gepubliceerd op 26 maart 2024
Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie, de Normen-Antennes en de postnormalisatie en tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 november 2005 tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra
17 MAART 2024. - Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie, de Normen-Antennes en de postnormalisatie en tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2005 pub. 05/12/2005 numac 2005011463 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer Uwe Majesteit een koninklijk besluit voor te leggen tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie, de Normen-Antennes en de postnormalisatie en tot opheffing van het
koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
10/11/2005
pub.
05/12/2005
numac
2005011463
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra
sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra. 1. Algemene toelichting Dit besluit vervangt het
koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
10/11/2005
pub.
05/12/2005
numac
2005011463
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra
sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra. Dit besluit vertrouwt bijkomende opdrachten aan het Bureau voor Normalisatie (artikelen 2 en 3) overeenkomstig artikel VIII.4, 11°, van het Wetboek van economisch recht. De FOD Economie is aangewezen om bepaalde taken te vervullen (artikelen 4 en 15) op basis van artikel 37 de Grondwet.
Dit besluit legt geen verplichtingen of opdrachten op aan de collectieve centra. Het stelt alleen de voorwaarden vast waaraan moet worden voldaan om van de subsidies te kunnen genieten.
Dit besluit organiseert de financiering van de door de collectieve centra uitgevoerde acties die enerzijds gericht zijn op de ontwikkeling van technische kennis om relevantere normen op te stellen, en anderzijds op de bewustmaking en de voorlichting van kmo's over normen en normalisatie.
De taakverdeling tussen het Bureau voor Normalisatie en de FOD Economie is in overeenstemming gebracht met de praktijk, waarbij de FOD Economie de beoordeling en de wetenschappelijke controletaken uitvoert die aan het Bureau voor Normalisatie waren toevertrouwd.
Het is ook bedoeld om de ondersteunde acties en de procedures voor de selectie en opvolging van deze acties te verduidelijken en omkaderen.
Het koninklijk besluit is aangepast rekening houdend met de opmerkingen van de Raad van State geformuleerd in zijn advies 72.215/1 van 4 november 2022. 2. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel definieert verschillende nuttige begrippen zoals de actoren die in het kader van dit besluit tussenkomen en de acties waarvoor subsidies kunnen worden toegekend. Artikel 2 Dit artikel vertrouwt de taak aan het Bureau voor Normalisatie toe om acties van collectieve centra te ondersteunen.
Naar aanleiding van het advies 72.215/1 van 4 november 2022 van de Raad van State werd in het tweede lid verduidelijkt dat het besluit geen algemene verplichtingen voor collectieve centra voorziet maar wel subsidievoorwaarden.
Artikelen 3 en 4 Deze artikelen specifiëren de acties die respectievelijk door het Bureau voor Normalisatie en de FOD Economie moeten worden uitgevoerd in het kader van de opdrachten van dit besluit.
In artikel 4, 2°, betekent het controleren van de afstemming van de activiteitenperiodes binnen het begrotingsjaar dat de FOD Economie nagaat dat de projecten van start gaan tijdens het jaar bepaald door de begrotingswet.
Artikelen 5 tot 8 en 12 Deze artikelen voorzien subsidievoorwaarden; ze stellen vast wat de begunstigen moeten doen vóór, tijdens en na de uitvoering van de acties.
Artikelen 9 tot 11 Deze artikelen specifiëren de criteria voor de beoordeling van de relevantie van de verschillende toelageaanvragen met het oog op hun rangschikking en selectie.
Overeenkomstige het advies 72.215/1 van de Raad van State wordt een regeling voor de oprichting van nieuwe Normen-Antennes in artikel 9 toegevoegd en worden de criteria voor de beoordeling en de berekening van de subsidie bepaald in de artikelen 9 tot 11.
Artikel 12 Artikel 12 geeft nu duidelijker de verschillende termijnen aan waarbinnen de verslagen moeten worden ingediend.
Artikel 13 Dit artikel bepaalt de voorwaarden waaraan de begunstigen moeten voldoen.
Punt 2° van dit artikel beperkt geenszins de mogelijkheid om de verspreiding van de resultaten van de acties uit te breiden.
In punt 6° van dit artikel betekent de evenredigheid dat de bijdrage niet uniek moet zijn om rekening houden met de grootte van de onderneming via vaste bedragen of een berekeningsformule die rekening houdt met ofwel het aantal werknemers, de loonsom, de omzet, enz.
Artikel 14 Dit artikel geeft een vermoeden van overeenstemming met de in artikel 13 bedoelde voorwaarden aan de centra die opgericht worden in toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra, belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek.
Dit vermoeden wordt verklaard door de erkenningsvoorwaarden van deze centra in het kader van deze besluitwet, die vergelijkbaar zijn met die van dit besluit.
Artikel 15 Dit artikel voorziet een driejaarlijkse controle door de FOD Economie op de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 13.
Artikelen 16 tot 17 Behoeven geen commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE
Raad van State afdeling Wetgeving Advies 72.215/1 van 4 november 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie en de Normen-Antennes' Op 20 september 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 4 november 2022, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie en de Normen-Antennes'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 27 oktober 2022 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Chantal Bamps en Inge Vos, staatsraden, Johan Put, assessor, en Wim Geurts, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Inge Vos, staatsraad .
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 november 2022 . 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit organiseert de financiering van de door de collectieve centra uitgevoerde acties die enerzijds gericht zijn op de ontwikkeling van technische kennis om relevantere normen op te stellen, en anderzijds op de bewustmaking en de voorlichting van kmo's over normen en normalisatie. Hierbij wordt vooreerst de taakverdeling tussen het Bureau voor Normalisatie (NBN) en de FOD Economie in overeenstemming gebracht met de praktijk, waarbij de FOD Economie de beoordeling en de wetenschappelijke controletaken uitvoert die aan het NBN waren toevertrouwd.
Daarnaast worden in het ontwerp ook een aantal concepten en procedures verduidelijkt, met name wat betreft de uitgevoerde acties en de begunstigden.
De ontworpen regeling is bedoeld om in de plaats te komen van het koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2005 pub. 05/12/2005 numac 2005011463 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra sluiten `tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra', dat wordt opgeheven (artikel 17 van het ontwerp). 3. Gevraagd om het ontwerp nader toe te lichten nu het wetgevingsdossier geen nadere toelichting bevatte, verduidelijkte de gemachtigde de strekking van het ontwerp als volgt: "Het hoofddoel van het bovenvermelde ontwerp is het herdefiniëren van de verdeling van de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van bepalingen voorzien in het huidige koninklijk besluit dat het moet vervangen.We maken van deze gelegenheid gebruik om ook bepaalde concepten te verduidelijken of te definiëren.
Het lijkt aangewezen dat het eerder de FOD Economie is die de afstemming van de voorgestelde projecten met het normalisatiebeleid van de Minister beoordeelt, dan het NBN. Het grote aantal wijzigingen leidde tot de keuze voor een nieuw en geherstructureerd besluit omwille van de leesbaarheid.
Artikel 1 definieert verschillende nuttige begrippen zoals de actoren die in het kader van dit besluit tussenkomen en de acties waarvoor subsidies kunnen worden toegekend.
Artikel 2 vertrouwt de taak toe om acties [te] ondersteunen die door de begunstigden, namelijk de collectieve centra, worden uitgevoerd zoals het huidige besluit.
Artikel 3 en 4 specificeren wat respectievelijk het NBN en de FOD Economie moeten doen.
Artikel 5 tot 8 en 12 stellen vast wat de begunstigen moeten doen vóór, tijdens en na de uitvoering van de acties.
Artikel 9 tot 11 bepalen de criteria op basis waarvan de verschillende acties zullen beoordeeld om hun afstemming met de normalisatiebeleid na te kijken.
Artikel 13 bepaalt de voorwaarden waaraan de begunstigden moeten voldoen en artikel 14 geeft een vermoeden van overeenstemming met deze voorwaarden.
Deze artikelen zijn zo geschreven dat ze overeenkomen met de huidige werking van de gedelegeerde opdrachten terwijl de bepalingen worden verduidelijkt.
Artikel 16 voorziet in de nodige kredieten zoals het huidige besluit.
Tot slot biedt het nieuwe besluit een beter omkadering van de acties die al jarenlang[...] door de FOD Economie en het NBN worden gesteund en zorgt ook voor meer transparantie." Rekening houdend met het belang van het ontwerp voor het Belgische normalisatiebeleid enerzijds, en met de vrij technische formulering ervan anderzijds, doet de steller van het ontwerp er goed aan om het ontwerp aan te vullen met een nadere toelichting die de vorm aanneemt van een verslag aan de Koning. De door de gemachtigde verleende nadere toelichting vormt daartoe reeds een goede aanzet. 4.1. Luidens de aanhef wordt rechtsgrond voor het ontwerp gezocht in artikel VIII.4, 11°, van het Wetboek van economisch recht (WER), luidens welke bepaling het Bureau voor Normalisatie, in het kader van het door de minister vastgestelde beleid inzake normalisatie, als opdracht heeft "het uitvoeren van taken in verband met de normalisatie en de certificatie die hem door de Koning toevertrouwd werden in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad".
Gevraagd om de rechtsgrond van de verschillende bepalingen van het ontwerp nader te verduidelijken, antwoordde de gemachtigde: "Le projet d'arrêté donne des missions supplémentaires au Bureau de Normalisation (articles 2 et 3) conformément à l'article VIII.4, 11°, du Code de droit économique. Le SPF Economie est désigné pour remplir certaines tâches (articles 4 et 15) sur base de l'article 37 de la constitution.
Le projet d'arrêté n'a en effet pas pour objet ou objectif de donner des obligations ou des missions aux centres collectifs. Comme vous l'avez supposé, les articles 5 à 8 et 12 à 14 déterminent eux-aussi les conditions à remplir pour bénéficier des subsides. Ces articles prévoient différentes conditions de fond, de forme et de procédure.
Ses conditions sont fixées conformément à l'article 12, alinéa 3, des lois sur la comptabilité de l'Etat, coordonnées le 17 juillet 1991. Il n'y a pas de loi organique relative à ces subsides. Chaque année, des crédits sont alloués à cet effet par la loi budgétaire à l'allocation budgétaire AB 32.46.50.41.40.30 depuis 2020 et AB 46 50 31.32.30 auparavant.
Nous savons que cet arrêté peut continuer à puiser son fondement juridique dans une disposition budgétaire que pour autant que l'autorisation d'octroi des subsides concernés soit reconduite d'année en année dans les budgets successifs." 4.2. Artikel VIII.4, 11°, WER biedt rechtsgrond voor de artikelen 2 en 3 van het ontwerp, waarin taken in verband met normalisatie aan het bureau worden toevertrouwd. 4.3. Rechtsgrond voor de artikelen 4 en 15 van het ontwerp wordt geboden door artikel 37 van de Grondwet, welke bepaling aan de aanhef dient te worden toegevoegd. 4.4. Voor de overige bepalingen van het ontwerp wordt rechtsgrond gezocht in artikel 12, derde lid, van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 `op de Rijkscomptabiliteit'. Daarbij moeten twee voorbehouden worden geformuleerd.
Ten eerste is de ontworpen regeling opgevat als een permanente subsidieregeling die verder reikt dan het huidige begrotingsjaar. De aandacht moet er evenwel op worden gevestigd dat voornoemd artikel 12, derde lid, van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 slechts als grondslag kan gelden voor het huidige begrotingsjaar 2022, en niet voor de jaren die erop volgen. Opdat ook voor de toepassing van het subsidiebesluit gedurende de volgende jaren rechtsgrond voorhanden zou zijn, is vereist dat in de algemene uitgavenbegroting voor die jaren een gelijkaardig begrotingsartikel wordt opgenomen. Het verdient bijgevolg de voorkeur dat de rechtsgrond voor een subsidieregeling waarvan de geldingsduur een begrotingsjaar overschrijdt, wordt geboden door een organieke regeling vastgesteld bij een afzonderlijke wet.
Ten tweede doet de steller van het ontwerp er goed aan om de artikelen 5 tot 8 en 12 tot 14 te herformuleren, zodat uit de tekst zelf duidelijk blijkt dat het niet om een algemene verplichting gaat voor de beoogde entiteiten, maar wel om subsidievoorwaarden (vgl. met de artikelen 9 tot 11). 4.5. Om nadere toelichting gevraagd over artikel 16 van het ontwerp en de overeenstemming ervan met artikel 174 van de Grondwet antwoordde de gemachtigde: "C'est à tort que la rédaction de l'article 16 peut laisser croire que le Roi prévoit nouveaux crédits ou une autre destination pour les crédits votés. L'article 16 n'a pas pour objet de se substituer au Législateur. Il est ici question de l'exécution des lois budgétaires votées par le Parlement. Pour la réalisation des missions définies par le présent arrêté, des crédits inscrits à cet effet dans le budget fédéral du SPF Economie sont versés chaque année au Bureau." In deze interpretatie staat artikel 16, eerste lid, weliswaar niet op gespannen voet met artikel 174 van de Grondwet, maar is deze bepaling overbodig. Deze verplichting vloeit immers al voort uit de begrotingswetten zelf, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 108 van de Grondwet. Artikel 16, eerste lid, wordt dan ook beter achterwege gelaten.
Het tweede lid van artikel 16 van het ontwerp bepaalt dat het saldo van die kredieten dat niet uitgegeven werd tijdens het betrokken dienstjaar wordt overgedragen naar de volgende dienstjaren voor de opdrachten bedoeld in dit besluit. Een dergelijke bepaling kan enkel worden uitgevaardigd door de begrotingswetgever (artikel 174, eerste lid, en 180, tweede lid, van de Grondwet) en dient bijgevolg uit het ontwerp te worden weggelaten.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 5. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met hetgeen hiervoor werd uiteengezet over de rechtsgrond. Artikel 1 6. De Nederlandse en de Franse tekst van artikel 1, 3°, van het ontwerp stemmen niet volledig overeen, waardoor de omschrijving van het begrip "prenormalisatie" niet duidelijk is.Dit dient te worden verholpen. 7. Erop gewezen dat het begrip "project van Normen-Antenne" in artikel 1, 6° aanleiding dreigt te geven tot verwarring, en gevraagd of geen andere benaming kan worden gekozen die beter de draagwijdte ervan weergeeft, antwoordde de gemachtigde: "Cela vise les projets de développement d'un document ou d'un outil facilitant l'utilisation d'une ou de plusieurs normes, proposé par une Antenne-Normes existante, mais dont l'ampleur n'en permet pas la réalisation dans le cadre d'activité récurrente d'une Antenne-Normes. On ne vise pas ici la création d'une nouvelle Antenne-Normes.
C'est pourquoi il est proposé de remplacer la définition de l'article 1, 6° : `projet d'Antenne-Normes' par la définition : `6° Postnormalisation : développement d'un document ou d'un outil facilitant l'utilisation d'une ou de plusieurs normes, dont l'ampleur n'en permet pas la réalisation dans le cadre d'activité récurrente d'une Antenne-Normes.'.
En fonction de cela, les mots `projets d'Antennes-Normes' seraient évidemment remplacés partout dans le texte et le mot `postnormalisation' ajouté mutatis mutandis dans le titre et à l'article 2." Hiermee kan worden ingestemd. Zowel de tekst van het ontwerp als het opschrift zullen dienovereenkomstig moeten worden aangepast. 8. In diverse bepalingen van het ontwerp wordt voorts het begrip "collectieve centra" gehanteerd, dat echter nergens nader wordt omschreven.Hieromtrent om nadere toelichting gevraagd, erkende de gemachtigde dat in artikel 1 van het ontwerp best een definitie zou worden opgenomen van "collectieve centra": "il serait effectivement bien de rajouter une définition pour centre collectif en 9° rédigé comme suit : `9° centre collectif : centre de recherche à vocation collective qui satisfait aux conditions de l'article 13 ';" Hiermee kan worden ingestemd.
Artikel 3 9. Luidens artikel 3, 1°, van het ontwerp is het Bureau elk jaar belast met "het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van verlenging van Normen-Antennes bedoeld in artikel 2, voor 15 oktober van het vorige jaar". Hieromtrent om nadere toelichting gevraagd, verduidelijkte de gemachtigde: "La date de l'article 3, 1° doit être adaptée pour correspondre à celle du 5, 1°, à savoir le 1er décembre de l'année précédente." Met deze tekstaanpassing kan worden ingestemd. 10. Luidens artikel 3, 6°, van het ontwerp is het Bureau elk jaar belast met "het voorleggen van de ontwerpovereenkomsten aan de directie van de collectieve centra ter ondertekening, voor de acties die ze ingediend hebben en die weerhouden werden". De formulering van deze bepaling geeft de indruk dat die ontwerpovereenkomsten louter te nemen of te laten zijn voor de collectieve centra. Gevraagd of dit strookt met de bedoeling van de steller van het ontwerp, antwoordde de gemachtigde: "Non ce n'est pas le cas. Les centres collectifs ont également la possibilité de formuler des commentaires qui peuvent conduire à des adaptations du projet de convention présenté. Cependant, il ne leur est évidemment pas possible de modifier le montant du subside défini par le Ministre.
En cas de besoin, il serait proposé de remplacer le 6° de l'article 3 par 3 points rédigés comme suit : 6° présenter à la direction des centres collectifs les projets de convention pour éventuels commentaires, pour les actions qu'ils ont introduites et qui ont été retenues ;7° apporter les éventuelles adaptations nécessaires aux projets de convention ; 8° présenter à la direction des centres collectifs les projets de convention pour signature, pour les actions qu'ils ont introduites et qui ont été retenues ;".
Nu blijkt dat het de bedoeling is dat de collectieve centra eveneens opmerkingen kunnen formuleren bij de ontwerpovereenkomsten, verdient het aanbeveling om dit duidelijker tot uiting te brengen in de tekst van het ontwerp. Hiertoe kan het volstaan artikel 3, 6°, van het ontwerp als volgt te herformuleren: "het voorleggen van de ontwerpovereenkomsten aan de directie van de collectieve centra voor eventuele opmerkingen en ter ondertekening, voor de acties die ze ingediend hebben en die weerhouden werden". 11. De woorden "bedoeld in artikel 2" kunnen telkens worden weggelaten. Artikel 4 12. Gevraagd om de strekking van artikel 4, 2° te verduidelijken, antwoordde de gemachtigde: "La vérification de l'adéquation des périodes d'activité dans l'année budgétaire signifie que nous vérifions que les projets débutent bien durant l'année définie par la loi budgétaire." Deze verduidelijking zou tevens opgenomen kunnen worden in een verslag aan de Koning (zie hoger randnr. 3).
Artikel 7 13. De Nederlandse en de Franse tekst van artikel 7, 4° van het ontwerp stemmen niet volledig overeen waardoor de inhoud van deze rapportageverplichting niet duidelijk is.Waar in de Nederlandse tekst sprake is van "alle normatieve doelstelling[en]", wordt in de Franse tekst verwezen naar "un objectif normatif". Dit dient te worden verholpen.
Om nadere toelichting gevraagd over deze bepaling, antwoordde de gemachtigde bovendien: "Il est proposé `au plus tard douze mois après la fin de la prénormalisation et ensuite tous les douze mois jusqu'à ...' à la place de `au plus tard tous les douze mois après la fin de la prénormalisation jusqu'à ...'." Hiermee kan worden ingestemd.
Artikel 8 14. Hieromtrent om nadere toelichting gevraagd, verduidelijkte de gemachtigde dat het woord "prenormalisatiebiënnale" in artikel 8 van het ontwerp beter wordt vervangen door het woord "prenormalisatie". Hiermee kan worden ingestemd.
Artikel 9 15. Artikel 9, eerste lid, bevat een opsomming van de criteria op basis waarvan de afstemming van de relevantie van een Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd.Daarbij lijkt het vaststellen van de weging tussen de verschillende criteria voor de evaluatie van de afstemming van de relevantie van een Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister te worden overgelaten aan de FOD Economie.
Artikel 9, tweede en derde lid, van het ontwerp bepalen voorts: "De financiële steun voor een Normen-Antenne hangt af van de activiteit van de Normen-Antenne gedurende het vorige jaar en is beperkt tot een plafond.
De FOD Economie deelt de begunstigden de berekeningswijze en het plafond van de subsidie mee." Gevraagd of het vaststellen van de berekeningswijze en het plafond en het bepalen van de criteria met toepassing waarvan dit gebeurt aldus worden overgelaten aan de FOD Economie, antwoordde de gemachtigde : "Dans un premier temps, un plafond général est fixé dans la loi budgétaire.
Par ailleurs, les subsides aux Antennes-Normes sont limités, en fonction de leur activité lors de l'année précédente, par des plafonds définis sur base des activités des Antennes-Normes de l'ensemble des Antennes-Normes lors de la première année du système de rapportage statistique prenant en compte le nombre d'action et le temps nécessaire à leur réalisation. Ces actions concernent : 1. Le soutien individuel 2.Le soutien collectif via : a. Le site internet b.les publications c. les séminaires et les présentations Il est en outre proposé de remplacer l'alinéa par : `Le soutien financier pour une Antenne-Normes est limité par des plafonds qui dépendent de l'activité de l'Antenne-Normes pendant l'année précédente'." De toekenning van regelgevende bevoegdheid aan een administratie die geen politieke verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van een democratisch verkozen vergadering is in principe ontoelaatbaar, omdat afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de eenheid van verordenende macht en aan het beginsel van de politieke verantwoordelijkheid van de ministers. Enkel wanneer het gaat om maatregelen die een beperkte en technische draagwijdte hebben, kan een dergelijke delegatie worden aanvaard.
Ruimere procedurevoorschriften, die tot doel zouden hebben om bijvoorbeeld de objectiviteit van de beoordeling en de gelijke behandeling van de projectindieners te waarborgen, moeten worden vastgesteld door de Koning of de minister.
In het licht van het voorgaande is het dan ook raadzaam om de weging tussen de verschillende criteria voor de evaluatie, evenals de criteria voor de berekening van de subsidie en plafonds in het ontwerp zelf te bepalen dan wel om hiervoor in een delegatie aan de minister te voorzien.
Deze opmerking geldt op overeenkomstige wijze voor de artikelen 10 en 11 van het ontwerp waarin evenmin een weging tussen de verschillende criteria voor de evaluatie wordt opgenomen. 16. De ontworpen regeling waarbij de evaluatie van de relevantie van een Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geëvalueerd op basis van de activiteiten van de Normen-Antenne gedurende het vorige jaar (artikel 9, eerste lid, 1° ) en waarbij de financiële steun afhangt van de activiteiten van de Normen-Antenne gedurende het vorige jaar (artikel 9, tweede lid) lijkt nieuwkomers uit te sluiten. Aangenomen wordt dat het niet de bedoeling is om de thans gesubsidieerde collectieve centra een monopolie te verlenen op toekomstige subsidiëring. Bijgevolg zal aan het ontwerp tevens een nieuwkomersregeling moeten worden toegevoegd.
Artikelen 13 en 14 17. In artikel 13 van het ontwerp worden een aantal algemene subsidievoorwaarden bepaald voor de collectieve centra, waaraan de centra De Groote volgens artikel 14 van het ontwerp worden verondersteld te beantwoorden. Dit vermoeden doet een verschil in behandeling ontstaan dat moet kunnen worden verantwoord in het licht van het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Deze verantwoording zou tevens opgenomen kunnen worden in een verslag aan de Koning (zie hoger randnr. 3).
Bij gebrek aan verantwoording in die zin dient artikel 14 van het ontwerp te worden weggelaten. 18. Volgens artikel 13, 2°, van het ontwerp dient het werkingsprincipe van een centrum te zijn "het ter beschikking stellen van de resultaten van de werkzaamheden van het centrum aan alle ledenbedrijvenondernemingen". Hierover ondervraagd, verduidelijkte de gemachtigde: "L'obligation porte sur l'objet du centre qui doit concerner l'ensemble de ses entreprises membres pour être considéré comme un centre collectif. Il n'est pas ici question de la diffusion des résultats ou de la portée des actions de soutien." Deze voorwaarde heeft aldus enkel betrekking op het ter beschikking stellen van de resultaten aan alle leden-bedrijvenondernemingen opdat er sprake zou zijn van "collectieve" centra.(1) Indien het de bedoeling is van de steller van het ontwerp om, rekening houdend met het ruimer sociaal-economisch belang van het normalisatiebeleid en met het feit dat het onderzoek en de werkzaamheden worden gefinancierd met publieke middelen, te komen tot een ruimere verspreiding van deze resultaten, verdient het aanbeveling om hieromtrent tevens de nodige voorwaarden in het ontwerp op te nemen. 19. Volgens artikel 13, 5°, van het ontwerp moet het centrum de betrokken sector voldoende "afdekken".Gevraagd wat hiermee bedoeld wordt, verklaarde de gemachtigde: "Les membres du centre doivent représenter la majorité des entreprises du secteur comme pour la création d'un centre De Groote." Als een jaarlijkse bijdrage aan de ledenondernemingen wordt gevraagd, moet dit overeenkomstig artikel 13, 6°, van het ontwerp worden betaald door alle leden-ondernemingen "volgens een berekeningswijze die evenredig is met het belang van het lid-onderneming". Gevraagd op basis van welke parameters de "evenredigheid" van het belang van een lid-onderneming wordt gekwalificeerd, antwoordde de gemachtigde: "La redevance ne doit pas être unique pour tenir compte de la taille de l'entreprise.
Cela peut être via : ? des montants fixes ou ? une formule de calcul qui prennent en compte soit le nombre de travailleurs, la masse salariale, le chiffre d'affaires, etc." Overeenkomstig artikel 13, 7°, van het ontwerp dient het centrum lid te zijn van de Unie van de Collectieve Onderzoekscentra. De gemachtigde verduidelijkte dat het gaat om: "L'Union des Centres de Recherche Collective est l'association sans but lucratif qui regroupe l'ensemble des centres de recherche à vocation collective sectorielle (n° BCE 0439.197.390) dont les statuts sont joint en annexe." Het is ter wille van de rechtszekerheid van belang dat rechtsonderhorigen voldoende inzicht kunnen verwerven in de gestelde voorwaarden. Het opnemen van deze verduidelijkingen in een verslag aan de Koning zou de rechtszekerheid dan ook ten goede komen. 20. Overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de statuten van de Unie van de Collectieve Onderzoekscentra beslist de Raad van Bestuur, zetelend in het Toelatingscomité, binnen een termijn van zes maanden met een meerderheid van twee derde van zijn aanwezige of vertegenwoordigde leden over de toelating van nieuwe leden tot de Unie van Collectieve Onderzoekscentra.Deze uitspraak is onherroepelijk en behoeft geen motivering.
De huidige leden van de Unie van Collectieve Onderzoekscentra hebben bijgevolg een beslissende stem over de vraag of een entiteit als collectief centrum kan worden gekwalificeerd en derhalve aanspraak zou kunnen maken op subsidies overeenkomstig het thans voorliggende ontwerp. Nagegaan dient te worden of dit strookt met de bedoeling van de stellers van het ontwerp.
Artikel 18 21. Luidens artikel 18 van het ontwerp treedt het besluit in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Hierover ondervraagd, verklaarde de gemachtigde: "Nous souhaitons faire entrer l'arrêté royal en vigueur le plus tôt possible pour qu'il puisse s'appliquer pour les crédits de la prochaine année budgétaire." Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding van besluiten, bepaald bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', dient echter te worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde eenieder een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe bepalingen.
De griifier, De voorzitter, Wim GEURTS Marnix VAN DAMME _______ Nota (1) Merk op dat voor de Franse term "entreprises membres" in de Nederlandstalige tekst zowel wordt verwezen naar "leden-bedrijvenondernemingen", "leden-bedrijven" of "lid-ondernemingen".In de Nederlandstalige tekst wordt best ook een eenvormige terminologie gehanteerd.
17 MAART 2024. - Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de prenormalisatie, de Normen-Antennes en de postnormalisatie en tot opheffing van het koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2005 pub. 05/12/2005 numac 2005011463 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 37;
Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel VIII.4, 11° ;
Gelet op de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, artikel 48, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2005 pub. 05/12/2005 numac 2005011463 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra;
Gelet op de adviezen van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2022 en 4 oktober 2023;
Gelet op advies 72.215/1 van de Raad van State, gegeven op 4 november 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° het Bureau: het Bureau voor Normalisatie; 2° de FOD Economie: de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 3° prenormalisatie: ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke kennis die nodig is voor de opstelling van normen;4° Normen-Antenne: deskundigenploeg die de kleine en middelgrote ondernemingen sensibiliseert inzake normalisatie en hun toegang tot de normalisatieprocessen en de normen vergemakkelijkt;5° activiteit van Normen-Antenne: sensibiliserings- of informatieactie die op continue of recurrente basis wordt uitgevoerd;6° postnormalisatie: ontwikkeling van een document of van een tool die het gebruik van een of meerdere normen vergemakkelijkt, waarvan de omvang het niet toelaat om te worden uitgevoerd in het kader van de recurrente activiteit van een Normen-Antenne;7° de wet De Groote: de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra, belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek;8° centrum De Groote: collectief onderzoekscentrum opgericht in toepassing van de wet De Groote;9° collectief centrum: onderzoekscentrum dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 13;10° begrotingsjaar: jaar dat met het jaar overeenkomt waarvoor de vastleggingskredieten worden toegewezen;11° het vorige jaar: jaar vóór het begrotingsjaar;12° activiteitenperiode: de periode waarin de actie uitgevoerd wordt.
Art. 2.Het Bureau is belast met de ondersteuning van acties die door de collectieve centra in het kader van overeenkomsten met het Bureau worden uitgevoerd inzake prenormalisatie, postnormalisatie en Normen-Antennes.
De voorwaarden waaraan de collectieve centra moeten voldoen om in het kader van deze overeenkomsten van de subsidies te kunnen genieten worden vastgelegd in de artikelen 5 tot 8 en 12 tot 14.
Art. 3.Het Bureau is elk jaar belast met: 1° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van verlenging van Normen-Antennes, voor 1 december van het vorige jaar;2° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van nieuwe Normen-Antennes, voor 15 februari van het begrotingsjaar;3° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van postnormalisatie, voor 15 februari van het begrotingsjaar;4° het opvragen bij de collectieve centra van hun voorstellen van prenormalisatie, voor 15 februari van het begrotingsjaar;5° de voorbereiding van de ontwerpovereenkomsten betreffende de weerhouden acties;6° het voorleggen van de ontwerpovereenkomsten aan de directie van de collectieve centra voor eventuele opmerkingen en ter ondertekening, voor de acties die ze ingediend hebben en die weerhouden werden;7° het ter ondertekening voorleggen van alle ontwerpovereenkomsten aan de minister;8° het uitvoeren van een administratieve en financiële controle voor de weerhouden acties op basis van de door de collectieve centra verschafte rapporten en documenten;9° het betalen van de bedragen op de kredieten daartoe ingeschreven op de federale begroting van de FOD Economie, voor de weerhouden acties;10° de ontwikkeling en het onderhoud van een platform voor het beheer van alle documenten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde acties.
Art. 4.De FOD Economie is elk jaar belast met: 1° het toezicht op de uitvoering door het Bureau van de in artikel 3 bedoelde opdrachten;2° het controleren van de afstemming van de activiteitenperiodes binnen het begrotingsjaar;3° het analyseren van de afstemming van de voorstellen van prenormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister;4° de voorselectie van prenormalisatieprojecten die een diepgaande beoordeling ondergaan;5° een diepgaande beoordeling van de voorgeselecteerde prenormalisatieprojecten;6° het analyseren van de relevantie van de voorstellen voor de oprichting van nieuwe Normen-Antennes in functie van hun afstemming op het normalisatiebeleid van de minister;7° de analyse van de relevantie van de verlenging van de steun aan de bestaande Normen-Antennes in functie van hun afstemming op het normalisatiebeleid van de minister;8° het uitvoeren van de controle op de activiteiten van de Normen-Antennes en het analyseren ervan;9° het analyseren van de afstemming van de voorstellen van postnormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister;10° het klassement van de voorstellen van prenormalisatie, Normen-Antennes en postnormalisatie;11° het voorleggen aan de minister van een voorstel van lijst van de te ondersteunen acties;12° het uitvoeren van de wetenschappelijke controle voor de ondersteunde prenormalisatieacties op basis van de door de collectieve centra verschafte jaarlijkse rapporten;13° het uitvoeren van een normatieve controle voor de ondersteunde prenormalisatieacties die voltooid zijn, op basis van de door de collectieve centra verschafte inlichtingen;14° het uitvoeren van controle op de postnormalisaties;15° de voorlegging van een beknopt verslag aan de Hoge Raad voor Normalisatie met betrekking tot de in de 1° tot 14° bedoelde opdrachten.
Art. 5.De collectieve centra verschaffen aan het Bureau en aan de FOD Economie de aanvragen voor: 1° de verlenging van de Normen-Antennes uiterlijk op 1 december van het vorige jaar;2° de oprichting van nieuwe Normen-Antennes, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar;3° de uitvoering van een prenormalisatie, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar;4° de uitvoering van een postnormalisatie, uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar.
Art. 6.De collectieve centra verschaffen aan het Bureau voor alle weerhouden projecten: 1° de getekende ontwerpovereenkomsten;2° de nodige documenten voor de administratieve en financiële controle.
Art. 7.De collectieve centra verschaffen aan de FOD Economie: 1° alle bijkomende inlichtingen die door de FOD Economie gevraagd zijn om de subsidieaanvragen te beoordelen;2° een beknopt zesmaandelijks verslag over de voortgang van de gesubsidieerde prenormalisaties, uiterlijk vier weken na het einde van de bedoelde periode;3° een gedetailleerd jaarlijks verslag over de resultaten van de gesubsidieerde prenormalisatie, uiterlijk acht weken na het einde van de bedoelde periode;4° een jaarlijks voortgangsverslag over de verwezenlijking van alle normatieve doelstellingen van een prenormalisatie, uiterlijk twaalf maanden na het einde van de prenormalisatie en vervolgens om de twaalf maanden totdat de doelstelling volledig is verwezenlijkt of totdat wordt besloten de doelstelling te laten vallen;5° de driemaandelijkse activiteitenstatistieken van de Normen-Antennes, uiterlijk twee weken na afloop van de bedoelde periode;6° een toelichtend eindverslag voor al hun Normen-Antennes, ten laatste tegen 1 februari van het volgende jaar.
Art. 8.Uiterlijk vier maanden na afloop van een prenormalisatie leggen de collectieve centra de resultaten ervan voor aan de FOD Economie.
Art. 9.§ 1. De afstemming van de relevantie van de oprichting van een nieuwe Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria: 1° de betrokken normalisatiewerkzaamheden, voor 67% van de relevantiescore;2° de economische relevantie, in het bijzonder voor de kmo's, voor 33% van de relevantiescore. De financiële steun voor een nieuwe Normen-Antenne is beperkt tot het plafond dat overeenstemt met de relevantieklasse 1. § 2. De afstemming van de relevantie van het behoud van de steun aan een bestaande Normen-Antenne op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria: 1° de activiteiten van de Normen-Antenne gedurende het vorige jaar, voor 75% van de relevantiescore;2° de kwaliteit van de website en zijn gebruikscijfers, voor 10% van de relevantiescore;3° de betrokken normalisatiewerkzaamheden, voor 10% van de relevantiescore;4° de economische relevantie, in het bijzonder voor de kmo's, voor 5% van de relevantiescore. De financiële steun voor een Normen-Antenne hangt af van de relevantiescore en is beperkt tot een plafond.
De bestaande Normen-Antennes zijn onderverdeeld in 10 relevantieklassen van 0 tot 9 op basis van hun relevantiescore.
Wanneer de relevantiescore van een Normen-Antenne de minimale relevantiedrempel niet overschrijdt, is de relevantieklasse van deze Normen-Antenne 0. Zij ontvangt geen subsidie.
De drempel van relevantieklasse 1, RK1, komt overeen met de minimale relevantiedrempel.
De drempel van relevantieklasse 9, RK9, komt overeen met vijfmaal de minimale relevantiedrempel.
De drempel van de tussenrelevantieklassen RKi, waarvoor i tussen 2 en 8 varieert, is gelijk aan de helft van (i+1) maal de minimale relevantiedrempel.
De toegekende subsidie aan een Normen-Antenne in relevantieklasse RKi is gelijk aan de helft van (i+1) maal de subsidie voor relevantieklasse 1.
De FOD Economie deelt de begunstigden de berekeningswijze en het plafond van de subsidie mee.
Art. 10.De afstemming van de voorstellen van postnormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van een impactscore die wordt berekend door een initiële score te vermenigvuldigen met drie coëfficiënten met een equivalent gewicht.
De initiële score betreft de impact van de ontwikkelde tool op het gebruik van de betrokken normen.
De drie coëfficiënten betreffen: 1° de economische impact van de betrokken normen;2° de grootte van de doelgroep;3° de maatschappelijke impact van de betrokken normen.
Art. 11.De afstemming van de relevantie van de voorstellen van prenormalisatie op het normalisatiebeleid van de minister wordt geanalyseerd op basis van de volgende criteria: 1° het inherente risico van de prenormalisatie vanwege het technische en wetenschappelijke niveau ervan, voor 32% van de score;2° de waarschijnlijkheid om de verwachte resultaten van de prenormalisatie te bereiken, in functie van het risicobeheer, voor 8% van de score;3° de waarschijnlijkheid om de verwachte normatieve resultaten te bereiken, in functie van de normatieve strategie en de positionering in de normalisatiecommissies, voor 6% van de score;4° de economische impact die de norm ontwikkeld zou hebben op basis van de resultaten van de prenormalisatie, verdeeld over: a) de algemene impact, voor 24% van de score;b) de steun aan de innovatie, voor 8% van de score;c) de bijzondere steun aan kmo's, voor 8% van de score;5° de maatschappelijke impact, voor 10% van de score, met name op het gebied van de: a) veiligheid van de consumenten;b) veiligheid van de werknemers;c) duurzame ontwikkeling;d) circulaire economie;6° de mogelijkheid om de impact van andere gesubsidieerde projecten te versterken, voor 4% van de score.
Art. 12.De collectieve centra geven de volgende verslagen door op het platform dat hiervoor door het Bureau is opgezet: 1° de driemaandelijkse activiteitenstatistieken van de Normen-Antennes, ten laatste vijftien dagen na het einde van elke kwartaal van de activiteitenperiode;2° een jaarlijks activiteitenverslag van de Normen-Antennes, ten laatste een maand na het einde van de activiteitenperiode;3° een activiteitenverslag van postnormalisatie, ten laatste twee maanden na het einde van de activiteit;4° een tussentijds financieel verslag over de twaalf eerste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk aan het einde van de dertiende maand van het onderzoek;5° een financieel eindverslag over de laatste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk een maand na het einde van het onderzoek;6° een tussentijds wetenschappelijk verslag over de twaalf eerste maanden van elke prenormalisatie, uiterlijk aan het einde van de veertiende maand van het onderzoek;7° een volledig wetenschappelijk eindverslag van elke prenormalisatie, uiterlijk drie maanden na het einde van het onderzoek.
Art. 13.Om een financiële steun voor de in artikel 2 bedoelde acties te krijgen, voldoen de collectieve centra aan de volgende voorwaarden: 1° het in de statuten vastgestelde doel van het centrum is de technische vooruitgang bevorderen door het wetenschappelijk onderzoek en door een orgaan van documentatie en voorlichting te zijn ten dienste van de leden-ondernemingen;2° het werkingsprincipe van het centrum is het ter beschikking stellen van de resultaten van de werkzaamheden van het centrum aan alle leden-ondernemingen;3° de Raad van Bestuur of de Algemene Raad van het centrum zijn in meerderheid samengesteld door vertegenwoordigers van zijn leden-ondernemingen;4° de Raad van Bestuur of de Algemene Raad van het centrum bevat ten minste één vertegenwoordiger die aangeduid wordt door de minister onder de ambtenaren die belast zijn met de toepassing van de wet De Groote;5° het centrum dekt de meerderheid van de ondernemingen van de betrokken sector voldoende af en wordt door een beroepsfederatie van de sector ondersteund;6° indien een jaarlijkse bijdrage aan de leden-ondernemingen wordt gevraagd, wordt deze betaald door alle leden-ondernemingen volgens een berekeningswijze die evenredig is met het belang van het lid-onderneming;7° het centrum overlegt met de andere centra, bijvoorbeeld in het kader van de Unie van de Collectieve Onderzoekscentra.
Art. 14.De centra De Groote worden verondersteld aan de in artikel 13 bedoelde voorwaarden te voldoen.
Art. 15.De FOD Economie controleert de naleving van de in artikel 13 bedoelde voorwaarden ten minste om de drie jaar.
Art. 16.Het koninklijk besluit van 10 november 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2005 pub. 05/12/2005 numac 2005011463 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra sluiten tot toekenning aan het Bureau voor Normalisatie van gedelegeerde opdrachten met betrekking tot de collectieve centra wordt opgeheven.
Art. 17.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussels, 17 maart 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE