Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 oktober 2001
gepubliceerd op 30 oktober 2001

Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector

bron
ministerie van financien
numac
2001022771
pub.
30/10/2001
prom.
16/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/16/2001022771/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector


Gelet op de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector, gewijzigd bij de bijzondere wet van 19 mei 1998, inzonderheid op de artikelen 2, § 1, 3, § 1, 6, § 2, 9 en 10;

Gelet op het advies uitgebracht door de afdeling « Financieringsbehoeften van de overheid » van de Hoge Raad van Financiën;

Gelet op het resultaat van het overleg gehouden op 7 juni 2001 met de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 september 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, met name op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bedragen van de voor het jaar 2000 verschuldigde responsabiliseringsbijdragen zo snel mogelijk bij het Fonds voor overlevingspensioenen moeten toekomen, is het noodzakelijk dat dit besluit zo spoedig mogelijk wordt aangenomen;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor het jaar 2000 wordt het percentage, bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector, dat de werkelijke responsabiliseringsbijdrage vertegenwoordigt tegenover de theoretische responsabiliseringsbijdrage, vastgesteld op 55 t.h.

Art. 2.De verschillende, in voormelde bijzondere wet van 27 april 1994 bepaalde elementen die het mogelijk maken de voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 2000 vast te stellen, worden vastgesteld als volgt : 1° de bijdragevoet bedoeld in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet : voor het jaar 1996 : 31,52 t.h. voor het jaar 1997 : 34,24 t.h. voor het jaar 1998 : 34,53 t.h. voor het jaar 1999 : 36,13 t.h. 2° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar : voor het jaar 1996 : 1,012637 voor het jaar 1997 : 1,011607 voor het jaar 1998 : 1,015750 voor het jaar 1999 : 1,010770 3° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 2°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar : voor het jaar 1996 : 1,022540 voor het jaar 1997 : 1,020025 voor het jaar 1998 : 1,020735 voor het jaar 1999 : 1,022776 4° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 3°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar : voor het jaar 1996 : 1,000000 voor het jaar 1997 : 1,000000 voor het jaar 1998 : 1,000000 voor het jaar 1999 : 1,000000 5° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 4°, van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar : voor het jaar 1996 : 0,999989 voor het jaar 1997 : 1,000012 voor het jaar 1998 : 0,999947 voor het jaar 1999 : 1,000101 Art.3. Voor het jaar 2000 worden de in artikel 9, § 1, van dezelfde bijzondere wet bedoelde voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld als volgt : 1° Vlaamse Gemeenschap : 59.119.178 2° Staat : 360.283.165 3° Franse Gemeenschap : 360.983.556 4° Waals Gewest : 237.179.138 5° Duitstalige Gemeenschap : 3.844.326 6° Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 2.962.087 7° Franse Gemeenschapscommissie : 393.465 8° Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : 383.235

Art. 4.Voor het jaar 2000 zijn de verschillende, in dezelfde bijzondere wet bepaalde elementen die het mogelijk maken de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage vast te stellen gelijk aan die welke in artikel 2 bepaald zijn en zijn de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen gelijk aan die welke in artikel 3 bepaald zijn.

Art. 5.De bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld door de artikel 3 moeten bij het Fonds voor overlevingspensioenen toekomen uiterlijk de laatste werkdag van de maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Eerste Minister en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^