gepubliceerd op 05 februari 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de maalderijen en ondernemingen van roggebloem
17 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de maalderijen en ondernemingen van roggebloem (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1 . Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de maalderijen en ondernemingen van roggebloem.
Art. 2 . Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 2003 Loon- en arbeidsvoorwaarden in de maalderijen en ondernemingen van roggebloem (Overeenkomst geregistreerd op 10 juli 2003 onder het nummer 66750/CO/118.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de maalderijen en ondernemingen van roggebloem. § 2. Met « arbeiders » worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Indeling van de werklieden en werksters
Art. 2.De arbeiders worden als volgt in vier categorieën ingedeeld : 1. Categorie A (hulparbeiders) : - magazijnarbeider; - « zakkenvuller en weger » van korengrind en afval; - reiniger van ledige zakken; - zakkendrager; - nachtwaker; - steenkoolruier. 2. Categorie B (geoefende werklieden) : - geoefende graanlosser uit boten; - graanreiniger; - zifter; - builer; - geoefende zakkenvuller-bloemweger; - paardengeleider. 3. Categorie C (geschoolde arbeider) : - machinist; - ketelstoker; - bediener van de cilinder; - geoefende toezichter over de graanreiniger; - groevenmaker; - bestuurder van autovoertuigen. 4. Categorie D (vaklieden) : - molenbestuurder (arbeider die verantwoordelijk is voor het besturen van een molen met een dagelijkse maximumcapaciteit van 150 zakken); - bankwerker; - elektricien; - smid; - metselaar; - schrijnwerker; - schilder, enz. HOOFDSTUK III. - Uurlonen
Art. 3.Op 1 oktober 2003, gelden de volgende minimumuurlonen voor de arbeiders die geen zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen, en dit ongeacht hun leeftijd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De minimumuurlonen vermeld in dit artikel worden op 1 mei 2004 verhoogd met een percentage bepaald overeenkomstig artikel 11, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 april 2003 betreffende de sociale programmatie 2003-2004 voor de arbeiders uit de voedingsnijverheid.
Het resultaat van deze loonsverhogingen wordt afgerond op twee decimalen.
Art. 5.De voorwaarde van zes maanden anciënniteit is ingevuld op de dag dat de som van alle tewerkstellingsperiodes, al dan niet onderbroken, bij een zelfde werkgever in de loop van de laatste twee jaar minstens zes maanden bedraagt.
Onder « tewerkstellingsperiodes » dient men te verstaan de periodes gedekt door : - alle arbeidsovereenkomsten, van welke aard ook, zelfs al wordt de uitvoering ervan geschorst; en/of - door een interimovereenkomst.
Art. 6.Het minimumuurloon van de categorie D (vaklieden) wordt vastgesteld door overeenkomst tussen partijen volgens de plaatselijke gebruiken. Het mag evenwel niet lager zijn dan het minimumuurloon van de categorie C (geschoolde arbeiders).
Art. 7.In afwijking op artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor arbeiders tewerkgesteld met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, zoals bepaald in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), de volgende minimumlonen, uitgedrukt als een percentage van de in artikel 3 vermelde minimumlonen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de uurlonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 8.De bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimumuurlonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2001 betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid (geregistreerd onder het nr. 60856/CO/118). HOOFDSTUK V. - Premie voor nacht- en ploegenarbeid
Art. 9.Wordt als nachtarbeid aangezien, het werk verricht tussen 22 en 6 uur.
Nochtans wordt het werk door de morgenploeg of de namiddagploeg verricht tussen 5 en 6 uur of tussen 22 en 23 uur, niet aangezien als nachtarbeid.
Art. 10.Arbeid in twee of drie ploegen geeft recht op de volgende toeslagen op het uurloon : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 11.Nachtarbeid geeft recht op een loontoeslag van 20 pct. op het uurloon, onafgezien de eventuele 7,5 pct. toeslag voor ploegenarbeid voorzien in artikel 10.
Deze 20 pct. toeslag mag verleend worden hetzij in loon, hetzij in betaalde compensatierust.
Art. 12.Indien de toeslag voor de nachtarbeid in betaalde compensatierust verleend wordt, dan geschiedt dit op zulke wijze dat deze in de loop der daarop volgende kalendermaand vereffend is.
Ingeval de betaalde compensatierust waarop de arbeider recht heeft, lager is dan het aantal arbeidsuren van een normale arbeidsdag, dan wordt de toeslag voorzien bij artikel 11 in loon uitbetaald.
Is de betaalde compensatierust waarop de arbeider recht heeft gelijk aan het aantal uren van één of meer arbeidsdagen, dan wordt de toeslag voorzien bij artikel 11, in betaalde vergeldende rustdagen of in loon verleend.
Indien, na toepassing van de betaalde vergeldende rustdagen een saldo in uren overblijft, onvoldoende om een volledige dag betaalde compensatierust te verlenen, dan wordt het saldo in loon uitbetaald.
Art. 13.De toepassing van de artikelen 9 tot 12 mag geen vermindering van de globale gemiddelde bezoldiging (loon + toeslagen) of geen verhoging van de gemiddelde arbeidsduur tot gevolg hebben. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid
Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de maalderijen en ondernemingen van roggebloem, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 september 2002 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 2002).
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2003 en treedt buiten werking op 31 december 2004. Nadien wordt zij stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar, behoudens opzegging door één der partijen, uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid.
Gunstigere regelingen die vóór de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst bestonden, blijven behouden.
Commentaar bij artikel 5 : De partijen komen overeen dat deze periode van zes maanden opgebouwd kan worden door al dan niet onderbroken tewerkstellingsperiodes bij dezelfde werkgever in een referentieperiode van twee jaar. Eens deze voorwaarde van zes maanden is gerealiseerd, is die verworven voor alle latere periodes van tewerkstelling bij deze werkgever.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 december 2003.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE