gepubliceerd op 20 oktober 2005
Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen
17 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat u ter ondertekening wordt voorgelegd, beoogt de omzetting in nationaal recht van de richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen.
De richtlijn voorziet in een verbod op legbatterijsystemen vanaf 2012.
Ter vervanging worden twee systemen mogelijk : de verrijkte kooien en het alternatief systeem, gekend als het volièresysteem.
De verrijkte kooien voorzien in de mogelijkheid om legkippen in gemeenschappelijke kooien te houden, die wel een grotere oppervlakte per kip moeten hebben dan de huidige legbatterijen.
Het alternatief systeem omhelst open plateaus (maximum 4 niveaus) waarbij de kippen zich vrij van het ene naar het andere niveau kunnen begeven. Mogelijk kan dit gecombineerd worden met vrije uitloop.
Het overleg met alle bevoegde instanties betreffende de omzetting van deze richtlijn is reeds verscheidene jaren gaande.
Vanuit het oogpunt dierenwelzijn, lijkt het alternatief systeem te verkiezen boven het systeem van de verrijkte kooien. Er zijn op dit ogenblik echter te weinig objectieve gegevens beschikbaar om een beslissing te nemen inzake de wijze waarop de richtlijn op lange termijn zal omgezet worden in nationaal recht, met name een letterlijke omzetting of een afwijking hiervan, hetzij door een beperking tot het alternatief systeem, hetzij door een verstrenging van de normen voor verrijkte kooien.
Met het oog op het vergaren van de noodzakelijke objectieve gegevens, werd in februari 2005 een studie opgestart, waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen het verrijkte kooi systeem en het alternatieve systeem.
Deze studie, die zowel onderzoek zal verrichten betreffende het dierenwelzijn, als aangaande de sanitaire aspecten verbonden aan beide systemen, zal ongeveer 18 maand duren. Er wordt een evaluatie gemaakt van de reeds bestaande toepassingen, en er zal een proefopstelling gebouwd worden die moet toelaten, via ingrepen in het beheer er van, na te gaan hoe vastgestelde problemen kunnen opgelost worden. Op basis van deze studie zal de haalbaarheid van het alternatief systeem op een objectieve wijze getoetst worden aan het verrijkte kooi systeem.
Gebruik makend van de resultaten van deze studie en op basis van een objectieve evaluatie van de aspecten inzake dierenwelzijn, leefomstandigheden en volksgezondheid, en op basis van economische criteria, zal de regering binnen de 18 maanden na het beëindigen van de studie, een beslissing nemen waarbij een keuze zal worden gemaakt tussen de bevestiging van een letterlijke omzetting enerzijds of een afwijking hiervan anderzijds. Dergelijke afwijking kan inhouden : (1) een beperking tot het alternatieve systeem, of (2) een verstrenging van de minimumnormen voor verrijkte kooien.
Deze beslissing dient vóór 1 januari 2010 omgezet te zijn in koninklijk besluit.
Dit koninklijk besluit dient in overeenstemming te zijn met de beslissing van de Raad van de Europese Unie, zoals voorzien in artikel 10 van de Richtlijn 1999/74/EG tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen Ingeval wordt afgeweken van de letterlijke omzetting, hetzij door een keuze voor het alternatief systeem, hetzij door een aanpassing van de normen voor de verrijkte kooien, zal dergelijke beperking pas in werking treden 15 jaar na datum van publicatie van voormeld koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.
Deze timing is zo gekozen om de sector toe te laten om de afschrijvingspolitiek van hun investeringen af te stemmen op de beslissing van de regering, en hem met name toe te laten zich tijdig aan te passen aan de eventueel besliste beperkingen.
Het is evenwel onmogelijk om deze regeringsbeslissing af te wachten, alvorens de richtlijn 99/74/EG om te zetten in nationaal recht. De omzetting dient onverwijld te geschieden, aangezien deze richtlijn een omzetting oplegt uiterlijk op 1 januari 2002.
In afwachting van de beslissing, wordt met voorliggend besluit de richtlijn 99/74/EG letterlijk omgezet in nationaal recht.
Onderzoek van de artikelen Artikel 1 definieert de terminologie gebruikt in dit besluit.
Artikel 2 legt een aantal algemene minimumnormen vast op basis van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren. Tevens wordt in dit artikel bepaald welke kippenhouderijen buiten het toepassingsgebied van voorliggend besluit vallen.
Artikel 3 refereert naar de bijlage van dit besluit, waarin een aantal bijkomende algemene normen worden vastgelegd.
Artikel 4 legt de minimumeisen vast voor de houderijvoorzieningen van alternatieve systemen. Vanaf 1 januari 2007 zijn deze minimumeisen van toepassing op alle alternatieve systemen. Houderijvoorzieningen die vanaf 1 januari 2005 voor het eerst worden in gebruik genomen, dienen onmiddellijk aan deze minimumeisen te voldoen.
Artikel 5 legt de minimumeisen vast voor de niet verrijkte kooien (legbatterijen). Deze normen zijn van toepassing vanaf 1 januari 2005.
Vanaf 1 januari 2012 is het houden van legkippen in niet verrijkte kooien verboden.
Artikel 6 legt de minimumeisen vast voor de verrijkte kooien. Deze normen zijn van toepassing vanaf 1 januari 2005.
In dit artikel wordt eveneens vastgelegd dat, binnen de 18 maanden na het beëindigen van een vergelijkende studie, de regering een beslissing zal nemen die eventueel een verstrenging van de minimumnormen voor verrijkte kooien, of een beperking tot het gebruik van alternatieve systemen, kan inhouden.
Een afwijking van een letterlijke omzetting van de richtlijn zal pas 15 jaar na datum van de publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking kunnen treden.
Artikel 7 heft, vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, het koninklijk besluit van 23 oktober 1989 betreffende de bescherming van legkippen in batterijen, op.
Artikel 8 stelt de inwerkingtreding van dit besluit vast op datum van publicatie van dit besluit en bepaalt dat het besluit bevestigd of gewijzigd moet worden vóór 1 januari 2010.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwde dienaars, De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
7 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;
Gelet op de Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen;
Gelet op het akkoord van de Gewesten gegeven op 1 en 10 december 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2004;
Overwegende de noodzaak tot onverwijlde omzetting van de Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen;
Overwegende dat de huidige letterlijke omzetting de keuze vrijlaat tussen het verrijkte kooi systeem en het alternatieve systeem;
Overwegende dat op dit ogenblik bij gebrek aan objectieve gegevens een dergelijke keuze moeilijk te maken is;
Overwegende dat op basis van een studie de haalbaarheid en de noodzaak van het alternatief systeem op een objectieve wijze getoetst wordt aan het verrijkte kooi systeem. Gebaseerd op de resultaten van deze studie en op een objectieve evaluatie van de aspecten inzake dierenwelzijn, leefomstandigheden en volksgezondheid, en rekening houdend met economische criteria, zal de regering binnen de 18 maanden na het beëindigen van de studie een beslissing nemen waarbij een keuze zal worden gemaakt tussen een letterlijke omzetting enerzijds of een afwijking hiervan anderzijds. Dergelijke afwijking kan inhouden : (1) een beperking tot het alternatieve systeem, of (2) een verstrenging van de minimumnormen voor verrijkte kooien. Deze beslissing zal omgezet worden in koninklijk besluit vóór 1 januari 2010. Een afwijking van een letterlijke omzetting van de richtlijn zal pas in voege treden 15 jaar na de publicatie van voormeld besluit in het Belgisch Staatsblad ;
Gelet op het advies 29.956/3 van de Raad van State gegeven op 5 december 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° legkippen : legrijpe kippen van de soort Gallus gallus die worden gehouden voor de productie van andere eieren dan broedeieren;2° nest : een aparte ruimte voor een individuele kip of een groep kippen (gemeenschappelijk nest) die geschikt is voor het leggen van eieren en waarin de kippen niet in contact kunnen komen met bodembestanddelen die bestaan uit draadgaas;3° strooisel : materiaal met een losse structuur waarin de kippen aan hun ethologische behoeften kunnen voldoen;4° bruikbare oppervlakte : een ten minste 30 cm breed oppervlak met een helling van ten hoogste 14 % met daarboven een vrije ruimte van ten minste 45 cm hoogte.Nestoppervlakten worden niet tot de bruikbare oppervlakte gerekend.
Art. 2.§ 1. Dit besluit stelt minimumnormen vast inzake de bescherming van legkippen.
Het houden van legkippen blijft onderworpen aan de toepasselijke bepalingen van het koninklijk besluit van 1 maart 2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren, voor zover dit besluit daarvan niet afwijkt. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op : 1° kippenhouderijen met minder dan 350 legkippen;2° kippenhouderijen voor het fokken van legkippen. Op deze kippenhouderijen is het voornoemde koninklijk besluit van 1 maart 2000 onverkort van toepassing.
Art. 3.De eigenaars of houders van legkippen houden zich aan de bepalingen vervat in de bijlage bij dit besluit en, naargelang het geval, aan de bepalingen van hoofdstukken II, III of IV : 1° voor alternatieve systemen, de bepalingen van hoofdstuk II;2° voor niet verrijkte kooien, de bepalingen van hoofdstuk III;3° voor verrijkte kooien, de bepalingen van hoofdstuk IV. HOOFDSTUK II. - Bepalingen voor alternatieve systemen
Art. 4.§ 1. Alle in dit hoofdstuk bedoelde nieuw gebouwde, verbouwde of voor het eerst in gebruik genomen houderijvoorzieningen moeten vanaf 1 januari 2005 ten minste aan de onderstaande eisen voldoen 1° alle houderijvoorzieningen moeten zodanig uitgerust zijn dat alle legkippen beschikken over a) hetzij langwerpige voederbakken waarbij elk dier beschikt over ten minste een lengte van 10 cm aan de voederbak, hetzij ronde voederbakken waarbij elk dier beschikt over ten minste 4 cm;b) hetzij continu werkende drinkgoten waarbij elk dier beschikt over 2,5 cm aan de drinkgoot, hetzij ronde drinkbakken waarbij elke kip beschikt over 1 cm. Bovendien moet er bij gebruik van drinknippels of drinkbakjes ten minste één drinknippel of één drinkbakje beschikbaar zijn per tien kippen. Bij waterverstrekking via nippels of drinkwaterbakjes moeten ten minste twee drinknippels of twee drinkbakjes voor elke kip bereikbaar zijn; c) ten minste één nest per zeven legkippen.Wanneer gemeenschappelijke nesten worden gebruikt, moet er voor elke groep van ten hoogste 120 kippen ten minste 1 m2 nestruimte beschikbaar zijn; d) geschikte zitstokken, zonder scherpe randen, met ten minste 15 cm zitruimte per kip.De zitstokken worden niet boven het strooisel aangebracht en de horizontale afstand tussen de zitstokken bedraagt ten minste 30 cm en tussen de zitstok en de wand ten minste 20 cm; e) ten minste een oppervlakte van 250 cm2 bedekt met strooisel per kip, waarbij ten minste een derde van het grondoppervlak met strooisel is bedekt;2° de bodem van de voorzieningen moet zo geconstrueerd zijn dat daarop alle naar voren gerichte tenen van beide poten behoorlijk kunnen steunen;3° voor houderijvoorzieningen waarbij de legkippen zich vrij tussen verschillende niveaus kunnen verplaatsen : a) is het aantal niveaus beperkt tot vier;b) moet de vrije hoogte tussen de niveaus ten minste 45 cm bedragen;c) moeten de voeder- en drinksystemen zo verdeeld zijn dat alle kippen er gelijke toegang toe hebben;d) moeten de niveaus zo geïnstalleerd zijn dat de uitwerpselen niet op de daaronder gelegen niveaus kunnen terechtkomen;4° voor houderijvoorzieningen waarbij de legkippen toegang hebben tot ruimten buiten : a) moeten verschillende uitgangen rechtstreeks toegang tot de ruimte buiten geven, ten minste 35 cm hoog en 40 cm breed zijn en over de hele lengte van het gebouw verdeeld zijn;in ieder geval moet er voor elke groep van 1 000 kippen in totaal een opening van 2 m breedte beschikbaar zijn; b) moeten de ruimten buiten : i) om verontreiniging te voorkomen, een oppervlakte hebben die is afgestemd op de bezettingsgraad en het bodemtype; ii) voorzien zijn van beschutting tegen slecht weer en roofdieren, en indien nodig van passende drinkvoorzieningen; 5° de bezetting mag niet meer dan negen legkippen per m2 bruikbare oppervlakte bedragen. Indien de bruikbare oppervlakte echter gelijk is aan de beschikbare vloeroppervlakte, is tot en met 31 december 2011 een bezetting van twaalf kippen per m beschikbare oppervlakte toegestaan voor de houderijen die dit systeem op 3 augustus 1999 toepasten. § 2. De in voorgaande paragraaf genoemde minimumeisen zijn van toepassing op alle alternatieve systemen vanaf 1 januari 2007. HOOFDSTUK III. - Bepalingen voor het houden van kippen in niet verrijkte kooien
Art. 5.§ 1. Alle in dit hoofdstuk bedoelde kooien dienen vanaf 1 januari 2005 ten minste te voldoen aan de volgende eisen : 1° de legkippen moeten elk beschikken over een kooioppervlakte van ten minste 550 cm2, horizontaal gemeten, die vrij beschikbaar is, en waarin met name niet zijn meegerekend de antimorsranden bij de voergoot die de beschikbare oppervlakte kunnen beperken;2° er moet een vrij beschikbare voederbak aanwezig zijn, met een lengte van ten minste 10 cm vermenigvuldigd met het aantal kippen in de kooi;3° tenzij er drinknippels of drinkbakjes gemonteerd zijn, moet in elke kooi een continu werkende drinkgoot met dezelfde lengte als de in punt 2° bedoelde voederbak aanwezig zijn.Bij waterverstrekking via nippels of drinkwaterbakjes moeten ten minste twee nippels of twee drinkbakjes per kooi bereikbaar zijn; 4° de kooien moeten over 65 % van de kooioppervlakte ten minste 40 cm hoog zijn en mogen nergens lager zijn dan 35 cm;5° de bodem van de kooien moet zo geconstrueerd zijn dat daarop alle naar voren gerichte tenen van beide poten behoorlijk kunnen steunen. De bodemhelling mag niet meer bedragen dan 14 % of 8 graden. Voor bodems waarin ander dan rechthoekig draadgaas wordt gebruikt, kan een steilere helling toegestaan worden door de veterinaire diensten; 6° de kooien moeten uitgerust zijn met passende voorzieningen om het doorgroeien van de nagels tegen te gaan. § 2. Het houden van kippen in de in dit hoofdstuk bedoelde kooien is met ingang van 1 januari 2012 verboden. Bovendien is het bouwen of voor het eerst in gebruik nemen van de in dit hoofdstuk bedoelde kooien verboden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen voor het houden van kippen in verrijkte kooien
Art. 6.§ 1. Alle in dit hoofdstuk bedoelde kooien dienen vanaf 1 januari 2005 ten minste te voldoen aan de volgende eisen : 1° de legkippen moeten beschikken over : a) een kooioppervlakte van ten minste 750 cm2 per kip, waarvan 600 cm2 bruikbare oppervlakte, met dien verstande dat de kooi, boven andere plaatsen dan de bruikbare oppervlakte, op elk punt ten minste 20 cm hoog moet zijn en dat de totale oppervlakte van een kooi niet kleiner mag zijn dan 2 000 cm2;b) een nest;c) een met strooisel bedekte ruimte waar de kippen kunnen scharrelen en bodempikken;d) een geschikte zitstok met een lengte van ten minste 15 cm per kip;2° er moet een vrij beschikbare voederbak aanwezig zijn, met een lengte van ten minste 12 cm, vermenigvuldigd met het aantal kippen in de kooi;3° elke kooi moet voorzien zijn van een passend watervoorzieningssysteem, met name rekening houdend met de groepsgrootte.Bij waterverstrekking via nippels of drinkwaterbakjes moeten ten minste twee nippels of twee drinkbakjes voor elke kip bereikbaar zijn; 4° teneinde de inspectie van de dieren en het vullen en ruimen van de kooien te vergemakkelijken, moeten de rijen kooien van elkaar gescheiden zijn door gangen van ten minste 90 cm breed en moeten de onderste kooien ten minste 35 cm boven de vloer van het gebouw worden geplaatst;5° de kooien moeten uitgerust zijn met passende voorzieningen om het doorgroeien van de nagels tegen te gaan. § 2. Op basis van een wetenschappelijke studie die betrekking zal hebben op zowel de aspecten volksgezondheid, sanitair beleid, economisch beleid als dierenwelzijnsbeleid, zullen Onze in Raad vergaderde Ministers, binnen de 18 maanden na het beëindigen van deze studie, hetzij een bevestiging van het huidige besluit voorstellen, hetzij een wijziging van het besluit in de zin van een verstrenging van de minimale normen voor de verrijkte kooien of een beperking tot het gebruik van alternatieve systemen.
Deze beslissing dient in overeenstemming te zijn met de beslissing van de Raad van de Europese Unie, zoals voorzien in artikel 10 van de Richtlijn 1999/74/EG tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen De bepalingen die zouden afwijken van een letterlijke omzetting van de Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen, kunnen pas 15 jaar na publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking treden. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en inwerkingtredings bepalingen
Art. 7.Het koninklijk besluit van 23 oktober 1989 betreffende de bescherming van legkippen in batterijen wordt vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie, en moet vóór 1 januari 2010 bevestigd of gewijzigd worden.
Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 oktober 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage Bijlage bij het koninklijk besluit van 17 oktober 2005 tot vaststelling van de minimumnormen voor de bescherming van legkippen.
Naast de toepasselijke bepalingen van de bijlage bij het K.B. van 1 maart 2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren moet aan de volgende eisen worden voldaan : 1. Alle kippen moeten ten minste eenmaal per dag door de eigenaar of de houder van de kippen worden geïnspecteerd.2. Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Aanhoudend of plotseling lawaai moet worden vermeden. Constructie, opstelling, onderhoud en werking van ventilatietoestellen, voedermachines of andere apparaten moeten zo weinig mogelijk lawaai veroorzaken. 3. Alle gebouwen moeten zodanig verlicht worden dat de kippen elkaar duidelijk kunnen zien, respectievelijk duidelijk te zien zijn, dat zij hun omgeving visueel kunnen verkennen en dat zij hun activiteiten op de gebruikelijke wijze kunnen ontplooien.In het geval van verlichting met daglicht moeten de lichtopeningen zo aangebracht zijn dat een gelijkmatige verdeling van het licht in de lokalen gewaarborgd is.
Na de eerste dagen van aanpassing moet het systeem zodanig worden afgesteld dat gezondheidsproblemen en gedragsstoornissen worden vermeden. Derhalve moet worden gezorgd voor een 24-uurscyclus met een ononderbroken duisternisperiode die lang genoeg is, dat wil zeggen ongeveer een derde van de dag, zodat de kippen kunnen rusten en problemen als vermindering van de immuniteit en oogafwijkingen kunnen worden voorkomen. Bij de vermindering van het kunstlicht moet een periode van halfduister in acht genomen worden die lang genoeg is om de kippen in staat te stellen ongestoord zonder verwondingen op stok te gaan. 4. Lokalen, uitrusting en gereedschap waarmee de kippen in aanraking komen, moeten regelmatig grondig worden gereinigd en ontsmet en in elk geval telkens wanneer de kooien om sanitaire redenen worden leeggemaakt, en ook voordat een nieuwe partij kippen wordt binnengebracht.Zolang de lokalen bezet zijn, moeten alle oppervlakten en alle installaties goed schoon worden gehouden.
Uitwerpselen moeten zo vaak als nodig is, worden verwijderd, dode kippen dagelijks. 5. De houderijsystemen moeten zo zijn opgezet dat de kippen niet kunnen ontsnappen.6. Een inrichting met meer lagen op elkaar moet voorzien in passende voorzieningen of maatregelen die het mogelijk maken alle lagen rechtstreeks en moeiteloos te inspecteren, en de kippen gemakkelijk te verwijderen.7. De constructie en de afmetingen van de opening van de kooi moeten van dien aard zijn dat een volwassen kip eruit gehaald kan worden zonder dat dit onnodig lijden of verwondingen veroorzaakt. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 oktober 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE