- of naburige rechten. HOOFDSTUK 9. - Verplichting tot terugbetaling

Art. 15.Indien de beheersvennootschap en/of de collectieve beheersorganisatie, zoals bedoeld in artikel 2, het bedrag van de ontvangen steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 3, niet volledig kan uitbetalen aan de begunstigden of als kost kan aanrekenen overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2021 pub. 13/07/2021 numac 2021021315 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie sluiten, betaalt ze het resterende bedrag terug aan de Federale Staat. In voorkomend geval wordt dit bedrag ten laatste op 28 februari 2022 aan de Federale Staat terugbetaald. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepaling

Art. 16.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 oktober 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE .

^