gepubliceerd op 22 juni 2006
Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument
17 MEI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, inzonderheid op artikel 13;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 september 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 oktober 2004;
Gelet op advies 38.815/1 van de Raad van State, gegeven op 8 december 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld in artikel 15 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument en opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, worden overgezonden aan de directeur-generaal van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.
Art. 2.De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel 13 van dezelfde wet ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder, mogen niet lager zijn dan 50 euro, en niet hoger dan 125.000 euro.
Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld zonder dat het totale bedrag 250.000 euro mag overschrijden.
Art. 3.Vooraleer het voorstel tot betaling toe te zenden aan de overtreder wordt hem een afschrift van het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, en dit uiterlijk de dertigste dag na de datum van het proces-verbaal.
Art. 4.Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Art. 5.Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 4, eerste lid, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 6.Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 7.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN