gepubliceerd op 30 mei 2025
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor het aanslagjaar 2026
17 MEI 2025. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor het aanslagjaar 2026
VERSLAG AAN DE KONING Sire,
Artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bepaalt dat wanneer voor een bepaald aanslagjaar de belasting op pensioenen en andere vervangingsinkomsten of op werkloosheidsuitkeringen na toepassing van de basisvermindering en de aanvullende vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten of voor werkloosheidsuitkeringen niet tot nul is teruggebracht voor een belastingplichtige met een belastbaar inkomen dat gelijk is aan 10.160 euro (basisbedrag) en uitsluitend bestaat uit pensioenen en andere vervangingsinkomsten of werkloosheidsuitkeringen, de Koning het bedrag van de aanvullende vermindering verhoogt tot het bedrag dat nodig is om de belasting alsnog tot nul terug te brengen.
Voor het aanslagjaar 2026 is het bedrag van de basisvermindering voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten en van de basisvermindering voor werkloosheidsuitkeringen gelijk aan 2.219,27 euro (basisbedrag: 1.148,93 euro) en het bedrag van de aanvullende vermindering gelijk aan 456,59 euro (basisbedrag: 236,38 euro). Het in artikel 147, vierde lid, WIB 92 vermelde bedrag van het belastbare inkomen is voor het aanslagjaar 2026 gelijk aan 19.630 euro. De basisbelasting op dat inkomen bedraagt (16.320 x 25 pct.) + ((19.630 - 16.320) x 40 pct.) of 4.080 + 1.324 = 5.404 euro. Voor aanslagjaar 2026 bedraagt het bedrag van de belastingvrije som 10.910 euro. De basisbelasting wordt zo verminderd met 2.727,50 euro (10.910 euro x 25 pct.) tot 2.676,50 euro (om te slane belasting). De som van de basisvermindering en de aanvullende vermindering voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten of van de basisvermindering en de aanvullende vermindering voor werkloosheidsuitkeringen, i.c. 2.219,27 + 456,59 = 2.675,86 euro, volstaat net niet om het bedrag van de verschuldigde belasting na toepassing van de verminderingen voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten of voor werkloosheidsuitkeringen op nul te brengen. Overeenkomstig artikel 147, vierde lid, WIB 92 moet het geïndexeerde bedrag van de aanvullende vermindering voor pensioenen en andere vervangingsinkomsten en van de aanvullende vermindering voor werkloosheidsuitkeringen derhalve voor het aanslagjaar 2026 met 0,64 euro worden verhoogd tot 457,23 euro. Dit besluit geeft hieraan uitvoering.
Het in artikel 147, eerste lid, 1°, en 7°, WIB 92 vermelde basisbedrag van de aanvullende vermindering wordt geïndexeerd aan de hand van de coëfficiënt als bedoeld in artikel 178, § 3, derde lid, 2°, WIB 92 en na toepassing van de indexeringscoëfficiënt afgerond tot de hogere of lagere cent naargelang het cijfer van de duizendsten al dan niet 5 bereikt (artikel 178, § 2, derde lid, WIB 92). De in artikel 178, § 3, derde lid, 2°, WIB 92 bedoelde indexeringscoëfficiënt is voor het aanslagjaar 2026 gelijk aan 1,9316. Om tot een geïndexeerd bedrag van 457,23 euro te komen, moet het basisbedrag van 236,38 euro worden verhoogd tot 236,71 euro.
Het nieuwe basisbedrag van 236,71 euro geldt overeenkomstig artikel 147, vierde lid, laatste zin, WIB 92 enkel voor het aanslagjaar 2026.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. JAMBON
ADVIES 77.591/3 VAN 25 APRIL 2025 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `HOUDENDE UITVOERING VAN ARTIKEL 147, VIERDE LID, VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992 VOOR HET AANSLAGJAAR 2026' Op 27 maart 2025 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor het aanslagjaar 2026'.
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 22 april 2025. De kamer was samengesteld uit Jeroen Van Nieuwenhove, kamervoorzitter, Koen Muylle en Elly Van De Velde, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Yves Depoorter, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Allan Magerotte, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Elly Van De Velde, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 april 2025. 1. Over het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit is slechts de volgende opmerking te maken. Luidens het vijfde lid van de aanhef betreft de uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een gebonden bevoegdheid. Het zesde lid van de aanhef preciseert dat de geregelde aangelegenheid in lopende zaken moet worden voortgezet.
Beide leden moeten uit de aanhef worden weggelaten, gelet op het feit dat de regering thans over de volheid van haar bevoegdheid beschikt.
De griffier De voorzitter Y. Depoorter J. Van Nieuwenhove
17 MEI 2025. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor het aanslagjaar 2026 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 147, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/2019 pub. 21/06/2019 numac 2019013300 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met volgende Internationale akten inzake intellectuele eigendom: 1° Het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten van 2 december 1961, zoals herzien te Genève op 10 november 1972, 23 oktober 1978 en 19 maart 1991; 2° Het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, gedaan te Londen op 17 oktober 2000 (2) sluiten en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2022;
Gelet op het KB/WIB 92;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 januari 2025;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 19 maart 2025;
Gelet op het advies 77.591/3 van de Raad van State, gegeven op 25 april 2025, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 6318/18, enig lid, van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 12/07/2019 numac 2019041270 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 147, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 mei 2021 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juni 2022, 25 april 2023 en 25 februari 2024, wordt aangevuld met een bepaling onder een zesde streepje, luidende: "- voor het aanslagjaar 2026: 236,71 euro.".
Art. 2.Dit besluit is van toepassing vanaf aanslagjaar 2026.
Art. 3.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 mei 2025.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. JAMBON