gepubliceerd op 12 maart 2004
Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement van de boekhouding van de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en erkende centra voor morele dienstverlening
17 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement van de boekhouding van de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en erkende centra voor morele dienstverlening
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Koninklijk besluit houdende het algemeen reglement van de boekhouding van de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en erkende centra voor morele dienstverlening Gelet op de wet van 21 juni 2002 betreffende de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België, de afgevaardigden en de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen, inzonderheid op de artikelen 30 en volgende;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, in bijzonder op artikel 3 § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het aangewezen is onverwijld de aanvullende regels vast te leggen met betrekking tot de voorstelling van de begroting en de rekeningen van de publiekrechtelijke instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en erkende centra voor morele dienstverlening;
Gelet op het advies van de Centrale Vrijzinnige Raad gegeven op 26 juni 2003;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° Boekhoudkundige stukken : alle stukken en afschriften betreffende de boekhouding van de instelling, te weten : a) de begroting zoals omschreven in artikel 5 van dit besluit;b) begrotingswijzigingen : alle beslissingen aangenomen door de raad van bestuur na afsluiting van de begroting die tot doel hebben een of meer begrotingskredieten te creëren, te schrappen of te wijzigen;c) het journaal : het boekhoudkundig register waarin in chronologische volgorde, zonder compensatie alle boekhoudkundige verrichtingen worden vermeld.Het journaal bestaat uit twee onderscheiden delen : - het journaal van de budgettaire verrichtingen; - het journaal van de algemene verrichtingen; d) het centrale journaal;e) de balansrekening : het overzicht per rekening van het totaalbedrag en van de saldi van de boekhoudkundige verrichtingen ingeschreven in het journaal.De balansrekening bestaat uit drie onderscheiden delen : - de balansrekening betreffende het algemene gedeelte van de boekhouding; - de balansrekening betreffende het budgettaire gedeelte van de boekhouding; - de balans van de bijzondere rekeningen; f) het grootboek : het boekhoudkundig register waarin per rekening de historiek van de verrichtingen ingeschreven in het journaal zijn vermeld.Het grootboek bestaat uit drie onderscheiden delen : - het grootboek van de budgettaire verrichtingen; - het grootboek van de algemene verrichtingen; - het grootboek van de bijzondere rekeningen; g) het betalingsbevel : het schriftelijk bevel van de raad van bestuur of de door deze laatste gemandateerde persoon aan de boekhouder om het daarin vermelde bedrag te betalen aan de daarin aangewezen rechthebbende.Het bevel dient niet noodzakelijkerwijze schriftelijk gegeven te worden, indien de vermeldingen gedefinieerd in artikel 59 § 1, op het bewijsstuk zelf vermeld staan; h) de invorderingsstaat : het bewijsstuk van de invorderingsrechten omschreven in artikel 42, 2°;i) de kastoestand : het boekhoudkundige stuk waarin uitdrukkelijk wordt vastgesteld dat de boekhoudkundige saldi in overeenstemming zijn met de kasvoorraad van de instelling gedefinieerd in punt 12° van het onderhavig artikel;j) de tabel met de overgedragen kredieten en vastleggingen die bestaat uit : - de lijst van de begrotingskredieten en van de invorderingsrechten die naar het volgende boekjaar moeten worden overgedragen; - de lijst van de begrotingskredieten en van de vastleggingen van uitgaven die naar het volgende boekjaar moeten worden overgedragen; k) de tabel met te innen schuldvorderingen die is bedoeld in artikel 69,4°,h;l) de jaarrekeningen met - de begrotingsrekening omschreven in artikel 66; - de resultatenrekening omschreven in artikel 17 waarin de stand van de exploitatierekeningen wordt weergegeven; - de balans omschreven in artikel 16, waarin de stand van de activa en van de passiva van de instelling wordt weergegeven; 2° Begrotingsdiensten a) de gewone dienst : alle ontvangsten en uitgaven die zich vermoedelijk ten minste eenmaal per boekjaar zullen voordoen en die de instelling regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, daaronder begrepen de periodieke aflossing van de schuld;b) de buitengewone dienst : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium, met uitzondering van de normale onderhoudswerken.De buitengewone dienst omvat tevens de subsidies en leningen toegestaan voor dezelfde doeleinden evenals de vervroegde terugbetalingen van de schuld; 3° Ontvangsten : alle boekhoudkundige verrichtingen betreffende de middelen, gaande van het begrotingskrediet inzake de ontvangsten tot de werkelijke invordering;4° Vastlegging van ontvangsten : ieder bedrag waarvan kan worden voorzien dat het tijdens een bepaald boekjaar aan de instelling zal worden uitbetaald en waarvan de andere voorwaarden inzake het invorderingsrecht niet zijn voldaan;5° Invorderingsrecht : ieder bedrag verschuldigd aan de instelling, zulks : a) onbetwistbaar is;b) door een nauwkeurig aangewezen derde;c) tijdens een bepaald boekjaar;6° Vastgestelde recht : boeking van een invorderingsrecht;7° Inning : de invordering van een verschuldigd bedrag aan de instelling;8° Uitgaven : alle boekhoudkundige verrichtingen betreffende de middelen, gaande van het begrotingskrediet betreffende de uitgaven tot de werkelijke betaling;9° Vastlegging van de uitgaven : de boekhoudkundige verrichting bedoeld in artikel 53;10° Aanrekening van de uitgaven : de boekhoudkundige registratie van stukken ter verantwoording van uitgaven of van de niet betaalde lasten;11° Betaling : de financiële vereffening van de schulden;12° Kasvoorraad van de instelling : alle geldmiddelen en waarden die beschikbaar zijn of op maximaal één jaar zijn belegd;13° Boekjaar : het burgerlijk jaar (van 1 januari tot 31 december);14° Begrotingskrediet : de raming van de ontvangsten en de grenzen waarbinnen uitgaven kunnen worden vastgelegd;15° Begrotingshoofdstuk : geheel dat bestaat uit een of meer secties;16° Begrotingssectie : geheel dat bestaat uit een of meer rekeningen;17° Patrimonium : geheel van goederen die de instelling feitelijk toebehoren of waarop zij een zakelijk recht heeft.Het patrimonium bestaat uit : a) het patrimonium dat rechtstreeks of onrechtstreeks wordt aangewend voor de openbare morele bijstandsverlening;b) het private patrimonium dat alle andere goederen omvat;18° Ter verantwoording dienende stukken : boekhoudkundige stukken ter verantwoording van de geschriften van het journaal;19° Instelling : instelling belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en erkende centra voor morele dienstverlening.
Art. 2.De raad van bestuur of de gemandateerde persoon geeft de boekhouder onverwijld kennis van uitvoerbare beslissingen in financiëleaangelegenheden.
Art. 3.De raad van bestuur bepaalt de wijze waarop de bewijzen van de inschrijvingen tot vaststelling van de rechten van de instelling zullen worden bewaard.
Art. 4.Na instemming van de raad van bestuur opent de boekhouder de rekeningen op naam van de instelling.
Zij worden beheerd door de boekhouder en de post ter zake wordt hem rechtstreeks toegezonden.
TITEL II. - Budgettair gedeelte van de boekhouding HOOFDSTUK I. - Begroting
Art. 5.De begroting omvat de raming van alle ontvangsten en van alle uitgaven die tijdens het boekjaar kunnen worden verricht, zulks met uitzondering van geldverrichtingen gedaan voor rekening van derden of die alleen betrekking hebben op de thesaurie.
De begroting omvat tevens de ramingen van de boekhoudkundige verrichtingen bedoeld in artikel 9 van dit reglement.
In de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone dienst en de buitengewone dienst en binnen elk van die diensten tussen het eigenlijke boekjaar en de vorige boekjaren.
Art. 6.De voorzitter maakt de ontwerpbegroting op die aan de raad van bestuur moet worden voorgelegd.
Art. 7.Volgende beginselen worden in de begroting gehuldigd : 1° budgettair evenwicht : in elk van de diensten bedoeld in artikel 5, laatste lid, moeten de ramingen van de uitgaven in evenwicht worden gebracht door ramingen van ontvangsten;2° universaliteit van de gewone dienst : in de gewone dienst geldt het beginsel van de universaliteit van de ontvangsten;3° specialisatie van de buitengewone dienst : in de buitengewone dienst geldt het beginsel dat de ontvangsten worden besteed aan de uitgaven waarvoor zij zijn bestemd.
Art. 8.De vastleggingen van de ontvangsten en van de uitgaven, worden onherroepelijk op een boekjaar en op een dienst aangerekend.
Art. 9.Buitengewone bestedingen 1° Voorzieningen voor risico's en lasten : een begrotingskrediet kan worden aangewend voor de vorming van voorzieningen voor risico's en lasten bestemd om latere gewone of buitengewone uitgaven in volgende boekjaren te dekken, maar waarvan het bedrag niet exact gekend is alhoewel de last ofwel zeker dan wel waarschijnlijk is;2° Voorzieningen voor toevallige uitgaven : een begrotingskrediet kan bestemd worden voor de vorming van een voorziening, om uitsluitend het hoofd te bieden aan toevallige uitgaven. Het bedrag van dit begrotingskrediet zal worden overgebracht naar een voorzieningsrekening; deze kan worden opgebouwd naargelang het gebruik ervan. 3° Overboekingen tussen de diensten : alleen overboekingen van uitgaven van de gewone dienst naar ontvangsten van de buitengewone dienst mogen worden verricht, zulks teneinde een evenwicht tot stand te brengen in de buitengewone dienst. Deze overboekingen kunnen geenszins een invloed hebben op het bedrag van de eventuele gewone tussenkomst van de openbare overheden die de instelling moeten subsidiëren in geval van ontoereikende inkomsten. 4° Reservefonds voor werkingsfonds : Het reservefonds voor werkingsfonds kan worden beschouwd als het werkingsfonds van de instelling. Het is opgebouwd door gebruik te maken van overschotten via een uitgavenpost getiteld « vastlegging voor het reservefonds voor werkingsfonds » en in het luik van de algemene boekhouding door de boeking op het debet van de rekening « dotatie in de gewone dienst aan het gewoon reservefonds voor werkingsfonds » en op het credit van de rekening « Gewoon reservefonds voor werkingsfonds ».
Dit reservefonds voor werkingsfonds kan nooit twee twaalfden overtreffen van het begrotingskrediet van het afgelopen boekjaar.
Art. 10.Het begrotingsresultaat van de vorige boekjaren dat op de begroting wordt ingeschreven, is het resultaat van de begroting van het voorgaande boekjaar en van de wijzigingen daarin.
Wanneer de raad van bestuur de rekening van het voorbije boekjaar heeft afgesloten, wordt het geraamde begrotingsresultaat bedoeld in het eerste lid dat op de begroting is ingeschreven, vervangen door het begrotingsresultaat van de aldus afgesloten rekening.
Deze handelingen worden uitgevoerd bij wege van begrotingswijzigingen die gelijktijdig met de afsluiting van de jaarrekening door de raad van bestuur plaatsvinden.
Ingeval die wijzigingen van die aard zijn dat zij een tekort veroorzaken, neemt de raad van bestuur door middel van begrotingswijzigingen de passende maatregelen om het evenwicht in de betrokken begrotingsdienst te herstellen.
Art. 11.De uitgavenkredieten mogen slechts worden gebruikt voor de doelstellingen bepaald in de begroting.
Ze zijn beperkt.
Met betrekking tot de uitgaven van de gewone dienst geldt die beperking voor alle gecumuleerde kredieten van de rekeningen van elke begrotingssectie.
Met betrekking tot de uitgaven van de buitengewone dienst geldt die beperking voor ieder rekening.
Art. 12.De begroting is uitvoerbaar zodra zij door de Minister van Justitie is goedgekeurd. HOOFDSTUK II. - Voorlopige uitgavenkredieten
Art. 13.§ 1. Alvorens de begroting uitvoerbaar te maken kan door middel van voorlopige uitgavenkredieten worden voorzien in de uitgaven waarvoor op de begroting van het boekjaar een krediet is uitgetrokken. § 2. De voorlopige kredieten mogen per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan een twaalfde van het krediet uitgetrokken op die begroting.
Deze beperking geldt niet voor uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, noch voor de betaling van verzekeringspremies en de taksen. § 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op de uitgaven van de gewone dienst. HOOFDSTUK III. - Begrotingswijzigingen
Art. 14.De begrotingswijzigingen die een wijziging van het gecumuleerde totaal van een begrotingsafdeling impliceren zijn onderworpen aan dezelfde procedures als die welke gelden voor de begroting.
Zij moeten voor ieder begrotingskrediet op behoorlijke wijze worden verantwoord.
Naast de begrotingswijziging bedoeld in artikel 10 kan de raad van bestuur van 1 januari tot 31 oktober van een boekjaar tot begrotingswijzigingen besluiten.
TITEL III. - Algemeen gedeelte van de boekhouding HOOFDSTUK I. - Balans
Art. 15.Alvorens de balans op te maken wordt de schuld op meer dan een jaar verminderd met de aflossingsschijven die tijdens het volgende boekjaar vervallen en die worden geboekt op een rekening van de schuld van ten hoogste een jaar.
Art. 16.§ 1. De algemene toestand van de instelling op 31 december van ieder boekjaar wordt vastgesteld aan de hand van een balans. § 2. Het actief van de balans, dat bestaat uit de bezittingen en de rechten voortvloeiend uit het gebruik van de waarden van het passief, omvat : 1° de vaste activa, te weten de activabestanddelen die de instelling op duurzame wijze heeft geïnvesteerd, bestaan uit : a) de oprichtingskosten en reorganisatiekosten;b) de immateriële vaste activa;c) de materiële vaste activa die de activa omvatten met een onroerend of roerend karakter, met inbegrip van de goederen, welke in leasing worden gehouden en voor zover deze goederen worden gekwalificeerd als eigendom van de instelling;d) de schuldvorderingen, de kredieten en toegekende leningen;e) de financiële vaste activa;2° de vlottende activa, te weten de bezittingen en de rechten van de instelling, bestaan uit : a) de vorderingen op ten hoogste een jaar;b) de geldbeleggingen op ten hoogste een jaar;c) de liquide middelen;d) de overlopende rekeningen. § 3. Het passief van de balans, dat de herkomst aangeeft van de middelen waarover de instelling beschikt om haar doelstellingen te verwezenlijken, omvat : 1° het eigen vermogen, te weten de middelen die de instelling heeft geïnvesteerd en waarvan zij eigenaar is, bestaat uit : a) het aanvangskapitaal;b) de resultaten van de goedgekeurde rekeningen;c) de resultaten van de niet-goedgekeurde rekeningen;d) de reserves;e) de investeringstoelagen verkregen om het hoofd te bieden aan investeringen, waarvan de boekhoudkundige afschrijvingen zich over meer dan één boekjaar uitstrekt;f) de voorzieningen voor risico's en lasten;2° het vreemd vermogen of de schuld, te weten de middelen die derden ter beschikking stellen van de instelling, te weten : a) de schulden op meer dan één jaar;b) de schulden op ten hoogste één jaar en het gedeelte van de schulden op meer dan één jaar, welke binnen het jaar vervallen;c) de overlopende rekeningen. § 4. In de beginbalans wordt het aanvangskapitaal gevormd uit het verschil tussen het totaal van de activabestanddelen van de instelling en het totaal van de andere elementen van de passiva, eigen aan de instelling.
Het verschil tussen enerzijds, het totaal der activabestanddelen, met uitzondering van de oprichting- en reorganisatiekosten, de overlopende rekeningen en de dubieuze schuldvorderingen en anderzijds, de schulden welke zich op het passief bevinden, geeft het nettovermogen van de instelling weer.
Het wordt ieder jaar gecorrigeerd door de inbreng van het saldo van de resultatenrekening betreffende het afgesloten boekjaar. § 5. Alle waarden worden in EURO uitgedrukt. HOOFDSTUK II. - De resultatenrekening
Art. 17.§ 1. De resultatenrekening vertegenwoordigt de saldi van de opbrengst- en lastenrekeningen van de instelling en stelt het verschil vast tussen de totalen van deze opbrengsten en lasten gedurende het boekjaar.
De opbrengsten en de lasten zijn van drieërlei aard : 1° de courante opbrengsten en lasten : zij bestaan uit de vastgelegde rechten en de boekingen van de uitgaven op de rekeningen ingeschreven op de begrotingsrekening van de gewone dienst;2° de opbrengsten en lasten die voortvloeien uit de wijzigingen van de balanswaarden of de rechtzettingen van de opbrengsten en lasten, te weten : a) verrichtingen met betrekking tot afschrijvingen en aan de voorzieningen voor risico's en lasten;b) specifieke boekhoudkundige verrichtingen met betrekking tot de periodieke terugbetaling van leningen;c) verrichtingen met betrekking tot overboekingen van een begrotingsdienst naar een andere;d) de inbreng in de vaste activa die bestaan uit de werkzaamheden uitgevoerd in eigen beheer;3° de uitzonderlijke opbrengsten en lasten, alsmede de reserves, te weten : a) de opbrengsten komen meer uit : - meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van goederen van de vaste activa; - uitzonderlijke schadevergoedingen ontvangen voor de goederen van het patrimonium en die niet bestemd zouden zijn voor het vormen van reserves voor de wederoprichting van vaste activa; - onttrekkingen aan de reserves; - enige andere uitzonderlijke inbreng van de gewone of van de buitengewone dienst en die in dit laatste geval niet bestemd zouden zijn voor het vormen van reserves voor de wederoprichting van vaste activa; b) de lasten komen meer uit : - het oninbaar verklaren van vorderingen, kredieten en toegekende leningen; - minderwaarden gerealiseerd bij overdracht of verlies van goederen van de vaste activa; - uitzonderlijke schadeloosstellingen van derden door de instelling. - alle andere uitzonderlijke lasten. § 2. In de resultatenrekening worden de volgende resultaten opgenomen : a) het batig of nadelig bedrijfssaldo : het resultaat dat blijkt uit het algemeen gedeelte van de boekhouding en dat wordt bepaald door de vergelijking van de lasten en opbrengsten bedoeld in § 1, 1° en 2°;b) het uitzonderlijk batig of nadelig saldo : het resultaat dat blijkt uit het algemeen gedeelte van de boekhouding en dat wordt bepaald door de vergelijking van de lasten en opbrengsten bedoeld in § 1, 3°;c) het batig of nadelig saldo van het boekjaar : het bedrijfsresultaat vermeerderd met het uitzonderlijk resultaat.
Art. 18.Wanneer lasten en opbrengsten betrekking hebben op een volgend boekjaar, worden zij aangerekend op een overlopende rekening die geen invloed heeft op het resultaat van het boekjaar. HOOFDSTUK III. - Patrimonium
Art. 19.De instelling houdt een gedetailleerde, volledige en gevaloriseerde inventaris bij van al haar goederen, bezittingen, rechten en vorderingen, alsook van haar investeringstoelagen en van haar schuld.
In de inventaris zijn bovendien de verplichtingen vermeld die voornoemde waarden bezwaren, alsook de toegestane avals en waarborgen.
De boekhouder registreert in de balansrekening de waarden opgenomen in de inventaris, alsook de wijzigingen ervan.
Daartoe ontvangt hij van de raad van bestuur een eensluidend verklaard afschrift van alle akten, documenten en stukken betreffende die waarden.
Art. 20.In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de onroerende goederen welke zich daarop bevinden.
Art. 21.De raad van bestuur kan tot herwaardering van de goederen van het onroerende patrimonium overgaan in geval van aanzienlijke en duurzame marktschommeling.
Art. 22.De afschrijving is jaarlijks en lineair.
De investeringstoelagen moeten worden verminderd naar gelang van de afschrijvingen betreffende het goed waarvoor zij zijn verleend. HOOFDSTUK IV. - Leningen
Art. 23.De instelling kan bij beslissing van de raad van bestuur, leningen aangaan om het bedrag van de buitengewone uitgaven te dekken.
De termijn voor terugbetaling van die leningen mag niet langer lopen dan die voor de afschrijving van de goederen waarvoor zij zijn aangegaan.
Naast de algemene kenmerken worden in het leningenbestand per jaar en per lening de aflossingsschijven en de verschuldigde intresten op grond van de geldende rentevoet vermeld.
Art. 24.De instelling kan bij beslissing van de raad van bestuur leningen aangaan voor ten hoogste een jaar door toelagen of andere in de begroting opgenomen ontvangsten te verdisconteren.
Art. 25.De niet-gebruikte saldi op de vervaldag van de leningen van langer dan één jaar zijn bestemd voor de betaling van buitengewone uitgaven van dezelfde boekhoudkundige aard die niet zijn gedekt door de overeenkomstig artikel 7 toegewezen ontvangsten. HOOFDSTUK V. - Thesaurie en beleggingen
Art. 26.De raad van bestuur ziet erop toe dat de kasvoorraad van de instelling voldoende middelen bevat om op ieder tijdstip de uitgaven van de instelling te kunnen betalen.
Art. 27.De beleggingen moeten als een goed huisvader worden beheerd bij de instellingen erkend door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.
De beleggingen in effecten verworven of ontvangen door de instelling moeten op naam zijn of op naam van de instelling zijn omgezet.
De ontvangen niet-converteerbare effecten aan toonder worden in bewaring gegeven bij de Deposito- en Consignatiekas.
Art. 28.De nettowaarde van het onroerende patrimonium moet bij het te gelde maken opnieuw worden samengesteld in een onroerende actief, binnen een redelijke termijn.
Art. 29.De raad van bestuur regelt na raadpleging van de boekhouder het beheer van de kasvoorraad.
De raad van bestuur is verantwoordelijk voor de kasvoorraad.
Art. 30.De raad van bestuur bewaart in de kas slechts het geld nodig voor de contante betalingen die op de volgende vervaldagen moeten worden verricht.
De andere beschikbare kasmiddelen worden gestort op lopende rekeningen geopend bij financiële instellingen of ten hoogste voor een jaar bij die instellingen belegd.
Art. 31.De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het intrestverlies dat kan voortvloeien uit : 1° aan haar te wijten achterstand bij de invordering van de inkomsten van de instelling;2° handhaving van een negatief saldo op de lopende rekeningen wanneer de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan nodig voor betalingen op de volgende vervaldagen. TITEL IV. - Boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 32.Alle boekhoudkundige verrichtingen worden geregistreerd in het boekjaar waarin zij zich voordoen.
Art. 33.De boekhouder is verantwoordelijk voor de boekhouding van de instelling.
De raad van bestuur stelt de boekhouder de middelen ter beschikking die noodzakelijk zijn om zijn bevoegdheden uit te oefenen.
Art. 34.Alle door de wet of door dit besluit vereiste boeken en documenten moeten op papier zijn gesteld.
De boekhouder moet de documenten, op elk verzoek van de bevoegde overheid, voorleggen.
Art. 35.§ 1. Elke boeking wordt gestaafd door één bewijsstuk. § 2. De bewijsstukken moeten de volgende gegevens bevatten : 1° het volgnummer dat overeenstemt met de boeking ervan;2° het boekjaar;3° het rekeningnummer. Bovendien moeten door derden afgegeven stukken betreffende diensten of leveringen aan de instelling voor ontvangst worden geviseerd. § 3. De boekingen worden chronologisch en zonder achterstand bijgehouden.
Bij elke afsluiting : 1° worden de journalen doorlopend genummerd en geparafeerd door de voorzitter;2° noteert de boekhouder in het centraal journaal overeenkomend met de totalen van elk der het afgesloten journaal. § 4. In het journaal : 1° draagt iedere inschrijving een volgnummer;2° wordt geen blanco of open lijnen gelaten en mogen geen doorhalingen, overschrijvingen of randaanmerkingen worden aangebracht;3° wordt elke correctie aangegeven met een kenteken dat duidelijkheidshalve aan het begin van de regel wordt geplaatst;4° wordt elk negatief bedrag voorafgegaan door een kenteken;5° worden verhogingen van de posten betreffende de activa en de lasten op het debet geboekt en verminderingen op het credit;6° worden verhogingen van de posten betreffende de passiva en de opbrengsten op het credit geboekt en verminderingen op het debet;7° worden in de linker kolom van de boeken de actiefrekeningen en de kostenrekeningen, alsook de debetwaarden vermeld;8° worden in de rechter kolom de passiefrekeningen en de opbrengstrekeningen, alsook de creditwaarden vermeld;9° heeft debiteren van de algemene rekeningen crediteren van andere rekeningen tot gevolg. § 5. Op het einde van elke bladzijde en van elke maand worden alle boeken getotaliseerd.
De boeken worden maandelijks afgesloten.
In voorkomend geval worden de totalen overgedragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.
Bij elke afsluiting maakt de boekhouder de kastoestand op. § 6. Een kopie van alle afgesloten boeken zal aan de raad van bestuur worden overhandigd, binnen een passende termijn vóór de indiening van de rekeningen.
De boekhouder bewaart de boeken en bewijsstukken tot de definitieve afsluiting van de rekeningen.
Zij worden op de zetel van de instelling bewaard voor de duur van vijf jaren te rekenen vanaf de goedkeuring van de jaarrekeningen van de Minister van Justitie van de desbetreffende jaarrekeningen.
De begrotingsrekening, de balans en de resultatenrekening worden voor onbeperkte duur bewaard. HOOFDSTUK II. - Boekhoudkundige begrotingsverrichtingen
Art. 36.§ 1. In het budgettair gedeelte van de boekhouding wordt het volgende vermeld en verantwoord : 1° bij de ontvangsten : a) de vastleggingen van ontvangsten;b) de vastgestelde rechten;c) de niet-invorderbare schuldvorderingen;2° bij de uitgaven : a) de vastleggingen van de uitgaven;b) de aanrekeningen. § 2. Dit gedeelte wordt gevoerd in de vorm van een enkele boekhouding aan de hand van het journaal en van het grootboek van de begrotingsverrichtingen.
Het geeft na afloop van ieder boekjaar de begrotingsrekening weer.
Art. 37.Van begrotingsverrichtingen aan te rekenen op een ander boekjaar wordt het oorspronkelijke boekjaar vermeld. HOOFDSTUK III. - Algemene boekhoudkundige verrichtingen
Art. 38.In het algemene gedeelte van de boekhouding worden de veranderingen in de balanswaarden, de lasten en de opbrengsten geregistreerd.
Dit algemeen gedeelte wordt gevoerd in dubbel aan de hand van het journaal en van het grootboek van de algemene verrichtingen.
Het geeft na afloop van ieder boekjaar de balans en de resultatenrekening weer.
Art. 39.De bijzondere rekeningen betreffende de goederen van de instelling, van de schulden en van de vorderingen ervan worden bij de balansrekeningen gevoegd.
Zij worden gelijktijdig met de balansrekeningen gehouden. HOOFDSTUK IV. - Ontvangsten en opbrengsten Afdeling 1. - Invorderingsrechten en opbrengsten
Art. 40.§ 1. Alleen de raad van bestuur of de, door deze laatste gemandateerde persoon, stelt de ontvangsten en de invorderingsrechten vast. § 2. Wanneer het recht niet bij wet of door een bewijskrachtig document wordt aangetoond, maakt de raad van bestuur of de door deze laatste gemandateerde persoon een invorderingsstaat op die het samen met alle stukken ter verantwoording van het recht en betreffende de vaststelling ervan aan de boekhouder overhandigt.
De invorderingsstaat bevat : 1° de naam en het adres van de schuldenaar;2° de aard van de vordering;3° het bedrag van de vordering;4° het boekjaar waarop de ontvangsten worden aangerekend;5° de rekening waarop de ontvangsten worden geboekt;6° de bijzondere rekening van de schuldenaar. Wanneer de verantwoording en de boeking verscheidene vorderingen betreffen, kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt. § 3. De overige stukken ter verantwoording van de invorderingsrechten worden aangevuld met dezelfde vermeldingen als die bedoeld in § 2.
Art. 41.§ 1. De boekhouder boekt : 1° de vastleggingen van ontvangsten;2° de vastgestelde rechten;3° de niet-invorderbare schulden;4° de inningen. § 2. Ingeval de ontvangst plaatsvindt zonder voorafgaande vaststelling van een recht of verantwoording, legt de boekhouder aan de voorzitter in tweevoud de invorderingsstaat bedoeld in artikel 40, § 2, voor.
De voorzitter bezorgt hem een exemplaar ervan terug dat hij en de secretaris voor akkoord hebben getekend.
Art. 42.De boekhouder verwerkt in de boekhouding : 1° De vastleggingen van ontvangsten in het budgettair gedeelte van de boekhouding;2° het vastgestelde recht dat tegelijkertijd : a) de aanpassing van de in het punt 1° bedoelde de vastlegging van ontvangsten;b) en de bijwerking van de boekingen zowel in het budgettair als in het algemeen gedeelte van de boekhouding, meebrengt.
Art. 43.Met betrekking tot de leveringen, werkzaamheden en diensten die de instelling voor rekening van derden verricht, moeten in tweevoud facturen, schuldvorderingen of invorderingsstaten worden opgemaakt.
Die documenten bevatten alle inlichtingen bedoeld in artikel 40, § 2.
Art. 44.In het grootboek van de budgettaire ontvangstverrichtingen worden vermeld : 1° voor iedere rekening : a) de omschrijving van de rekening;b) het bedrag : van het oorspronkelijke begrotingskrediet; van de begrotingswijzigingen; van het definitieve begrotingskrediet; c) het volledige bedrag : van de vastleggingen van ontvangsten; van de vastgestelde rechten; van de niet-invorderbare schuldvorderingen; d) het verschil tussen het volledige begrotingskrediet en het totaal van de invorderingsrechten verminderd met de niet-invorderbare schuldvorderingen;2° voor iedere boeking : a) de datum ervan;b) het nummer van het verantwoordingsstuk : van de vastleggingen van ontvangsten; van het vastgestelde recht; van de niet-invorderbare schuldvordering; c) het bijzonder rekeningnummer;d) de dagelijkse nummering van het bedrag : van de vastlegging van ontvangsten; van het vastgestelde recht van de niet-invorderbare schuldvorderingen.
Art. 45.De boekhouder houdt de bijzondere rekening van iedere schuldenaar bij, waarin volgende gegevens zijn vermeld : 1° zijn identiteit;2° de datum van het vastgestelde recht;3° het nummer van het vastgestelde recht;4° het bedrag van het vastgestelde recht;5° de data van de invorderingen;6° de ingevorderde bedragen;7° de niet-invorderbare schuldvorderingen. Afdeling 2. - Inningen
Art. 46.Zodra de boekhouder in het bezit is van de stukken waarvoor de rechten van de instelling zijn vastgesteld, controleert hij de regelmatigheid van die stukken en van de stukken ter verantwoording ervan, evenals de boeking ervan in de boekhouding.
Art. 47.Als een schuldenaar niet binnen de toegestane termijn betaalt, geeft de boekhouder de voorzitter daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis teneinde vervolging in te stellen om de schuld in te vorderen.
De schuldvorderingen van de instelling waarvan de inning onzeker is geworden, worden bij een beslissing die de raad van bestuur neemt op grond van het verslag van de boekhouder, overgeboekt naar de rekening « dubieuze debiteuren » van het algemeen gedeelte van de boekhouding.
Art. 48.Wanneer de bedragen contant worden betaald, geeft de boekhouder een kwijting of enig ander in tweevoud opgemaakt bewijs van betaling waarvan ook het dubbel als bewijs geldt.
Art. 49.§ 1. Op grond van een beslissing van de raad van bestuur of een rechterlijke beslissing boekt de boekhouder de ontheffingen en verminderingen toegestaan als niet-invorderbare schuld.
De raad van bestuur neemt de begrotingsmaatregelen vereist voor de handhaving van het budgettaire evenwicht. § 2. De boekhouder boekt de vastgestelde rechten die wegens materiële vergissingen vervallen zijn als niet-invorderbare schuld en verbetert de betreffende vastlegging van ontvangsten. HOOFDSTUK V. - Uitgaven en kosten Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 50.Behoudens de bij de wet of onderhavig besluit bepaalde uitzonderingen kunnen uitgaven slechts worden betaald na : 1° vastlegging ervan;2° boeking in het budgettair gedeelte en in het algemene gedeelte van de boekhouding;3° gelijktijdige boeking op de bijzondere rekeningen;4° betaalbaarstelling door de raad van bestuur of de gemandateerde persoon vastgesteld aan de hand van een betalingsmandaat.
Art. 51.§ 1. Het nummer van de financiële rekening van de schuldeisers van de instelling moet worden vermeld op alle stukken betreffende uitgaven tot vereffening van de door de instelling verschuldigde bedragen. § 2. Iedere schuldeiser kan vragen dat het bedrag van zijn schuldvordering wordt gestort op een rekening waarvan hij geen houder is.
Deze aanvraag kan schriftelijk worden gedaan op een afzonderlijk document dat de gegevens betreffende de factuur of de schuldvordering, alsook het nummer van de te crediteren rekening gevolgd door de naam van de houder van die rekening bevat.
Deze gegevens worden ook op het betalingsmandaat vermeld of op het bewijsstuk zelf wanneer de opdracht erop staat, zoals voorzien in artikel 1, 1°, g).
Bij twijfel over de echtheid van de handtekening op de stukken aan de hand waarvan de schuldeiser vraagt het hem verschuldigde bedrag te storten op een rekening waarvan hij geen houder is, kan legalisatie van die handtekening worden geëist. Afdeling 2. - Grootboek van de budgettaire verrichtingen.
Art. 52.In het grootboek van de budgettaire boekhouding moeten volgende gegevens worden vermeld : 1° met betrekking tot elke uitgavenrekening : a) de omschrijving ervan;b) het bedrag : - van het oorspronkelijke begrotingskrediet; - van de begrotingswijzigingen; - van het definitieve begrotingskrediet; c) het totale bedrag van de vastleggingen geboekt op de rekening;d) het beschikbare saldo van het begrotingskrediet (totaal krediet verminderd met de vastleggingen);e) het totale bedrag van de boekingen op de rekening; het verschil tussen het totale bedrag van de vastleggingen en de boekingen. 2° met betrekking tot elk boekhoudkundig geschrift : a) de datum van de verrichting;b) het nummer van het boekhoudkundig stuk;c) het nummer van de bijzondere rekening;d) het bedrag van de vastleggingen van uitgaven;e) het bedrag van de boekingen betreffende iedere vastlegging van uitgaven. Afdeling 3. - Vastlegging en boeking van uitgaven en kosten
Art. 53.§ 1. Alleen de raad van bestuur of de gemandateerde persoon is bevoegd om de uitgaven vast te leggen.
De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, uit een overeenkomst of uit een eenzijdige beslissing van de raad van bestuur.
De vastlegging brengt mee dat een volledig begrotingskrediet of een deel ervan slechts voor een enkel doel kan worden aangewend. § 2. In de vastlegging worden vermeld : 1° de naam van de schuldeiser of van de rechthebbende;2° het vermoedelijke bedrag van de uitgave;3° het boekjaar van de boeking;4° de rekening waarop geboekt wordt.
Art. 54.De vastleggingen van uitgaven worden door de boekhouder onmiddellijk ingeschreven in het budgettair gedeelte van de boekhouding.
Art. 55.De schuldeiser van de instelling moet een factuur of een op de naam en het adres van de instelling gestelde verklaring van schuldvordering overleggen.
Art. 56.De raad van bestuur verzekert zich ervan dat de facturen en de schuldvorderingen conform zijn aan de geleverde goederen of aan de verleende diensten.
Art. 57.De facturen en andere stukken betreffende de uitgaven worden aan de boekhouder bezorgd samen met alle stukken waaruit de regelmatigheid van de daarmee gepaard gaande uitgaven blijkt.
Na onderzoek ervan verricht de boekhouder de boeking.
Indien hij niet akkoord gaat, zendt hij ze met zijn opmerkingen en bezwaren toe aan de raad van bestuur.
Deze boeking bestaat in de registratie van de lasten en of de balanswijzigingen verbonden aan de uitgave, waarbij het bedrag dat als gevolg van de vastlegging werkelijk verschuldigd is en de eventuele correctie van die vastlegging in het budgettair gedeelte van de boekhouding worden opgenomen. Afdeling 4. - Betaalbaarstelling en betalingsmandaten
Art. 58.De raad van bestuur of de gemandateerde persoon beslist over de betaalbaarstelling van de uitgaven op grond van de boekhoudkundige stukken en van de daarmee overeenstemmende boekhoudstaten.
De beslissing van de raad van bestuur of de gemandateerde persoon tot betaalbaarstelling van de uitgaven bestaat in een bevel aan de boekhouder om een regelmatige en wettige uitgave te betalen met geldmiddelen die de instelling in haar bezit heeft.
De betaalbaarstelling wordt vastgesteld in het betalingsmandaat.
Art. 59.§ 1. Naast de identificatiegegevens van de instelling moeten in betalingsmandaten volgende gegevens worden vermeld : 1° de datum van betaalbaarstelling;2° het lopende boekjaar;3° de rekening waarop de boeking plaatsvindt;4° het oorspronkelijke boekjaar;5° de aard van de uitgave;6° het nummer van de vastlegging;7° de rechthebbenden;8° het te betalen bedrag;9° de handtekening van de door de raad van bestuur gemandateerd persoon of bij zijn afwezigheid van de voorzitter of van de secretaris; Op het betalingsmandaat kan ook de betalingswijze worden vermeld.
Op mandaten die in contanten of bij postassignatie moeten worden betaald aan instellingen zonder rechtspersoonlijkheid moet melding worden gemaakt van de naam, de voornaam en de hoedanigheid van twee personen belast met de inning van de gelden. § 2. De wijzigingen in de vermeldingen op een betalingsmandaat moeten worden geviseerd door de persoon die het betalingsmandaat heeft getekend.
Art. 60.Er moet geen betalingsmandaat worden opgemaakt : 1° bij terugbetaling van een ontvangst gedaan voor rekening van een derde;2° bij terugbetaling aan een derde van een bedrag dat hij ten onrechte heeft betaald; Deze boekhoudkundige verrichtingen behoren tot het algemeen gedeelte van de boekhouding en worden gestaafd met boekhoudkundige stukken opgemaakt en ondertekend door de boekhouder.
Art. 61.De boekhouder zendt elk onregelmatig mandaat onmiddellijk terug naar de raad van bestuur met vermelding van de redenen waarom hij de betaling weigert. Afdeling 5. - Betaling van de uitgaven
Art. 62.§ 1. Op grond van de regelmatige betalingsmandaten verricht de boekhouder de betalingen met de gelden die de instelling in haar bezit heeft. § 2. Indien de instelling over onvoldoende geld beschikt om de haar toegezonden betalingsmandaten uit te voeren, zendt de boekhouder ze onmiddellijk terug naar de raad van bestuur samen met een verslag waarin de redenen van de terugzending zijn uiteengezet. § 3. De kosten, de financiële lasten en automatische debeteringen op de financiële rekeningen van de instelling maken deel uit van een pro-forma betalingsmandaat, opgemaakt door de boekhouder en ter informatie meegedeeld aan de raad van bestuur of aan de door deze gemandateerde persoon.
Art. 63.Onmiddellijk na ontvangst van de rekeninguittreksels betreffende de vereffening van de schulden van de instelling registreert de boekhouder die verrichtingen in het algemeen gedeelte van de boekhouding door de schuld op korte termijn te betalen en de betrokken financiële rekening te crediteren.
TITEL V. - Jaarrekeningen HOOFDSTUK I. - Afsluiting van de rekeningen
Art. 64.Tussen 15 december van het lopende boekjaar en het einde van de maand februari van het volgende boekjaar stelt de boekhouder, na raadpleging van de raad van bestuur en van alle betrokkenen, de voorlopige lijst op van de begrotingskredieten en van de vastleggingen van ontvangsten en van uitgaven die naar het volgende boekjaar moeten worden overgedragen.
Hij legt die lijst uiterlijk op 1 maart voor aan de raad van bestuur.
De raad van bestuur zendt de lijst terug naar de boekhouder met vermelding van de vastleggingen van ontvangsten die moeten worden gewijzigd of vernietigd alsook van de vast te leggen invorderingsrechten en de te registreren boekingen van uitgaven.
Na ontvangst van de aldus aangepaste lijst registreert de boekhouder de wijzigingen aangebracht door de raad van bestuur onmiddellijk in de boekhouding.
De boekhouder stelt de definitieve lijst op van de begrotingskredieten en van de vastleggingen van ontvangsten en uitgaven die naar het volgende boekjaar moeten worden overgedragen, en legt haar tegen 15 maart van het volgende boekjaar ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur. Deze stelt de lijst definitief vast en de boekhouder verricht bedoelde overdrachten in de boekhouding van het volgende boekjaar.
De overgedragen kredieten zijn vanaf dat ogenblik uitvoerbaar. HOOFDSTUK II. - Uitwerking van de jaarrekeningen
Art. 65.Nadat de boekhouder de grootboeken heeft afgesloten en de raad van bestuur de lijsten heeft vastgesteld van de naar het volgende boekjaar overgedragen begrotingskredieten, en vastleggingen van ontvangsten en uitgaven, maakt de boekhouder de begrotingsrekening op. Afdeling 1. - Begrotingsrekening
Art. 66.§ 1. De begrotingsrekening bevat per dienst een overzicht van elke rekening uit het grootboek van de budgettaire verrichtingen evenals het totaal ervan. § 2. In de begrotingsrekening worden vermeld : 1° het begrotingsresultaat, te weten het verschil tussen de vastleggingen van ontvangsten verminderd met de niet-invorderbare schuldvorderingen en de vastleggingen van uitgaven; Het begrotingsresultaat is het begrotingskrediet dat in overeenstemming met artikel 10 naar de begroting van het volgende boekjaar moet worden overgedragen; 2° het boekhoudkundig resultaat, te weten het verschil tussen de vastgelegde rechten verminderd met de niet-invorderbare schulden en de boeking van uitgaven; Het boekhoudkundig resultaat vormt het saldo dat naar de begroting van het volgende boekjaar moet worden overgedragen. § 3. In het begrotingsresultaat en het boekhoudkundig resultaat zijn de gecumuleerde resultaten van de vorige boekjaren begrepen. Afdeling 2. - Resultatenrekening en balans
Art. 67.Alvorens de balans op te maken gaat de boekhouder over tot : 1° de uitzonderlijke herwaardering bedoeld in artikel 21;2° de verrichtingen in verband met de afschrijvingen, bedoeld in artikel 22;3° de overdracht van de schuld bedoeld in artikel 15;4° de uitwerking van de inventaris bedoeld in artikel 19, eerste lid, zoals die is vastgesteld op 31 december van het boekjaar dat wordt afgesloten;
Art. 68.De balans en de resultatenrekening worden opgemaakt op grond van de saldi van de definitieve balans van de rekeningen. Afdeling 3. - Inhoud van de jaarrekening en van de daarbij horende
bijlagen
Art. 69.De jaarrekeningen bevatten : 1° de begrotingsrekening;2° de balans;3° de resultatenrekening;4° de bijlagen die de volgende elementen bevatten : a) de balans van de rekeningen uit het algemeen gedeelte;b) de balans van de rekeningen uit het budgettair gedeelte;c) de balans van de bijzondere rekeningen;d) het grootboek van de algemene verrichtingen, dat van de budgettaire verrichtingen en dat van de bijzondere rekeningen;e) de gedetailleerde tabel van de verrichtingen bedoeld in artikel 67, 1° tot 3°;f) de inventaris bedoeld in artikel 67, 4°;g) de lijsten per rekening van de begrotingskredieten van de vastleggingen van ontvangsten en uitgaven vastgesteld door de raad van bestuur en overgedragen naar het volgende boekjaar;h) de lijst per bijzondere rekening en per boekjaar van de in te vorderen vastgelegde rechten, met afzonderlijke vermelding van de dubieuze schuldeisers;i) de kastoestand op 31 december van het boekjaar.
Art. 70.De boekhouder van de instelling is ertoe gehouden zijn jaarrekeningen bij de raad van bestuur in te dienen tijdens de verplichte vergadering, die tijdens de maand maart van het jaar volgend op het boekjaar zal plaatshebben.
Na verificatie bevestigt de raad van bestuur dat alle handelingen waarvoor zij bevoegd is, correct in de rekeningen zijn geboekt.
Art. 71.De Minister van Justitie geeft de raad van bestuur kennis van de definitief goedgekeurde rekeningen.
De boekhoudkundige geschriften worden in voorkomend geval aangepast aan de goedgekeurde rekeningen van het boekjaar waarin de kennisgeving plaatsvindt.
TITEL VI. - De boekhouder en zijn vervanging HOOFDSTUK I. - De boekhouder
Art. 72.De boekhouder heeft de rechten en verplichtingen bepaald in de wet en in onderhavig besluit. In dit kader zendt hij op het einde van elke maand een door hem ondertekende kastoestand toe aan de raad van bestuur.
Op het einde van elk trimester van het kalenderjaar legt hij aan de raad van bestuur een budgettair en financieel verslag voor waarin de toestand van de instelling wordt geanalyseerd.
Art. 73.Minstens eenmaal per trimester van het kalenderjaar en op de datum van afsluiting van de jaarrekeningen controleert de voorzitter samen met een door hem aangewezen lid van de raad van bestuur de kasvoorraad van de instelling.
Art. 74.De voorzitter kan zich laten vergezellen van een persoon aangewezen door de Centrale Vrijzinnige Raad, zulks zonder enige bevrijding van zijn verantwoordelijkheid.
De verificateurs en de boekhouder ondertekenen, na controle, de kastoestand en maken daarop de opmerkingen die zij nodig achten.
Art. 75.De boekhouder is verantwoordelijk voor de hem toevertrouwde akten, boeken en stukken.
Hij moet : 1° de raad van bestuur minstens zes maanden vooraf in kennis stellen van de beëindiging van de contracten;2° verhinderen dat de rechten van de instelling verjaren;3° de raad van bestuur onmiddellijk in kennis stellen van diefstal of verlies van akten, boeken en stukken die hem zijn toevertrouwd. De boekhouder mag zich niet van de hem toevertrouwde akten, boeken en stukken ontdoen, noch zonder toestemming van de raad van bestuur afschrift of uittreksel ervan geven. HOOFDSTUK II. - Vervanging van de boekhouder
Art. 76.In geval tijdelijke onderbreking of definitieve stopzetting van zijn functies, zal de boekhouder of zijn vertegenwoordiger voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 29 van de wet van 21 juni 2002 betreffende de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België, de afgevaardigden en de instellingen, belast met het beheer van de materiële en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen.
Er zal tevens overgegaan worden tot de controleverrichtingen, voorzien in de artikelen 73 en 74 van onderhavig besluit.
Art. 77.In geval van overlijden, ontslag van de boekhouder of bij overmacht, indien de boekhouder in de onmogelijkheid verkeert de verplichtingen te vervullen voorzien in artikel 76, zal de raad van bestuur of de speciaal voor deze opdracht gemandateerde persoon deze verplichtingen in de plaats van de boekhouder vervullen.
Een exemplaar van de documenten wordt aan de boekhouder of zijn vertegenwoordiger bezorgd, met de uitnodiging zijn opmerkingen erop binnen de dertig dagen te formuleren.
Art. 78.In geval van vertraging of weigering van de boekhouder of zijn vertegenwoordiger om aan de verplichtingen voorzien in artikel 76 te voldoen, zal de raad van bestuur hem hiertoe aanmanen.
Deze aanmaning stelt een uitvoeringstermijn vast van dertig dagen en wordt gedaan via een gerechtsdeurwaarders exploot.
Indien bij het verstrijken van deze termijn deze aanmaning zonder gevolg is gebleven, zal de raad van bestuur of de speciaal hiertoe gemandateerde de in artikel 73 voorziene stappen ondernemen naar gelang de elementen waarover hij beschikt.
De raad van bestuur kan zich laten bijstaan door een persoon aangewezen door de Centrale Vrijzinnige Raad.
TITEL VII. - Diverse bepalingen en slotbepalingen
Art. 79.Voor de specifieke gevallen aan het algemeen gedeelte van de boekhouding, welke niet voorzien worden door het onderhavige besluit, is er de mogelijkheid terug te grijpen naar de principes, voorzien door de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van ondernemingen en aan de volgende bijwerkingen met uitzondering van de fiscale bepalingen en deze betreffende de neerlegging en de openbaarmaking van deze jaarrekeningen.
Art. 80.De jaarrekeningen kunnen niet meer worden gewijzigd nadat zij definitief vastgesteld zijn.
Bij vergissing, verzuim of onnodige herhalingen kan de raad van bestuur tijdens een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de goedkeuring van de desbetreffende jaarrekeningen door de Minister van Justitie, echter de herziening ervan vragen aan de Minister van Justitie.
In de aanvraag worden de feiten die de herziening rechtvaardigen, nader omschreven.
De nodige verbeteringen van deze herziening worden gemaakt in het lopende boekjaar, er zorg voor dragend dat deze herzieningen herkenbaar blijven in de boekhouding.
Art. 81.Op de datum van uitwerking van dit reglement maken de boekhouder en de raad van bestuur de begininventaris bedoeld in artikel 19 en de beginbalans bedoeld in artikel 16 op, waarbij dezelfde vormvereisten dan bij de jaarrekeningen in acht worden genomen.
Art. 82.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 83.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 februari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX