gepubliceerd op 08 juli 2009
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 7 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep
16 JUNI 2009. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 7 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, artikel 7;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 februari 2009;
Gelet op advies 46.345/1 van de Raad van State, gegeven op 21 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van K.M.O.'s en Zelfstandigen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Iedere persoon ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 3 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep die één of meer tuchtstraffen heeft opgelopen, kan bij de beroepscommissie een aanvraag tot eerherstel indienen.
Deze aanvraag is slechts ontvankelijk op voorwaarde dat : 1° een termijn van vijf jaar is verstreken sedert de datum van de definitieve beslissing waarbij de laatste tuchtstraf is uitgesproken;2° betrokkene strafrechtelijk eerherstel heeft gekregen indien hij een tuchtstraf heeft opgelopen voor een feit dat tot een strafrechtelijke veroordeling aanleiding heeft gegeven;3° een termijn van twee jaar is verstreken sedert de beslissing van de beroepscommissie is uitgesproken, ingeval deze een vorige aanvraag heeft afgewezen. § 2. Na ontvangst van de aanvraag tot eerherstel, vraagt de griffier het advies van de commissie. Bij gebrek aan advies binnen de maand na deze aanvraag, wordt dit advies gunstig geacht. § 3. De artikelen 15 tot en met 18 van het koninklijk besluit van 21 maart 2007 tot vaststelling van de procedure en de termijnen voor de kamers van de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, met uitzondering van artikel 15, tweede lid en artikel 18, derde lid, zoals toegepast in tuchtzaken, zijn van toepassing bij de behandeling van een aanvraag om eerherstel zoals voorzien in § 1.
De beroepscommissie neemt haar beslissing binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag tot eerherstel. § 4. De beslissing tot verlening van eerherstel doet voor de toekomst alle gevolgen ophouden van de sancties waarop deze beslissing toepassing vindt.
Art. 2.De Minister bevoegd voor de Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juni 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van K.M.O.'s en Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE