gepubliceerd op 02 april 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 8 mei 2001
17 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 8 mei 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de edele metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de eindejaarspremie in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 8 mei 2001.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 januari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de edele metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 2001 Eindejaarspremie in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 8 mei 2001 (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59066/CO/149.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten
Art. 2.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie door de werkgevers toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden.
Art. 3.Deze eindejaarspremie, berekend op basis van het op 1 december van het jaar van betaling van kracht zijnde uurloon, wordt berekend volgens volgende formule : bovengenoemd uurloon x wekelijkse arbeidsduur op basis van het betaalregime x 52 : 12.
Art. 4.De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie vangt aan op 1 december van het voorgaande jaar en eindigt op 30 november van het lopende jaar.
Art. 5.Het bedrag van de eindejaarspremie kan naar rato van één uur loon per niet-verantwoorde afwezigheidsdag of gedeelte ervan verminderd worden.
Art. 6.In de volgende gevallen hebben de werklieden recht op een gedeelte van de premie, gelijk aan een twaalfde per maand inschrijving in het personeelsregister tijdens de referteperiode, waarbij een maand als geheel wordt verrekend wanneer de inschrijving in het personeelsregister voor de 16e van de maand gebeurt : 1. De werklieden die sedert ten minste drie maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen op 30 november van het refertejaar.2. De in de loop van het jaar ontslagen werklieden, om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten.3. De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten.4. De werklieden met een contract van bepaalde duur, of voor een bepaald werk, of een vervangingsovereenkomst, van minstens drie maanden. Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet.
Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming.
Art. 7.De in de loop van het refertejaar gepensioneerde of bruggepensioneerde werklieden hebben, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, recht op de onmiddellijke uitbetaling van het volledig bedrag van de eindejaarspremie, berekend volgens de modaliteiten bepaald in de artikelen 3 en 4.
Dezelfde regel geldt voor de rechthebbenden van de in de loop van het refertejaar overleden werklieden.
Het refertejaar waarin de opruststelling, de op brugpensioenstelling of het overlijden van de betrokkenen plaatsvindt, wordt als een volledig dienstjaar aanzien.
Art. 8.De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten in de loop van het refertejaar verliezen het recht op de premie.
Art. 9.De werklieden die in het personeelsregister van de onderneming zijn ingeschreven op 30 november van het refertejaar, maar die zich op deze datum in een toestand van arbeidsongeschiktheid, als gevolg van ziekte, arbeidsongeval of militaire dienst, bevinden, hebben recht op een eindejaarspremie, berekend op basis van het uurloon dat zij normaal zouden ontvangen hebben op 30 november van het refertejaar, volgens de modaliteiten vervat in artikelen 10 en 11, voorzover zij een arbeidsprestatie van ten minste één dag gedurende het refertejaar hebben verricht.
Art. 10.De schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeval en wegens zwangerschaps- en bevallingsrust worden voor de berekening van de eindejaarspremie gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Art. 11.De schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte, ongeval van gemeen recht, militaire dienst en tijdelijke werkloosheid om economische redenen, worden voor de berekening van de eindejaarspremie gelijkgesteld met effectieve prestaties.
Per refertejaar wordt de gelijkstelling voor ziekte en ongeval van gemeen recht begrensd tot 40 arbeidsdagen afwezigheid.
Per refertejaar wordt de gelijkstelling voor tijdelijke werkloosheid begrensd tot 40 arbeidsdagen afwezigheid.
Voor elke arbeidsdag afwezigheid die deze begrenzing overschrijdt, wordt een bedrag van 1/260e van de eindejaarspremie in mindering gebracht.
Art. 12.Met uitzondering van de in artikelen 6 en 7 voorziene gevallen, wordt de eindejaarspremie tussen 25 en 31 december uitbetaald. HOOFDSTUK III. - Vervanging van collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de edele metalen, betreffende de eindejaarspremie, geregistreerd op 1 december 1999 onder het nummer 53150/CO/149.03. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden, met een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX