16 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openhaar nut, inzonderheid op artikel 11, vervangen door de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op het artikel 3, § 1, 37°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994 en 39°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers titularis kunnen zijn;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers;

Gelet op het akkoord van onze Minister van Begroting, gegeven op 20 augustus 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 20 augustus 1996;

Gelet op het protocol van 26 juni 1997 waarin de conclusies van de onderhandeling binnen het sectorcomité XII worden vermeld;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De ambtenaar die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, titularis is van de geschrapte bijzondere graad die hierna in de linkerkolom voorkomt wordt ambtshalve benoemd in de graad die in de rechterkolom voorkomt : eerstaanwezend inspecteur adjunct-adviseur § 2. De ambtenaar benoemd krachtens § 1 behoudt, in zijn nieuwe graad, de anciënniteit die werd verworven in de graad waarvan hij titularis was. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaar die benoemd is in de graad van adjunct-adviseur (rang 10), worden de diensten verricht in een graad van de rangen 10 tot 11 geacht verricht te zijn vervuld in de graad van rang 10. § 4. De door de ambtenaar bedoeld in § 3 verkregen weddeanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.

Art. 2.§ 1. De ambtenaren die op 1 januari 1994, titularis zijn van één van de geschrapte bijzondere graden die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtshalve benoemd in één van de graden die in de rechterkolom voorkomen : - verificateur boekhouding 1ste klasse - bestuursassistent; - verificateur boekhouding - bestuursassistent; - hulpverificateur - bestuursassistent. § 2. De ambtenaren benoemd krachtens § 1 behouden, in hun nieuwe graad, de anciënniteit die werd verworven in de graad waarvan zij titularis waren. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van bestuursassistent (rang 20), worden de diensten die in een graad van de rangen 23, 22 en 21 werden gepresteerd, geacht te zijn verricht in de graad van rang 20. § 4. De door de ambtenaren bedoeld in de § 3 verkregen weddeanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als het koninklijk besluit van 7 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Nationaal Pensioenfonds voor mijnwerkers, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1994.

Art. 4.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN