gepubliceerd op 10 april 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 van 30 januari 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap
16 MAART 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 van 30 januari 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE), meer bepaald artikel 22, lid 1, k;
Gelet op Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op de artikelen 18 en 28;
Gelet op het verzoek van de Nationale Arbeidsraad;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage opgenomen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 gesloten op 30 januari 2007 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Nationale Arbeidsraad Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 88 van 30 januari 2007, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap. Geregistreerd op 13/02/2007 onder het nr. 81951/CO/300.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
Gelet op verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE), meer bepaald artikel 22, lid 1, k ;
Gelet op Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers;
Overwegende dat de werknemers een rol moeten kunnen spelen in de Europese coöperatieve vennootschappen;
Overwegende dat die rol moet worden gewaarborgd door de instelling en werking van een vertegenwoordigingsorgaan voor de werknemers of door de instelling van een of meer informatie- en raadplegingsprocedures;
Hebben de navolgende interprofessionele organisaties van werkgevers en werknemers : - het Verbond van Belgische Ondernemingen - de nationale middenstandsorganisaties erkend overeenkomstig de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979 - de Boerenbond - la Fédération wallonne de l'Agriculture - het Algemeen Christelijk Vakverbond van België - het Algemeen Belgisch Vakverbond - de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België op 30 januari 2007 in de Nationale Arbeidsraad de volgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten. HOOFDSTUK I. - Onderwerp en Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze overeenkomst geeft uitvoering aan Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers.
Zij heeft tot doel de te volgen procedures en de regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in een Europese coöperatieve vennootschap vast te stellen.
Art. 2.Er moeten regelingen worden vastgesteld met betrekking tot de rol van de werknemers, volgens de in deze overeenkomst bepaalde procedure, in de Europese coöperatieve vennootschappen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de hoofdstukken V en VI van deze overeenkomst.
De regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers moeten de gehele Europese coöperatieve vennootschap bestrijken. Dit is beperkt tot de ondernemingen en vestigingen in de lidstaten, tenzij de overeenkomst bedoeld in hoofdstuk VI, bepaalt dat andere staten dan de lidstaten worden bestreken.
Commentaar De overeenkomst bedoeld in de tweede alinea van artikel 2, heeft maar uitwerking voorzover het Belgisch recht toepasselijk wordt verklaard op de Europese coöperatieve vennootschap krachtens Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE). HOOFDSTUK II. - Definities
Art. 3.In deze overeenkomst wordt ingevolge de voornoemde richtlijn verstaan onder : § 1. "Europese coöperatieve vennootschap of SCE" : een vennootschap, opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Europese Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE). § 2. "deelnemende juridische lichamen" : vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van coöperaties, alsmede overeenkomstig het recht van een lidstaat opgerichte en daaronder ressorterende juridische lichamen die rechtstreeks deelnemen aan de oprichting van een SCE. Als rechtstreeks deelnemend aan de oprichting van een SCE wordt beschouwd, de coöperatie wier leden, bij de oprichting van de SCE, leden van die SCE worden en aandelen ervan bezitten of het lichaam dat zelf aandelen van de SCE bezit. § 3. "dochteronderneming" van een deelnemend juridisch lichaam of van een SCE" : een onderneming waarop dat juridisch lichaam of die SCE een overheersende invloed uitoefent, bijvoorbeeld door eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
Tot bewijs van het tegendeel, wordt het geacht vast te staan dat een overheersende invloed wordt uitgeoefend wanneer een onderneming, direct of indirect : a) meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan benoemen of b) beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen of c) de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit. Wanneer verschillende ondernemingen van een concern voldoen aan een van de voorwaarden vermeld in de tweede alinea, wordt de onderneming die voldoet aan de voorwaarde onder a), geacht een overheersende invloed uit te oefenen. Indien geen enkele onderneming voldoet aan de voorwaarde onder a), wordt de onderneming die voldoet aan de voorwaarde onder b), geacht een overheersende invloed uit te oefenen.
Voor de toepassing van de tweede alinea worden onder de rechten van de zeggenschap uitoefenende onderneming ten aanzien van stemrecht en benoeming ook de rechten verstaan van alle ondernemingen waarover zij zeggenschap uitoefent, en die van alle personen of organen die handelen onder eigen naam, doch voor rekening van de zeggenschap uitoefenende onderneming of van enige andere onderneming waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.
Een overheersende invloed wordt niet geacht te bestaan louter op grond van het feit dat een gevolmachtigd persoon zijn taak vervult krachtens de wetgeving van een lidstaat inzake liquidatie, faillissement, insolventie, opschorting van betaling, gerechtelijk akkoord of een andere soortgelijke procedure.
In afwijking van de alinea's 1 en 2 is een maatschappij als bedoeld in artikel 3, lid 5, onder a) of c) van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Europese Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, geen "onderneming die zeggenschap uitoefent" over een andere onderneming waarin zij deelnemingen heeft. § 4. "betrokken dochteronderneming of vestiging" : een dochteronderneming of vestiging van een deelnemend juridisch lichaam dat bij de oprichting van een SCE een dochteronderneming of vestiging van de SCE wordt en die in een lidstaat is gevestigd.
Als betrokken dochteronderneming of vestiging moeten worden beschouwd, voorzover de overheersende invloed bepaald in § 3 van dit artikel kan worden geacht vast te staan : - de directe dochterondernemingen van de deelnemende juridische lichamen die al dan niet onder hetzelfde nationale recht vallen; - de directe vestigingen van de deelnemende juridische lichamen, al dan niet in dezelfde lidstaat gevestigd; - de indirecte dochterondernemingen van de deelnemende juridische lichamen, d.w.z. de dochterondernemingen van directe dochterondernemingen van deelnemende juridische lichamen en de dochterondernemingen van indirecte dochterondernemingen; - de indirecte vestigingen van de deelnemende juridische lichamen, d.w.z. de vestigingen van de indirecte dochterondernemingen van die vennootschappen. § 5. "vertegenwoordigingsorgaan" : het grensoverschrijdende orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt, ingesteld bij de in artikel 22 bedoelde overeenkomst of overeenkomstig de referentievoorschriften opgenomen in Hoofdstuk IX, ten behoeve van de informatie en raadpleging van de werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen in een lidstaat en, in voorkomend geval, de uitoefening van medezeggenschapsrechten in verband met de SCE. § 6. "bijzondere onderhandelingsgroep" : de overeenkomstig artikel 7 ingestelde groep die tot doel heeft met het bevoegde orgaan van de deelnemende juridische lichamen te onderhandelen over de vaststelling van regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE. § 7. "rol van de werknemers" : informatie, raadpleging en medezeggenschap.
In deze overeenkomst wordt verstaan onder : 1° "informatie" : het verstrekken, door het bevoegde orgaan van de SCE, aan het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of aan de werknemersvertegenwoordigers, van inlichtingen over aangelegenheden die betrekking hebben op de SCE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lidstaat of over aangelegenheden die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één enkele lidstaat te buiten gaan, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers het mogelijke effect ervan grondig kunnen beoordelen en, in voorkomend geval, raadplegingen met het bevoegde orgaan van de SCE kunnen voorbereiden;2° "raadpleging" : de instelling van dialoog en de uitwisseling van standpunten tussen het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of de werknemersvertegenwoordigers en het bevoegde orgaan van de SCE, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers, op basis van de verstrekte informatie, een mening over de door het bevoegde orgaan beoogde maatregelen kenbaar kunnen maken waarmee rekening kan worden gehouden in het besluitvormingsproces binnen de SCE;3° "medezeggenschap" : de invloed van het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of van de werknemersvertegenwoordigers op de gang van zaken bij een juridisch lichaam via : * het recht om een aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van het juridische lichaam te kiezen of te benoemen, of * het recht om met betrekking tot de benoeming van een aantal of alle leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van het juridische lichaam aanbevelingen te doen of bezwaar te maken. § 8. "werknemers" : de personen die arbeid verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. § 9. "lidstaten" : de lidstaten van de Europese Unie en de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in de richtlijn.
Commentaar a. Voor de toepassing van § 2, derde alinea, van dit artikel dient in herinnering te worden gebracht dat artikel 48 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap als volgt luidt : "Onder vennootschappen worden verstaan maatschappen naar burgerlijk recht of handelsrecht, de coöperatieve verenigingen of vennootschappen daaronder begrepen, en de overige rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht, met uitzondering van vennootschappen welke geen winst beogen".b. Paragraaf 3 van dit artikel omvat alle dochterondernemingen of alle vestigingen die beantwoorden aan de definities van die begrippen in de zin van de wetgeving van de lidstaat, die op de zeggenschap uitoefenende onderneming van toepassing is. c. De definitie van § 7, 1°, van dit artikel houdt een grensoverschrijdende dimensie in ("... over aangelegenheden die betrekking hebben op de SCE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lidstaat of over aangelegenheden die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één enkele lidstaat te buiten gaan").
Het eerste deel van die grensoverschrijdende dimensie impliceert dat de informatie handelt over aangelegenheden die betrekking hebben op het geheel van de SCE of ten minste twee in verschillende lidstaten gelegen dochterondernemingen of vestigingen van de SCE. Het tweede deel van die grensoverschrijdende dimensie verruimt het toepassingsgebied ervan aangezien de aangelegenheden die betrekking hebben op één enkele lidstaat, worden geacht een grensoverschrijdende dimensie te hebben zodra de desbetreffende beslissing werd genomen in een andere lidstaat. HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het aantal werknemers
Art. 4.In deze overeenkomst wordt bij de vaststelling van het aantal werknemers uitgegaan van het gemiddelde aantal werknemers tewerkgesteld in de in België gelegen deelnemende juridische lichamen en hun dochterondernemingen of vestigingen, met inbegrip van de deeltijdse werknemers, gedurende de twee jaar voorafgaand aan de dag waarop de in artikel 6 bedoelde procedure ten uitvoer wordt gelegd.
Het gemiddelde aantal in België tewerkgestelde werknemers wordt berekend overeenkomstig de bepalingen inzake de nadere regels voor de berekening van dit gemiddelde aantal, met uitzondering van de wegingsregels, zoals vastgesteld in de regelgeving betreffende de sociale verkiezingen, aangenomen ter uitvoering van artikel 14, § 1, eerste alinea van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven. HOOFDSTUK IV. - Het ontbreken van werknemers bij de oprichting van een SCE en latere opening van onderhandelingen
Art. 5.In geval van het ontbreken van werknemers bij de oprichting van een SCE door fusie of omzetting of door verschillende juridische lichamen, moeten onderhandelingen worden geopend volgens de in hoofdstuk VII van deze overeenkomst bepaalde procedure wanneer de SCE later een of meer loontrekkenden in dienst heeft. HOOFDSTUK V. - Voorafgaande procedure en bijzondere onderhandelingsgroep Afdeling I. - Tenuitvoerlegging van de procedure en verstrekking van
voorafgaande informatie
Art. 6.§ 1. Wanneer de leidinggevende of de bestuursorganen van de deelnemende juridische lichamen een voorstel tot oprichting van een SCE opstellen, doen zij zo spoedig mogelijk het nodige - waaronder het verstrekken van informatie - om met de vertegenwoordigers van de werknemers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen in onderhandeling te treden over regelingen inzake de rol van de werknemers in de SCE. § 2. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder informatie verstaan, informatie over de procedure volgens welke regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers worden vastgesteld in het fusievoorstel, bedoeld in artikel 22, lid 1, k) van Verordening 1435/2003 van de Europese Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap, informatie over de gevolgen voor de werknemers van de omzetting in een SCE, zoals bedoeld in artikel 35, lid 3 van dezelfde verordening, alsook informatie over de identiteit van de deelnemende juridische lichamen, al hun dochterondernemingen of vestigingen, en het aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen, hun dochterondernemingen of vestigingen.
Deze informatie wordt uitgesplitst naar deelnemende juridische lichamen, dochterondernemingen of vestigingen van die deelnemende juridische lichamen. De informatie heeft voorts betrekking op het aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen die een medezeggenschapssysteem hebben ingesteld en op hun verhouding in het totale aantal door die deelnemende juridische lichamen tewerkgestelde werknemers. § 3. Deze informatie wordt bezorgd aan de werknemersvertegenwoordigers van alle deelnemende juridische lichamen en alle betrokken dochterondernemingen of vestigingen. Bij ontstentenis van werknemersvertegenwoordigers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen, wordt deze informatie bezorgd aan de werknemers van die deelnemende juridische lichamen of betrokken dochterondernemingen of vestigingen.
Commentaar a. In het geval van uitsluitend door natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen opgerichte SCE's, die in hun geheel ten minste 50 werknemers in dienst hebben in ten minste twee lidstaten, worden de natuurlijke personen die rechtstreeks deelnemen aan de oprichting van een SCE beschouwd als "deelnemende juridische lichamen" voor de toepassing van hoofdstuk V van deze collectieve arbeidsovereenkomst.b. De in de vorige alinea en in de artikelen 26 en 27 van deze overeenkomst bedoelde natuurlijke personen zijn die welke als werkgevers werknemers in de zin van artikel 3, § 8, van deze overeenkomst tewerkstellen of kunnen tewerkstellen. Afdeling II. - Bijzondere onderhandelingsgroep
Onderafdeling I. - Instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 7.Zodra de procedure overeenkomstig artikel 6 ten uitvoer is gelegd, wordt er een bijzondere onderhandelingsgroep, die representatief is voor de werknemers van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen, samengesteld.
Onderafdeling II. - Geest van samenwerking
Art. 8.De bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep onderhandelen in een geest van samenwerking om tot een akkoord te komen over regelingen betreffende de rol van de werknemers in de SCE. Onderafdeling III. - Samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 9.§ 1. De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep worden gekozen of aangewezen volgens de in het geldende nationale recht vastgestelde regels, in verhouding tot het aantal werknemers dat in de onderscheiden lidstaten in dienst is van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen. Per lidstaat wordt een mandaat toegewezen voor elke 10 %, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat in dienst zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat in alle lidstaten tezamen in dienst is. § 2. Indien een SCE door fusie wordt opgericht en een of meer deelnemende juridische lichamen ingevolge de inschrijving van de SCE ophouden als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan, worden de werknemers van die deelnemende juridische lichamen in de bijzondere onderhandelingsgroep vertegenwoordigd door een extra lid onder de volgende regels en voorwaarden : 1° deze werknemers mogen in de bijzondere onderhandelingsgroep niet over een directe vertegenwoordiger beschikken op grond van de regels bedoeld in § 1 van dit artikel;2° de samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep mag niet leiden tot een dubbele vertegenwoordiging van deze werknemers;3° de toekenning van extra mandaten mag niet leiden tot een verhoging met meer dan 20 % van het aantal op grond van de regels, bedoeld in § 1 van dit artikel, toegekende mandaten. Indien, op grond van deze paragraaf, het aantal deelnemende juridische lichamen dat, als gevolg van de fusieoperatie, ophoudt als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan, groter is dan het aantal beschikbare extra mandaten, worden deze extra mandaten aan de juridische lichamen in verschillende lidstaten toegekend in dalende volgorde van het aantal werknemers in die juridische lichamen.
Commentaar a. Voor de toepassing van § 1 van dit artikel wordt elke lidstaat waarin werknemers in dienst zijn van een deelnemend juridisch lichaam en/of een betrokken dochteronderneming of vestiging, vertegenwoordigd in de bijzondere onderhandelingsgroep. Bijvoorbeeld, indien in een lidstaat minder dan 10 % van de werknemers in dienst is, berekend over het totale aantal werknemers, zal aan die lidstaat een mandaat worden toegekend. Indien dit aantal 10 % bereikt, zal aan die lidstaat eveneens een mandaat worden toegekend. Er worden twee mandaten toegekend indien het aantal meer dan 10 % tot 20 % bedraagt. Een aantal van meer dan 20 % geeft recht op drie mandaten. b. Wat § 2, 1°, van dit artikel betreft, wordt als een directe vertegenwoordiger in de bijzondere onderhandelingsgroep beschouwd, de vertegenwoordiger afkomstig van een bij de fusie betrokken deelnemend juridisch lichaam.c. Als bijlage zijn een aantal praktische voorbeelden opgenomen. Onderafdeling IV. - Aanwijzing van de in België tewerkgestelde leden-werknemers en samenstelling van een reservelijst
Art. 10.§ 1. De bepalingen van dit artikel hebben betrekking op de aanwijzing van de leden-werknemers van de in België of in een andere lidstaat ingestelde bijzondere onderhandelingsgroep. § 2. In de wijze van benoeming, aanwijzing of verkiezing van werknemersvertegenwoordigers moet naar evenwicht tussen mannen en vrouwen worden gestreefd. § 3. De in België tewerkgestelde leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep worden in principe aangewezen door en onder de in België tewerkgestelde werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in de ondernemingsraden van de deelnemende juridische lichamen en hun betrokken dochterondernemingen of vestigingen. Wanneer er geen akkoord is onder die vertegenwoordigers, worden de leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen door de meerderheid van die vertegenwoordigers.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad worden de leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen door en onder de werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in de comités voor preventie en bescherming op het werk. Wanneer er geen akkoord is onder die vertegenwoordigers, worden de leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep aangewezen door de meerderheid van die vertegenwoordigers.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk, kan elk paritair comité de vakbondsafvaardigingen van de deelnemende juridische lichamen en de betrokken dochterondernemingen of vestigingen die onder zijn sectorale bevoegdheid vallen, machtigen de leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep aan te wijzen.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of comité voor preventie en bescherming op het werk in de in België gelegen deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen of vestigingen, en bij ontstentenis van machtiging van het paritair comité, hebben de werknemers van het deelnemende juridische lichaam en de betrokken dochteronderneming of vestiging het recht de leden-werknemers van de bijzondere onderhandelingsgroep te verkiezen of aan te wijzen. § 4. Onder de leden-werknemers kan zich een vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties bevinden, die al dan niet een werknemer is van een deelnemend juridisch lichaam of een betrokken dochteronderneming of vestiging.
Art. 11.Indien is voldaan aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 9, § 2, van deze overeenkomst, wordt het extra lid-werknemer of worden de extra leden-werknemers aangewezen overeenkomstig artikel 10 van deze overeenkomst.
Art. 12.Er wordt een reservelijst samengesteld om te zorgen voor continuïteit binnen de bijzondere onderhandelingsgroep in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid van langere duur, moederschap, vertrek uit het deelnemende juridische lichaam of de betrokken dochteronderneming of vestiging, ontslag van het lid of verlies van het nationaal mandaat op basis waarvan de aanwijzing of de verkiezing als lid van de bijzondere onderhandelingsgroep heeft plaatsgehad.
De personen op die reservelijst worden aangewezen volgens dezelfde procedure als de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep.
Die lijst omvat een vervanger per lidstaat.
Onderafdeling V. - Aanpassing van de samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 13.Wanneer de leidinggevende of de bestuursorganen van de deelnemende juridische lichamen het voorstel tot oprichting van de SCE wijzigen teneinde nieuwe deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen of vestigingen aan die SCE toe te voegen of sommige in het aanvankelijke voorstel tot oprichting bedoelde deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen of vestigingen ervan uit te sluiten, dient op grond van artikel 6 van deze overeenkomst nieuwe informatie te worden verstrekt en dient overeenkomstig de artikelen 9 en volgende van deze overeenkomst een nieuwe bijzondere onderhandelingsgroep te worden opgericht.
Onderafdeling VI. - Informatie betreffende de namen van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en vergaderingen
Art. 14.Aan de in België gelegen bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen worden de namen van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep alsook de namen die op de reservelijst voorkomen, doorgegeven. Die bevoegde organen geven die informatie door aan de leiding van de betrokken dochterondernemingen of vestigingen.
Zodra de in België gelegen bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen de voornoemde informatie overeenkomstig de eerste alinea van deze bepaling hebben ontvangen, beleggen zij een eerste vergadering met de bijzondere onderhandelingsgroep.
Art. 15.De bijzondere onderhandelingsgroep heeft het recht om, met instemming van de in België gelegen bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen, voorbereidende vergaderingen te beleggen voorafgaand aan de vergaderingen met die bevoegde organen.
Onderafdeling VII. - Bevoegdheid van de bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 16.§ 1. De bijzondere onderhandelingsgroep heeft tot taak samen met de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen, in een schriftelijke overeenkomst regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE vast te stellen. § 2. Daartoe stellen alle bevoegde organen van alle deelnemende juridische lichamen de bijzondere onderhandelingsgroep in kennis van het oprichtingsvoorstel en van het verloop van de oprichting van de SCE, totdat de SCE wordt ingeschreven.
Commentaar De rol van de werknemers, bedoeld in § 1 van deze bepaling, bestrijkt de procedures met betrekking tot de rol van de werknemers in de onderneming of in het concern waarvan de SCE het overheersende juridische lichaam is.
Paragraaf 2 van deze bepaling heeft tot doel de bijzondere onderhandelingsgroep bijvoorbeeld in staat te stellen een eventuele behoefte aan hersamenstelling te constateren als gevolg van veranderingen in de vorm die aanvankelijk voor de oprichting van de SCE in het vooruitzicht werd gesteld.
Onderafdeling VIII. - Werking
Art. 17.In het kader van de onderhandelingen kan de bijzondere onderhandelingsgroep op haar verzoek worden bijgestaan door deskundigen van haar keuze, met name door vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties op communautair niveau. Die deskundigen kunnen op verzoek van de bijzondere onderhandelingsgroep op onderhandelingsvergaderingen aanwezig zijn als adviseur, eventueel om de samenhang op communautair niveau te bevorderen.
De bijzondere onderhandelingsgroep kan besluiten de vertegenwoordigers van passende externe organisaties, waaronder vakbondsorganisaties, in kennis te stellen van het openen van onderhandelingen.
De bijzondere onderhandelingsgroep stelt samen met de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen de praktische regels vast voor de aanwezigheid van de deskundigen op de vergaderingen.
De kostenvergoeding van de deelnemende juridische lichamen is beperkt tot slechts één deskundige, tenzij de partijen anders overeenkomen.
Art. 18.§ 1. De bijzondere onderhandelingsgroep kan besluiten de onderhandelingen met de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen te beëindigen of ze niet te openen en zich te verlaten op de regels inzake informatie en raadpleging van werknemers die gelden in de lidstaten waar de SCE werknemers heeft.
Voor een dergelijk besluit zijn de stemmen nodig van twee derde van de leden die ten minste twee derde van de werknemers vertegenwoordigen, waaronder de stemmen van leden die werknemers vertegenwoordigen die in ten minste twee lidstaten in dienst zijn.
Wanneer een dergelijk besluit is genomen, zijn de referentievoorschriften niet van toepassing.
Tenzij anders wordt overeengekomen door de bijzondere onderhandelingsgroep en de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen, wordt de bijzondere onderhandelingsgroep ontbonden.
Wanneer de bijzondere onderhandelingsgroep overeenkomstig de voorgaande alinea's besluit geen onderhandeling te openen of reeds geopende onderhandelingen te beëindigen, zijn de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 62 van 6 februari 1996 betreffende de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers en de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van die collectieve arbeidsovereenkomst, van toepassing. § 2. In het geval van een SCE, opgericht door omzetting overeenkomstig artikel 2, lid 1, alinea 5, van Verordening 1435/2003 van de Europese Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap, is § 1 van deze bepaling niet van toepassing indien er in de om te zetten coöperatie medezeggenschap bestaat. § 3. De bijzondere onderhandelingsgroep wordt, op schriftelijk verzoek van ten minste 10 % van de werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen, of van hun vertegenwoordigers, op zijn vroegst twee jaar na het in § 1 van deze bepaling bedoelde besluit opnieuw ingesteld, tenzij de betrokken partijen overeenkomen de onderhandelingen vroeger te heropenen.
Indien de bijzondere onderhandelingsgroep besluit de onderhandelingen met de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen te heropenen, maar die onderhandelingen niet leiden tot een akkoord gesloten overeenkomstig de artikelen 22 en volgende van deze overeenkomst, is geen enkele bepaling van de referentievoorschriften van toepassing.
Art. 19.De uitgaven in verband met het functioneren van de bijzondere onderhandelingsgroep en met de onderhandelingen, worden gedragen door de deelnemende juridische lichamen teneinde de bijzondere onderhandelingsgroep in staat te stellen haar taak naar behoren uit te voeren.
Art. 20.De bijzondere onderhandelingsgroep besluit met de volstrekte meerderheid van haar leden. Deze meerderheid moet de volstrekte meerderheid van de in de bijzondere onderhandelingsgroep vertegenwoordigde werknemers vertegenwoordigen.
Elk lid beschikt over één stem.
Voor de besluiten van de bijzondere onderhandelingsgroep over een akkoord om de medezeggenschapsrechten in te perken, vergeleken met wat in de deelnemende juridische lichamen bestaat, zijn de stemmen vereist van twee derde van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, die ten minste twee derde van de in de bijzondere onderhandelingsgroep vertegenwoordigde werknemers vertegenwoordigen, waaronder de stemmen van leden die werknemers vertegenwoordigen die in ten minste twee lidstaten in dienst zijn : 1° in het geval van een SCE opgericht door fusie, indien de medezeggenschap ten minste 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestrijkt; of 2° in het geval van een SCE opgericht op enige andere wijze, indien de medezeggenschap ten minste 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestrijkt. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder inperking van de medezeggenschapsrechten verstaan, een gedeelte werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE of leden van die organen met betrekking tot wier benoeming de werknemersvertegenwoordigers aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, dat geringer is dan het hoogste gedeelte dat in de deelnemende juridische lichamen van toepassing was.
Onderafdeling IX. - Duur van de onderhandelingen
Art. 21.§ 1. De onderhandelingen vangen aan zodra de bijzondere onderhandelingsgroep geldig is ingesteld en kunnen worden voortgezet gedurende een periode van zes maanden na de eerste vergadering tussen de geldig ingestelde bijzondere onderhandelingsgroep en de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen. § 2. De bijzondere onderhandelingsgroep en de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen kunnen in gezamenlijk overleg besluiten de in § 1 bedoelde onderhandelingsperiode te verlengen tot ten hoogste één jaar, te rekenen vanaf de eerste vergadering tussen de bijzondere onderhandelingsgroep en de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen. HOOFDSTUK VI. - Inhoud van de overeenkomst
Art. 22.De overeenkomst heeft betrekking hetzij op de instelling en de werking van een vertegenwoordigingsorgaan voor de werknemers, hetzij op de instelling van een of meer informatie- en raadplegingsprocedures, voor de SCE die haar zetel heeft in België.
De overeenkomst moet schriftelijk worden vastgesteld. Zij moet worden ondertekend door de vertegenwoordigers van de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen alsook door de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep die de overeenkomst goedkeuren. Zij moet gedateerd zijn.
Art. 23.De overeenkomst moet schriftelijk worden vastgesteld. Zij moet worden ondertekend door de vertegenwoordigers van de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen alsook door de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep die de overeenkomst goedkeuren.
Zij moet gedateerd zijn. 1° de werkingssfeer van de overeenkomst;2° de samenstelling en het aantal leden van en de zetelverdeling in het vertegenwoordigingsorgaan dat als gesprekspartner van het bevoegde orgaan van de SCE fungeert in het kader van regelingen ter informatie en raadpleging van de werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen;3° de bevoegdheden en de procedure voor de informatie en raadpleging van het vertegenwoordigingsorgaan;4° de frequentie van de vergaderingen van het vertegenwoordigingsorgaan;5° de aan het vertegenwoordigingsorgaan toe te wijzen financiële en materiële middelen;6° ingeval de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep tijdens de onderhandelingen besluiten medezeggenschapsregelingen vast te stellen, de inhoud daarvan, onder meer, in voorkomend geval, het aantal van de leden in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE die de werknemers gerechtigd zijn te kiezen of te benoemen, of met betrekking tot wier benoeming de werknemers aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, de procedures voor het kiezen of benoemen van die leden of het met betrekking tot hun benoeming aanbevelingen doen of bezwaar maken door de werknemers en de rechten van die leden;7° de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, de looptijd, de gevallen waarin opnieuw over de overeenkomst moet worden onderhandeld en de procedure voor hernieuwde onderhandelingen. De overeenkomst bepaalt dat zij voldoet aan de voorwaarden inzake meerderheid, bepaald in artikel 20 van deze overeenkomst. Zij constateert het gedeelte van de werknemers dat vertegenwoordigd is door elk lid van de bijzondere onderhandelingsgroep.
Commentaar Wat punt 7° van dit artikel betreft, kunnen de partijen onder andere regels overeenkomen die in acht moeten worden genomen met betrekking tot veranderingen in de structuur van de SCE, haar dochterondernemingen of vestigingen, grote personeelswijzigingen of verhuizing van de zetel van de SCE.
Art. 24.De bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep kunnen besluiten om voor de SCE die haar zetel heeft in België, in plaats van een vertegenwoordigingsorgaan, een of meer informatie- en raadplegingsprocedures in te stellen.
De overeenkomst moet de wijze bepalen waarop die procedures toepassing vinden.
Art. 25.In het geval van een SCE opgericht door omzetting, moet de overeenkomst ten minste in dezelfde mate voorzien in elk aspect van de rol van de werknemers zoals dat bij de in een SCE om te zetten coöperatie het geval is.
Commentaar In de overeenkomst kunnen de regelingen worden gespecificeerd voor het recht van werknemers om deel te nemen aan de algemene vergadering of aan de sector- of afdelingsvergaderingen overeenkomstig hoofdstuk VIII van deze overeenkomst. HOOFDSTUK VII. - Voorschriften voor uitsluitend door natuurlijke personen of door slechts een juridisch lichaam en natuurlijke personen opgerichte SCE's Afdeling I. - SCE met ten minste 50 werknemers
Art. 26.In het geval van een uitsluitend door natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen opgerichte SCE, die in haar geheel ten minste 50 werknemers in dienst heeft in ten minste twee lidstaten, zijn de bepalingen van de hoofdstukken II en III, V en VI en VIII tot XI van deze overeenkomst van toepassing. Afdeling II. - SCE met minder dan 50 werknemers of 50 of meer
werknemers in slechts één lidstaat Onderafdeling I. - Bepalingen die van toepassing zijn op de rol van de werknemers
Art. 27.In het geval van een uitsluitend door natuurlijke personen of door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen opgerichte SCE, die in haar geheel minder dan 50 werknemers in dienst heeft of 50 of meer werknemers in slechts één lidstaat, wordt de rol van de werknemers op de volgende wijze geregeld : 1° in de SCE zelf zijn de bepalingen van toepassing die in de lidstaat waarin de SCE haar statutaire zetel heeft, gelden voor lichamen van hetzelfde type;2° in de dochterondernemingen of vestigingen zijn de bepalingen van toepassing die in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn, gelden voor lichamen van hetzelfde type. Commentaar a. Hier worden de SCE's bedoeld die ofwel uitsluitend door natuurlijke personen ofwel door slechts één juridisch lichaam en natuurlijke personen zijn opgericht, voor zover die SCE's hetzij minder dan 50 werknemers tewerkstellen in een of meer lidstaten, hetzij 50 of meer werknemers tewerkstellen in slechts één lidstaat. b. Onder de woorden "de bepalingen (...) die in de lidstaat waarin de SCE haar statutaire zetel heeft, gelden" en de woorden "de bepalingen (...) die in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn, gelden", wanneer de statutaire zetel en/of de dochterondernemingen en/of vestigingen in België gevestigd zijn, moeten zowel de wetten en de verordenende teksten als de collectieve akkoorden worden verstaan, met inbegrip van die welke zijn gesloten op sectorniveau en in België van toepassing zijn. Bijgevolg is de getrapte informatie en raadpleging van werknemers ook van toepassing, namelijk de ondernemingsraad, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij ontstentenis van een dergelijk comité, de vakbondsafvaardiging.
Onderafdeling II. - Verplaatsing van de zetel van een SCE waarvoor medezeggenschapsregels gelden
Art. 28.Indien de zetel van een SCE zoals bedoeld in artikel 27 en waarvoor medezeggenschapsregels gelden, van een lidstaat naar een andere wordt overgebracht, blijft ten minste hetzelfde niveau van medezeggenschapsrechten van toepassing. Afdeling III. - Bijzondere bepalingen die na de inschrijving van
toepassing zijn op de in hoofdstuk VII, afdeling II bedoelde SCE's Onderafdeling I. - Algemeen beginsel
Art. 29.Indien na de inschrijving van een in afdeling II van dit hoofdstuk bedoelde SCE ten minste een derde van het totale aantal werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen of vestigingen in twee verschillende lidstaten hierom verzoeken, of indien het totale aantal werknemers in ten minste twee lidstaten 50 of meer bedraagt, zijn de hoofdstukken II en III, V en VI en VIII tot XI van deze overeenkomst van toepassing, met inachtneming van de verduidelijkingen in de navolgende artikelen 30 tot 37.
Bovendien worden voor de toepassing van de hoofdstukken II en III, V en VI en VIII tot XI van deze overeenkomst de woorden "deelnemende juridische lichamen" en "betrokken dochterondernemingen of vestigingen" vervangen door respectievelijk de woorden "SCE" en "dochterondernemingen of vestigingen van de SCE".
Onderafdeling II. - Tenuitvoerlegging van de procedure en verstrekking van voorafgaande informatie
Art. 30.Voor de toepassing van deze afdeling moet artikel 6, § 1, als volgt worden begrepen : "Wanneer de leidinggevende of bestuursorganen van de SCE constateren dat ze zich in een van de in artikel 29 van deze overeenkomst bedoelde situaties bevinden, doen zij zo spoedig mogelijk het nodige - waaronder het verstrekken van informatie - om met de vertegenwoordigers van de werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen in onderhandeling te treden over regelingen inzake de rol van de werknemers in de SCE." Onderafdeling III. - Instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 31.Voor de toepassing van deze afdeling moet artikel 7 als volgt worden begrepen : "Zodra de procedure overeenkomstig artikel 6 ten uitvoer is gelegd, wordt er een bijzondere onderhandelingsgroep, die representatief is voor de werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen, samengesteld." Onderafdeling IV. - Verkiezing of aanwijzing van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep indien de SCE door fusie wordt opgericht
Art. 32.Artikel 9, § 2, is niet van toepassing voor deze afdeling.
Onderafdeling V. - Aanwijzing van de in België tewerkgestelde leden-werknemers en samenstelling van een reservelijst
Art. 33.Voor de toepassing van deze afdeling moet artikel 10, § 4, als volgt worden begrepen : "Onder de leden-werknemers kan zich een vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties bevinden, die al dan niet een werknemer is van de SCE of een dochteronderneming of vestiging van de SCE." Onderafdeling VI. - Bevoegdheid van de bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 34.Artikel 16, § 2, is niet van toepassing voor deze afdeling.
Onderafdeling VII. - Werking van de bijzondere onderhandelingsgroep
Art. 35.Voor de toepassing van deze afdeling moet artikel 20 als volgt worden begrepen : "De bijzondere onderhandelingsgroep besluit met de volstrekte meerderheid van haar leden. Deze meerderheid moet de volstrekte meerderheid van de in de bijzondere onderhandelingsgroep vertegenwoordigde werknemers vertegenwoordigen.
Elk lid beschikt over één stem.
Voor de besluiten van de bijzondere onderhandelingsgroep over een akkoord om de medezeggenschapsrechten in te perken, vergeleken met wat in de deelnemende juridische lichamen bestaat, zijn de stemmen vereist van twee derde van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, die ten minste twee derde van de in de bijzondere onderhandelingsgroep vertegenwoordigde werknemers vertegenwoordigen, waaronder de stemmen van leden die werknemers vertegenwoordigen die in ten minste twee lidstaten in dienst zijn.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder inperking van de medezeggenschapsrechten verstaan, een gedeelte werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE of leden van die organen met betrekking tot wier benoeming de werknemersvertegenwoordigers aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken, dat geringer is dan het gedeelte dat in de deelnemende juridische lichamen van toepassing was. » Onderafdeling VIII. - Inhoud van de overeenkomst
Art. 36.Artikel 25 is niet van toepassing voor deze afdeling.
Onderafdeling IX. - Toepassing van de referentievoorschriften
Art. 37.Voor de toepassing van deze afdeling zijn de referentievoorschriften met betrekking tot de rol van de werknemers in de in België ingeschreven SCE van toepassing : 1° vanaf de datum waarop de bevoegde organen van de SCE en de bijzondere onderhandelingsgroep dit overeenkomen; of 2° indien er binnen de in artikel 21 bedoelde termijn geen overeenkomst is gesloten en de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 18 bedoelde besluit heeft genomen om de onderhandelingen niet te openen of om reeds geopende onderhandelingen te beëindigen. Bovendien zijn de referentievoorschriften betreffende de medezeggenschap van de werknemers in de SCE slechts van toepassing indien de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit. » HOOFDSTUK VIII. - Deelneming aan de algemene vergadering of an de sector- of afdelingsvergadering
Art. 38.Onverminderd de grenzen die zijn bepaald in artikel 59, lid 4, van verordening 1435/2003 van de Europese Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap, kunnen de werknemers van de SCE en/of hun vertegenwoordigers met stemrecht deelnemen aan de algemene vergadering of, in voorkomend geval, aan de sector- of afdelingsvergadering, indien : 1° de partijen daartoe hebben besloten in de in de artikelen 22 en volgende van deze overeenkomst bedoelde overeenkomst; of 2° een coöperatie waarop die regeling van toepassing is, wordt omgezet in een SCE; of 3° in het geval van een anders dan door omzetting opgerichte SCE, die regeling op een deelnemend juridisch lichaam van toepassing was en : - de partijen niet binnen de in artikel 21 van deze overeenkomst vastgestelde termijn tot een overeenkomst komen in de zin van de artikelen 22 en volgende van deze overeenkomst; en - artikel 39, eerste alinea, 2° en de artikelen 58 tot 64 van deze overeenkomst van toepassing zijn; en - het deelnemende juridische lichaam waarop die regeling van toepassing is, de hoogste mate van medezeggenschap in de zin van artikel 3, § 7, 3°, van deze overeenkomst heeft die in de betrokken deelnemende juridische lichamen bestond voor de inschrijving van de SCE. HOOFDSTUK IX. - Referentievoorschriften Afdeling I. - Toepassingsvoorwaarden inzake de referentievoorschriften
Art. 39.De referentievoorschriften met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE, zijn van toepassing vanaf de datum van inschrijving van de SCE in België : 1° indien de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen en de bijzondere onderhandelingsgroep dit overeenkomen; of 2° indien er binnen de in artikel 21 bedoelde termijn geen overeenkomst is gesloten en - het bevoegde orgaan van elk van de deelnemende juridische lichamen besluit ermee in te stemmen dat de referentievoorschriften, bedoeld in de artikelen 39 tot 64, worden toegepast en daardoor de inschrijving van de SCE voort te zetten; en - de bijzondere onderhandelingsgroep niet het in artikel 18 bedoelde besluit heeft genomen om de onderhandelingen niet te openen of om reeds geopende onderhandelingen te beëindigen.
Bovendien zijn de referentievoorschriften betreffende de medezeggenschap van de werknemers in de SCE slechts van toepassing : 1° in het geval van een SCE opgericht door omzetting, indien de regels betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan op een in een SCE omgezette coöperatie van toepassing waren;2° in het geval van een SCE opgericht door fusie : - indien er vóór de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende juridische lichamen één of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestreken; of - indien er vóór de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende juridische lichamen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 25 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit; 3° in het geval van een SCE opgericht op enige andere wijze : - indien er vóór de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende juridische lichamen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die ten minste 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestreken; of - indien er vóór de inschrijving van de SCE in een of meer van de deelnemende juridische lichamen een of meer vormen van medezeggenschap van toepassing waren die minder dan 50 % van het totale aantal werknemers van de deelnemende juridische lichamen bestreken en de bijzondere onderhandelingsgroep daartoe besluit.
Art. 40.In al de gevallen waarin krachtens artikel 39 de referentievoorschriften betreffende de medezeggenschap van de werknemers in de SCE van toepassing zijn en indien er in de diverse deelnemende juridische lichamen meer dan één vorm van medezeggenschap bestond, besluit de bijzondere onderhandelingsgroep welke van die vormen in de SCE moet worden ingevoerd. Dit besluit wordt genomen met inachtneming van de voorwaarden inzake meerderheid, bepaald in artikel 20 van deze overeenkomst.
De bijzondere onderhandelingsgroep licht de bevoegde organen van de deelnemende juridische lichamen in over de uit hoofde van dit artikel genomen besluiten. Afdeling II. - Samenstelling van het vertegenwoordigingsorgaan
Art. 41.§ 1. Het vertegenwoordigingsorgaan bestaat uit werknemers van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen, die door de werknemersvertegenwoordigers of, bij ontstentenis daarvan, door alle werknemers uit hun midden worden gekozen of aangewezen. § 2. De leden van het vertegenwoordigingsorgaan worden gekozen of aangewezen in verhouding tot het aantal werknemers dat in de onderscheiden lidstaten in dienst is van de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen, door per lidstaat een zetel toe te wijzen voor elke 10 %, of een deel daarvan, van de werknemers die in de betrokken lidstaat in dienst zijn, berekend over het totale aantal werknemers dat bij de SCE en haar dochterondernemingen of vestigingen in alle lidstaten tezamen in dienst is.
Commentaar Elke lidstaat waarin werknemers in dienst zijn van de SCE en/of een van haar dochterondernemingen of vestigingen wordt vertegenwoordigd in het vertegenwoordigingsorgaan.
Bijvoorbeeld, indien in een lidstaat minder dan 10 % van de werknemers in dienst is, berekend over het totale aantal werknemers, zal aan die lidstaat een mandaat worden toegekend. Indien dit aantal 10 % bereikt, zal aan die lidstaat eveneens een mandaat worden toegekend. Er worden twee mandaten toegekend indien het aantal meer dan 10 % tot 20 % bedraagt. Een aantal van meer dan 20 % geeft recht op drie mandaten. Afdeling III. - Aanwijzing van de in België tewerkgestelde
leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan en samenstelling van een reservelijst
Art. 42.De bepalingen van dit artikel hebben betrekking op de aanwijzing van de leden-werknemers van het in België of in een andere lidstaat ingestelde vertegenwoordigingsorgaan.
In de wijze van benoeming, aanwijzing of verkiezing van de werknemersvertegenwoordigers moet naar evenwicht tussen mannen en vrouwen worden gestreefd.
De in België tewerkgestelde leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan worden aangewezen door en onder de in België tewerkgestelde werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in de ondernemingsraden van de deelnemende juridische lichamen en hun betrokken dochterondernemingen of vestigingen. Wanneer er geen akkoord is onder die vertegenwoordigers, worden de leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan aangewezen door de meerderheid van die vertegenwoordigers.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad worden de leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan aangewezen door en onder de werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in de comités voor preventie en bescherming op het werk. Wanneer er geen akkoord is onder die vertegenwoordigers, worden de leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan aangewezen door de meerderheid van die vertegenwoordigers.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad en comité voor preventie en bescherming op het werk, kan elk paritair comité de vakbondsafvaardigingen van de deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen of vestigingen die onder zijn sectorale bevoegdheid vallen, machtigen de leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan aan te wijzen.
Bij ontstentenis van ondernemingsraad of comité voor preventie en bescherming op het werk in de in België gelegen deelnemende juridische lichamen en betrokken dochterondernemingen of vestigingen, en bij ontstentenis van machtiging van het paritair comité, hebben de werknemers van het deelnemende juridische lichaam en de betrokken dochteronderneming of vestiging het recht de leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan te verkiezen of aan te wijzen.
Art. 43.Er wordt een reservelijst samengesteld om te zorgen voor continuïteit binnen het vertegenwoordigingsorgaan in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid van langere duur, moederschap, vertrek uit het deelnemende juridische lichaam of de betrokken dochteronderneming of vestiging, ontslag van het lid of verlies van het nationaal mandaat op basis waarvan de aanwijzing of de verkiezing als lid van het vertegenwoordigingsorgaan heeft plaatsgehad.
De personen op die reservelijst worden aangewezen volgens dezelfde procedure als de leden van het vertegenwoordigingsorgaan.
Die lijst omvat een vervanger per mandaat.
Art. 44.Het bevoegde orgaan van de SCE wordt in kennis gesteld van de samenstelling van het vertegenwoordigingsorgaan en van de namen op de reservelijst. Afdeling IV. - Aanpassing van de samenstelling van het
vertegenwoordigingsorgaan
Art. 45.In geval van veranderingen in de structuur of de omvang van de SCE of haar dochterondernemingen of vestigingen, of in geval van grote personeelswijzigingen, dient het vertegenwoordigingsorgaan te worden aangepast of, in voorkomend geval, opnieuw samengesteld te worden, overeenkomstig de artikelen 41 en volgende.
Het samenwerkingsprotocol opgesteld op grond van artikel 68 bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van het vertegenwoordigingsorgaan in geval van veranderingen in de structuur of de omvang van de SCE. Afdeling V. - Bevoegdheid van het vertegenwoordigingsorgaan
Art. 46.De bevoegdheid van het vertegenwoordigingsorgaan is beperkt tot aangelegenheden die betrekking hebben op de SCE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lidstaat of die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één enkele lidstaat te buiten gaan. Afdeling VI. - Procedure voor de onderhandeling over een overeenkomst
of behoud van de referentievoorschriften
Art. 47.Uiterlijk vier jaar nadat het vertegenwoordigingsorgaan is ingesteld dient : - hetzij een onderhandelingsprocedure te worden geopend om een overeenkomst, als bedoeld in hoofdstuk VI, te sluiten; - hetzij verder toepassing te worden gemaakt van de referentievoorschriften, bepaald in dit hoofdstuk.
Indien wordt besloten de onderhandelingsprocedure te openen, vervult het vertegenwoordigingsorgaan de functie van bijzondere onderhandelingsgroep. Tijdens de procedure blijft het vertegenwoordigingsorgaan werken.
Indien wordt besloten geen onderhandelingen aan te vatten of indien binnen de in artikel 21 bepaalde termijn geen overeenkomst wordt gesloten, blijven de in dit hoofdstuk bepaalde referentievoorschriften van toepassing. Afdeling VII. - Beperkt comité
Art. 48.Indien de omvang zulks rechtvaardigt, kiest het vertegenwoordigingsorgaan uit zijn midden een beperkt comité met ten hoogste drie leden.
Het reglement van orde van het vertegenwoordigingsorgaan kan regels vaststellen voor de geografische verdeling van de mandaten in het beperkte comité. Afdeling VIII. - Vergaderingen
Art. 49.Voor elke vergadering met het bevoegde orgaan van de SCE heeft het vertegenwoordigingsorgaan of het beperkte comité, zo nodig uitgebreid overeenkomstig artikel 52, § 4, het recht te vergaderen zonder dat daarbij vertegenwoordigers van het bevoegde orgaan aanwezig zijn.
Onderafdeling I. - Jaarlijkse vergaderingen
Art. 50.Het vertegenwoordigingsorgaan heeft het recht geïnformeerd en geraadpleegd te worden en te dien einde ten minste eenmaal per jaar te vergaderen met het bevoegde orgaan van de SCE op basis van door het bevoegde orgaan op gezette tijden opgestelde verslagen over de gang van zaken bij de SCE en de desbetreffende vooruitzichten. De plaatselijke leiding wordt daarvan in kennis gesteld.
Het bevoegde orgaan van de SCE verstrekt het vertegenwoordigingsorgaan de agenda van de vergaderingen van het bestuursorgaan of, in voorkomend geval, van het leidinggevend en het toezichthoudend orgaan, met afschriften van alle documenten die aan de algemene vergadering van haar leden worden voorgelegd.
Het samenwerkingsprotocol bedoeld in artikel 68, bepaalt binnen welke termijn en op welke wijze het verslag, de agenda en de afschriften van documenten, bedoeld in de tweede alinea, aan de leden van het vertegenwoordigingsorgaan worden bezorgd.
Art. 51.De vergadering heeft met name betrekking op de structuur, de economische en financiële situatie, de waarschijnlijke ontwikkeling van het bedrijf en van de productie en de omzet, initiatieven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, de situatie en waarschijnlijke ontwikkeling van de werkgelegenheid, investeringen, ingrijpende wijzigingen in de organisatie, de invoering van nieuwe werkmethodes of productieprocessen, verplaatsingen van de productie, fusies, afslankingen of sluitingen van ondernemingen, vestigingen of belangrijke delen daarvan, en collectieve ontslagen.
Onderafdeling II. - Vergaderingen in geval van buitengewone omstandigheden
Art. 52.§ 1. Wanneer buitengewone omstandigheden aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van de werknemers, met name in het geval van verhuizingen, verplaatsingen, sluiting van vestigingen of ondernemingen of collectieve ontslagen, heeft het vertegenwoordigingsorgaan het recht geïnformeerd te worden. Het vertegenwoordigingsorgaan of, indien het daar met name om spoedeisende redenen toe besluit, het beperkte comité, heeft het recht op eigen verzoek het bevoegde orgaan van de SCE, of een passender niveau van de leiding met eigen beslissingsbevoegdheden binnen de SCE, te ontmoeten om geïnformeerd en geraadpleegd te worden over maatregelen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van de werknemers. § 2. Indien het bevoegde orgaan besluit om het advies van het vertegenwoordigingsorgaan niet te volgen, heeft het vertegenwoordigingsorgaan recht op een tweede vergadering met het bevoegde orgaan van de SCE om te trachten tot overeenstemming te komen. § 3. Het samenwerkingsprotocol bedoeld in artikel 68, bepaalt de nadere regels voor het beleggen van speciale vergaderingen. § 4. Wordt met het beperkte comité een vergadering georganiseerd, dan zijn de leden van het vertegenwoordigingsorgaan die werknemers vertegenwoordigen op wie de maatregelen bedoeld in § 1 rechtstreeks betrekking hebben, eveneens gerechtigd daaraan deel te nemen. § 5. De informatie- en raadplegingsvergaderingen bedoeld in § 1 en § 2, vinden zo spoedig mogelijk plaats overeenkomstig artikel 3, § 7, 2°. § 6. Deze informatie- en raadplegingsvergaderingen vinden plaats op basis van een schriftelijk verslag opgemaakt door het bevoegde orgaan of elk ander passend niveau van de leiding van de SCE, waarover na afloop van die vergaderingen of binnen een redelijke termijn een advies kan worden uitgebracht. § 7. Die vergaderingen laten de rechten van het bevoegde orgaan onverlet. Afdeling IX. - Informatie over de inhoud en de resultaten van de
informatie- en raadplegingsprocedures
Art. 53.De leden-werknemers van het vertegenwoordigingsorgaan stellen de vertegenwoordigers van de werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen of vestigingen op de hoogte van de inhoud en het resultaat van de informatie- en raadplegingsprocedures. Afdeling X. - Werking van het vertegenwoordigingsorgaan
Art. 54.Het vertegenwoordigingsorgaan stelt zijn reglement van orde vast.
Art. 55.Het vertegenwoordigingsorgaan en het beperkte comité kunnen zich laten bijstaan door deskundigen van hun keuze.
Het samenwerkingsprotocol bedoeld in artikel 68, stelt de praktische regels vast voor de aanwezigheid van deskundigen op de vergaderingen van het vertegenwoordigingsorgaan en het beperkte comité.
De kostenvergoeding van het bevoegde orgaan van de SCE is beperkt tot slechts één deskundige.
Art. 56.Voor zover dit voor het verrichten van hun taken noodzakelijk is, zijn de leden van het vertegenwoordigingsorgaan gerechtigd om, zonder salarisderving, afwezig te zijn voor opleidingsdoeleinden.
Art. 57.De kosten van het vertegenwoordigingsorgaan worden gedragen door de SCE, die de leden van het orgaan de financiële en materiële middelen verschaft die nodig zijn om hun opdracht naar behoren te vervullen.
Tenzij anders wordt overeengekomen, komen met name de kosten in verband met de organisatie van de vergaderingen en de vertolking alsmede de reis- en verblijfkosten van de leden van het vertegenwoordigingsorgaan en van het beperkte comité ten laste van de SCE. Afdeling XI. - Referentievoorschriften voor medezeggenschap
Onderafdeling I. - SCE opgericht door omzetting
Art. 58.Indien in het geval van een SCE opgericht door omzetting de regels van een lidstaat betreffende de medezeggenschap van de werknemers in het toezichthoudend of het bestuursorgaan vóór de inschrijving van toepassing waren, blijven alle elementen van de werknemersmedezeggenschap op de SCE van toepassing.
Daartoe zijn de bepalingen van onderafdeling II van overeenkomstige toepassing.
Onderafdeling II. - Andere gevallen van oprichting van een SCE
Art. 59.In de andere gevallen van oprichting van een SCE hebben de werknemers van de SCE en van haar dochterondernemingen of vestigingen en/of hun vertegenwoordigingsorgaan het recht om leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE te kiezen of te benoemen, of om met betrekking tot die benoeming aanbevelingen te doen of bezwaar te maken, voor een aantal dat gelijk is aan het hoogste van de aantallen dat vóór de inschrijving van de SCE in de betrokken deelnemende juridische lichamen van toepassing was.
Art. 60.Indien er vóór de inschrijving van de SCE voor geen van de deelnemende juridische lichamen medezeggenschapsregels golden, hoeft de SCE geen voorschriften voor medezeggenschap van de werknemers in te voeren.
Art. 61.§ 1. Het vertegenwoordigingsorgaan besluit over de verdeling van de zetels in het toezichthoudend of het bestuursorgaan onder de leden die de werknemers van de onderscheiden lidstaten vertegenwoordigen, of over de wijze waarop de werknemers van de SCE met betrekking tot de benoeming van de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan aanbevelingen kunnen doen of bezwaar kunnen maken. § 2. De zetels worden verdeeld naar verhouding van het aantal werknemers dat in elke lidstaat in dienst is van de SCE, haar dochterondernemingen of vestigingen. § 3. Indien de verdeling van de zetels meebrengt dat de werknemers van een of meer lidstaten niet vertegenwoordigd worden, wijst het vertegenwoordigingsorgaan deze lidstaten toch een zetel toe, eerst aan de staat waar de SCE haar zetel heeft en vervolgens, indien die staat al vertegenwoordigd is, aan de lidstaat onder de andere nog niet vertegenwoordigde lidstaten, waarin het grootst aantal werknemers in dienst is. § 4. Bij toepassing van § 3 wordt de zetel opnieuw toegewezen op één van de volgende drie manieren : 1° De zetel die opnieuw wordt toegewezen, is een van de zetels die aanvankelijk waren toegewezen aan de lidstaat met de meeste zetels. of 2° Alle zetels, op één na, dienen naar verhouding verdeeld te worden. De aldus gereserveerde zetel wordt opnieuw toegewezen. of 3° Het reglement van orde van het vertegenwoordigingsorgaan legt de te volgen regels vast om te bepalen welke zetel opnieuw moet worden toegewezen.
Art. 62.De in België tewerkgestelde leden-werknemers van het toezichthoudend of het bestuursorgaan worden aangewezen of verkozen overeenkomstig artikel 42 van deze overeenkomst.
Art. 63.Er wordt een reservelijst samengesteld om te zorgen voor continuïteit binnen het toezichthoudend of bestuursorgaan in geval van overlijden, arbeidsongeschiktheid van langere duur, moederschap, vertrek uit het deelnemende juridische lichaam of de betrokken dochteronderneming of vestiging, ontslag van het lid of verlies van het nationaal mandaat op basis waarvan de aanwijzing of de verkiezing als lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan heeft plaatsgehad.
De personen op die reservelijst worden aangewezen volgens dezelfde procedure als de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan.
Die lijst omvat een vervanger per mandaat.
Art. 64.Elk lid van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de SCE dat door het vertegenwoordigingsorgaan is gekozen, benoemd of aanbevolen dan wel door de werknemersvertegenwoordigers of de werknemers is gekozen of benoemd, is van rechtswege lid met dezelfde rechten en plichten als de leden die de leden van de coöperatie vertegenwoordigen, inclusief het stemrecht. HOOFDSTUK X. - Diverse bepalingen Afdeling I.- Werking van het vertegenwoordigingsorgaan en van de
procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers
Art. 65.Het in België gelegen bevoegde orgaan van de SCE en het vertegenwoordigingsorgaan werken in een geest van samenwerking en met inachtneming van hun wederzijdse rechten en verplichtingen.
Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen het in België gelegen bevoegde orgaan van de SCE en de leden van het vertegenwoordigingsorgaan in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers. Afdeling II. - Middelen die moeten worden verschaft aan de in België
tewerkgestelde leden van het vertegenwoordigingsorgaan en werknemersvertegenwoordigers van de dochterondernemingen of vestigingen van de SCE
Art. 66.De leden van het vertegenwoordigingsorgaan en de werknemersvertegenwoordigers van alle in België gelegen technische bedrijfseenheden die onder het toepassingsgebied van het vertegenwoordigingsorgaan vallen, moeten over de nodige tijd en middelen kunnen beschikken zodat de leden van het vertegenwoordigingsorgaan de werknemersvertegenwoordigers van alle technische bedrijfseenheden in kennis kunnen stellen van de inhoud en de resultaten van de informatie- en raadplegingsprocedure binnen het vertegenwoordigingsorgaan. Afdeling III. - Statuut
Art. 67.De in België tewerkgestelde leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, leden van het vertegenwoordigingsorgaan, werknemersvertegenwoordigers die hun taken verrichten in het kader van de procedure bedoeld in artikel 24, werknemersvertegenwoordigers die zitting hebben in het toezichthoudend of het bestuursorgaan van een SCE en werknemersvertegenwoordigers die deelnemen aan de algemene vergadering of, in voorkomend geval, aan de sector- of afdelingsvergaderingen genieten bij het verrichten van hun taak dezelfde rechten en bescherming als de leden die de werknemers in de ondernemingsraad vertegenwoordigen, in het bijzonder wat betreft de deelneming aan de vergaderingen en eventuele voorbereidende vergaderingen en de betaling van hun loon voor de duur dat zij afwezig moeten zijn om hun taak te verrichten. Afdeling IV. - Samenwerkingsprotocol
Art. 68.Voor de goede organisatie van de informatie- en raadplegingsvergaderingen moeten het in België gelegen bevoegde orgaan van de SCE en respectievelijk het vertegenwoordigingsorgaan en het beperkte comité, met name de volgende punten in een samenwerkingsprotocol regelen : het voorzitterschap, het secretariaat en de agenda van de vergaderingen, het bijeenroepen van speciale vergaderingen, de toezending van de verslagen, de veranderingen in de structuur of de omvang van de SCE, de aanwezigheid van deskundigen op de vergaderingen, de budgettaire voorschriften, de opleiding, de vertaling en de vertolking. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 69.Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij heeft uitwerking met ingang van 30 november 2006.
Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij worden herzien of opgezegd, met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.
De organisatie die het initiatief tot herziening of opzegging neemt, moet de redenen ervan aangeven en amendementsvoorstellen indienen; de andere organisaties verbinden er zich toe deze binnen een maand na ontvangst ervan in de Nationale Arbeidsraad te bespreken.
Gedaan te Brussel, op dertig januari tweeduizend en zeven.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 maart 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage
Artikel 9.Praktische voorbeelden I. Voorbeeld 1 - De coöperaties A tot F gaan samen in een Europese coöperatieve vennootschap en zijn in vier verschillende lidstaten gelegen A. Berekening van het aantal "gewone" leden van de bijzondere onderhandelingsgroep (BOG) De coöperaties A tot F gaan een fusie aan. Ze stellen in totaal 7.000 werknemers tewerk. Voor elke 10 % van de werknemers (700) of een deel daarvan wordt per lidstaat een mandaat toegewezen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
B. Berekening van het aantal extra mandaten 1. Beginsel - In elke lidstaat : een mandaat per deelnemend juridisch lichaam dat ophoudt als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
2.Toepassing van de regels inzake niet-cumulatie en vermindering Variant 1. a. Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging - In België is het "gewone" lid van de BOG een vertegenwoordiger van het personeel van coöperatie A : geen extra mandaat voor België (regel van de directe vertegenwoordiging). - In Frankrijk is een "gewone" vertegenwoordiger in de BOG een "vrijgestelde" van de betrokken sector (coöperatie B) terwijl de tweede een vertegenwoordiger is van een dochteronderneming van coöperatie C : één extra mandaat omdat er voor coöperatie B dubbele vertegenwoordiging is daar de "vrijgestelde" wordt verondersteld de werknemers van coöperatie B te vertegenwoordigen. - In Spanje hebben de twee "gewone" vertegenwoordigers in de BOG een mandaat in elk van de twee deelnemende coöperaties D en E : volgens de regel van de directe vertegenwoordiging, heeft Spanje geen extra mandaat. - In Luxemburg is de "gewone" vertegenwoordiger in de BOG eveneens een "vrijgestelde" van de sector : de regel van de dubbele vertegenwoordiging geldt en er is geen extra mandaat.
In totaal zou maar één extra mandaat toegewezen worden aan coöperatie C. b. Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten" De BOG telt 13 "gewone" leden.Er kunnen dus slechts 3 extra mandaten worden toegewezen. Hier kan, op grond van de toepassing van de voorgaande regels, maar één extra mandaat toegewezen worden. De regel inzake vermindering van het aantal extra mandaten wordt hier dus niet toegepast.
Variant 2. a. Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging - In België is het "gewone" lid van de BOG een vertegenwoordiger van het personeel van een dochteronderneming van coöperatie A : er wordt één extra mandaat toegewezen aan België. - In Frankrijk en Spanje zijn de twee "gewone" leden van de BOG ook vertegenwoordigers van het personeel van een dochteronderneming van de coöperaties B en C en van een dochteronderneming van de coöperaties D en E : er worden twee extra mandaten toegewezen aan Frankrijk en twee extra mandaten aan Spanje. - In Luxemburg is het "gewone" lid van de BOG een "vrijgestelde" van de sector. De regel van de dubbele vertegenwoordiging geldt en Luxemburg heeft geen extra mandaat.
In totaal zouden in beginsel vijf extra mandaten toegewezen moeten worden. b. Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten" Op grond van de regels inzake niet-cumulatie, uitgelegd in punt a. hierboven, zouden vijf extra mandaten toegewezen moeten worden.
Aangezien de BOG echter 13 "gewone" leden telt, kunnen slechts 3 extra mandaten toegewezen worden.
De extra mandaten worden "aan de juridische lichamen in verschillende lidstaten toegekend in dalende volgorde van het aantal werknemers in die juridische lichamen".
Dat geeft het volgende resultaat : - coöperatie D in Spanje heeft 5 000 werknemers en heeft recht op het eerste mandaat; - coöperatie C in Frankrijk heeft 1 000 werknemers en heeft recht op het tweede mandaat; - coöperatie A in België heeft 120 werknemers (terwijl coöperatie B in Frankrijk 500 werknemers tewerkstelt, maar de richtlijn bepaalt dat extra mandaten worden toegekend aan coöperaties in verschillende lidstaten) en krijgt het derde extra mandaat.
II. Voorbeeld 2. De coöperaties A tot R gaan samen in een Europese coöperatieve vennootschap en zijn in drie verschillende lidstaten gelegen A. Berekening van het aantal "gewone" leden" van de BOG
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
B. Berekening van het aantal extra mandaten 1. Beginsel - In elke lidstaat : een mandaat per deelnemend juridisch lichaam
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
2.Toepassing van de regels inzake niet-cumulatie en vermindering Variant 1. a. Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging - In België is de "gewone" vertegenwoordiger in de BOG een vertegenwoordiger van het personeel van coöperatie A : coöperatie A "verliest" dus haar recht op een extra lid;België kan bijgevolg vijf extra mandaten hebben. - In Frankrijk worden twee van de zes "gewone" mandaten ingenomen door vertegenwoordigers van de betrokken sector (voor de coöperaties H en I); coöperatie G wordt vertegenwoordigd door een van de vertegenwoordigers van het personeel van die coöperatie net als de coöperaties J, K en L : Frankrijk heeft dus geen extra mandaat. - In Frankrijk worden twee van de zes "gewone" mandaten ingenomen door vertegenwoordigers van de betrokken sector (voor de coöperaties H en I); coöperatie G wordt vertegenwoordigd door een van de vertegenwoordigers van het personeel van die coöperatie net als de coöperaties J, K en L : Frankrijk heeft dus geen extra mandaat.
In totaal zouden vijf extra mandaten worden toegewezen. b. Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten" De BOG telt 12 "gewone" leden, d.i. een mogelijkheid van 2 extra mandaten. Alleen België kan extra mandaten toekennen (er zijn geen "verschillende lidstaten"), maar in plaats van de vijf mandaten die voortvloeien uit de toepassing van de voorgaande regels, zullen maar twee mandaten effectief worden toegewezen.
Variant 2. a. Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging - In België is de "gewone" vertegenwoordiger in de BOG een vertegenwoordiger van het personeel van coöperatie A : coöperatie A "verliest" dus haar recht op een extra lid;België kan bijgevolg vijf extra mandaten hebben. - In Frankrijk worden de coöperaties H en I vertegenwoordigd door afgevaardigden van de sector : ze hebben dus geen recht op een extra mandaat. De coöperaties G, J, K en L worden vertegenwoordigd door afgevaardigden uit dochterondernemingen en behouden elk hun recht op een extra mandaat (dus vier extra mandaten). - In het Verenigd Koninkrijk worden de coöperaties N, O en P vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de sectoren, coöperatie R door een afgevaardigde van het personeel van de onderneming en coöperaties M en Q door de afgevaardigden van dochterondernemingen : er zouden dus twee extra mandaten moeten worden toegekend aan het Verenigd Koninkrijk.
In totaal zouden elf extra mandaten moeten worden toegewezen. b. Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten" De BOG telt 12 leden.Er kunnen twee extra mandaten toegewezen worden.
Ze worden "aan de juridische lichamen in verschillende lidstaten toegekend in dalende volgorde van het aantal werknemers in die juridische lichamen ".
Dat geeft het volgende resultaat : voor België : Coöperatie B : 900 werknemers Coöperatie C : 800 werknemers Coöperatie D : 600 werknemers Coöperatie E : 500 werknemers Coöperatie F : 500 werknemers voor Frankrijk : Coöperatie G : 10 000 werknemers Coöperatie J : 7 000 werknemers Coöperatie K : 6 000 werknemers Coöperatie L : 5 000 werknemers voor het Verenigd Koninkrijk : Coöperatie M : 4 000 werknemers Coöperatie Q : 5 000 werknemers De coöperaties G en Q krijgen dus de extra mandaten.
III. Voorbeeld 3 - De coöperaties A tot R gaan samen in een Europese coöperatieve vennootschap en zijn in tien verschillende lidstaten gelegen A. Variant 1. 1. Berekening van het aantal "gewone" leden van de BOG
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
2.Berekening van het aantal extra mandaten a. Beginsel - In elke lidstaat : een extra mandaat per deelnemend juridisch lichaam dat ophoudt als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
b.Toepassing van de regels inzake niet-cumulatie en vermindering 1) Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging In alle betrokken lidstaten worden de werknemers van de deelnemende juridische lichamen die een fusie zijn aangegaan, vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de werknemers van een dochteronderneming. Elk deelnemend juridisch lichaam behoudt dus zijn recht op extra mandaten. 2) Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten De BOG telt 14 "gewone" leden : er kunnen dus slechts 3 extra mandaten worden toegewezen. De coöperaties D (Frankrijk) en J (Spanje) hebben de meeste werknemers (600) en krijgen de eerste twee mandaten.Het derde mandaat wordt toegekend aan coöperatie E (Duitsland) die 550 werknemers tewerkstelt.
B. Variant 2 1. Berekening van het aantal "gewone" leden van de BOG We gaan uit van het vorige voorbeeld maar wijzigen het aantal werknemers in de coöperaties C en D (Frankrijk), E en F (Duitsland), J en K (Spanje) en Q en R (Zweden). Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
2. Berekening van het aantal extra mandaten a.Beginsel - In elke lidstaat : een extra mandaat per deelnemend juridisch lichaam dat ophoudt als afzonderlijk juridisch lichaam te bestaan Net als in variant 1 geeft dit als resultaat : 18 mandaten. b. Toepassing van de regels inzake niet-cumulatie en vermindering 1) Geen directe vertegenwoordiger of dubbele vertegenwoordiging In alle betrokken lidstaten worden de werknemers van de deelnemende juridische lichamen die een fusie zijn aangegaan, vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de werknemers van een dochteronderneming. Elk juridisch lichaam behoudt dus zijn recht op extra mandaten. 2) Geen verhoging met meer dan 20 % van het aantal mandaten vergeleken met het aantal "gewone" mandaten Er kunnen drie extra mandaten toegewezen worden : - de coöperaties C en D (beide in Frankrijk) hebben elk 550 werknemers : Frankrijk zal dus een regeling moeten opzetten om één extra mandaat toe te wijzen (de richtlijn bepaalt dat de mandaten aan de coöperaties in verschillende lidstaten worden toegekend); - coöperatie P (Ierland) stelt 540 werknemers tewerk en krijgt het tweede mandaat; - de coöperaties E (Duitsland) en Q (Zweden) hebben elk 530 werknemers : de richtlijn stelt hier geen regel vast om te bepalen welke coöperatie het mandaat zal krijgen 1. (1) Er kan eventueel gedacht worden aan de coöperatie in de lidstaat waar in totaal de meeste werknemers tewerkgesteld zijn.