gepubliceerd op 08 september 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de waarborg van een minimum gemiddeld inkomen aan de chauffeurs tewerkgesteld door taxiondernemingen
17 JUNI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de waarborg van een minimum gemiddeld inkomen aan de chauffeurs tewerkgesteld door taxiondernemingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de waarborg van een minimum gemiddeld inkomen aan de chauffeurs tewerkgesteld door taxiondernemingen.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997.
Waarborg van een minimum gemiddeld inkomen aan de chauffeurs tewerkgesteld door taxiondernemingen (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997, onder het nummer 44839/CO/140.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die een taxionderneming uitbaten en die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer alsook op hun chauffeurs.
Onder "chauffeurs", wordt bedoeld de mannelijke en vrouwelijke chauffeurs. HOOFDSTUK II. - Volledige arbeidsprestaties
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt niet als "volledige arbeidsprestaties" beschouwd het feit dat de chauffeur, gedurende de betrokken betaalperiode, zich bevindt in één van de hierna omschreven toestanden : 1° niet ter beschikking van de werkgever blijven tijdens de uren en volgens de termen voorzien in het arbeidsreglement of in zijn overeenkomst;2° één of meerdere ongeoorloofde afwezigheden;3° één of meerdere onverantwoorde telaatkomingen;4° één of meerdere ongewettigde voortijdige werkverlatingen;5° één of meerdere ritten hebben geweigerd, behalve wanneer het aanvaarden van een rit een overschrijding van het uurrooster als gevolg heeft of in één der gevallen voorzien in het toepasselijk politiereglement;6° zich niet melden na elke rit, indien de voertuig over een mobiele radio-installatie beschikt;7° een onvolledig of opzettelijk vervalst ritblad indienen. De bewijslast van één van de in het vorig lid vermelde toestand rust op de werkgever. § 2. Indien de werkgever van oordeel is dat de werkman geen volledige arbeidsprestaties heeft gedurende een betaalperiode, is de werkgever er toe gehouden deze toestand alsook de ingeroepen redenen aan de werkman schriftelijk mede te delen.
De in het vorig lid bedoelde mededeling moet ten laatste plaatsvinden op de datum waarop de loonfiche met betrekking tot de betrokken betaalperiode afgegeven wordt of binnen de 30 dagen volgend op de betrokken betaalperiode. § 3. Bij gebrek aan mededeling in de termijn vastgesteld door § 2, wordt de chauffeur, zonder mogelijkheid van tegenbewijs, beschouwd als volledige arbeidsprestaties te hebben geleverd gedurende de betrokken betaalperiode.
De werkgever heeft de bewijslast van de mededeling binnen de door dit artikel bepaalde termijn. HOOFDSTUK III. - Waarborg van een minimum gemiddeld uurloon
Art. 3.De chauffeurs van de in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde werkgevers die volledige arbeidsprestaties hebben, genieten van het gemiddeld minimum maandinkomen vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad voor de categorie van de werknemers die minstens 22 jaar oud zijn en die een anciënniteit in de onderneming van ten minste één jaar tellen en dit, ongeacht de leeftijd en/of de anciënniteit van de betrokken chauffeur, en dit volgens de modaliteiten vastgesteld door de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 4.Het door artikel 3 vastgestelde inkomen wordt per betaalperiode gewaarborgd.
Art. 5.Het per betaalperiode te waarborgen inkomen wordt bepaald krachtens de volgende formule : (het in artikel 3 bedoelde inkomen x 3) : 494 uren x aantal arbeidsuren van de chauffeur in de betrokken betaalperiode.
Het aantal 494 uren dat in de formule vermeld in het vorig lid opgenomen is wordt bekomen door de vermenigvuldiging van de wekelijkse arbeidsduur van de chauffeurs van de taxionderneming met 13.
Art. 6.Ten aanzien van de chauffeurs die een anciënniteit in de sector van minder dan zes maanden hebben, bij afwijking op de bepalingen van artikel 4, is het door artikel 3 vastgestelde inkomen gewaarborgd op een periode van zes maanden.
Zodra de chauffeur een anciënniteit van zes maanden binnen de sector bereikt, zijn de artikelen 5 en 6 van toepassing.
HOOFDTUK IV. - Opheffingsbepalingen
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1976 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen aan de voltijds tewerkgestelde chauffeurs, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 oktober 1976, Belgisch Staatsblad van 17 november 1976. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1997 en is voor onbepaalde duur gesloten.
Ze kan door iedere partij opgezegd worden mits betekening, per aangetekende brief, van een opzegtermijn van zes maanden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juni 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET