Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 juni 2005
gepubliceerd op 03 augustus 2005

Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de encodering van de paarden in een centrale gegevensbank

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2005022523
pub.
03/08/2005
prom.
16/06/2005
ELI
eli/besluit/2005/06/16/2005022523/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JUNI 2005. - Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de encodering van de paarden in een centrale gegevensbank


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, inzonderheid op de artikelen 2, 17 en 29;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 2001 en 22 december 2003, inzonderheid het artikel 5, tweede lid;

Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd en gewijzigd door de wet van 19 juli 2001 en gewijzigd bij de programmawet van 30 december 2001;

Overwegende de Verordening (EG) nr.178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, inzonderheid artikel 18;

Overwegende de Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen, laatst gewijzigd door Richtlijn 2004/68/EG van de Raad, inzonderheid artikel 4, lid 4, ii);

Overwegende de Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, laatst gewijzigd door de Richtlijn 2004/28/EG, inzonderheid artikel 6, lid 3, en artikel 10, leden 2 en 3;

Overwegende de Beschikking 93/623/EEG van de Commissie van 20 oktober 1993 tot vaststelling van het identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen;

Overwegende de Beschikking 2000/68/EG van de Commissie van 22 december 1999 houdende wijziging van de Beschikking 93/623/EEG en tot vaststelling van de identificatievoorschriften voor als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen, inzonderheid de artikelen 2 en 3;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 2004;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 9 november 2004;

Gelet op het advies nr. 03-2005 van het Wetenschappelijk Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 14 januari 2005;

Gelet op het advies nr. 38.036/3 van de Raad van State gegeven op 8 februari 2005, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder: 1° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;2° Paarden (paardachtigen) : de dieren, gedomesticeerd of wild, van het paardengeslacht, zebra's, ezels en hun kruisingsproducten inbegrepen;3° Voedselproducerende paarden : elk paard dat niet door zijn eigenaar uitgesloten werd voor de slacht voor de menselijke consumptie;4° Sanitair verantwoordelijke : de persoon, eigenaar of houder van een paard die er, permanent of tijdelijk, een onmiddellijk beheer of toezicht op uitoefent, tijdens het vervoer of op een verzamelplaats of in het slachthuis inbegrepen;5° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;6° FOD : de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;7° Centrale gegevensbank, hierna « gegevensbank » genoemd : geïnformatiseerd federaal systeem waarin de gegevens betreffende de identiteit van de paarden, hun sanitaire verantwoordelijke en hun eigenaar bewaard worden, alsook de gegevens met betrekking tot de keuze van de eindbestemming van het dier;8° Encodering : registratie van de gegevens met betrekking tot de identificatie van paarden in de gegevensbank;9° Paspoort : het officiële document opgenomen in bijlage II;10° Handelaar : elke handelaar erkend in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 december 2000;11° Fokverenigingen : de verenigingen die over een erkenning beschikken zoals bepaald in de Beschikking 92/353/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen die stamboeken voor geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen;12° Sportverenigingen : verenigingen of federaties voor de paardensport die erkend zijn volgens de bepalingen van artikel 3, 3° van het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen of de bepalingen van het Besluit van de Waalse Regering van 4 maart 2004 betreffende de erkenning van de verenigingen voor de fokkerij van paardachtigen;13° Beheerder : organisme, erkend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 27, belast met het beheer van de centrale gegevensbank. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. Dit besluit bevat een regeling inzake de identificatie van paarden.

Deze regeling geldt onverminderd de regelingen die door de gewesten zijn vastgesteld in de aangelegenheden waarvoor deze bevoegd zijn, onder meer met zoötechnische en genealogische oogmerken. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op de paarden voorzien van een tijdelijke toelating, in de zin van artikel 1, punt 9., van het ministerieel besluit van 29 september 1992 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor bewegingen, de invoer en het verkeer van paardachtigen. Deze paarden dienen te beschikken over een identificatiedocument, overeenkomstig de geldende voorschriften van de Europese Gemeenschap.

Art. 3.§ 1. Alle paarden verblijvend op het Belgisch grondgebied worden volgens volgend tijdschema geïdentificeerd en geëncodeerd in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit : 1° ten laatste op 1 juli 2006 : alle voedselproducerende paarden voor hun vertrek naar het slachthuis en alle paarden bestemd voor het handelsverkeer of de export voor zij het nationaal grondgebied verlaten;2° ten laatste op 1 juli 2007 : alle veulens geboren na 31 december 2005, alle paarden die deelnemen aan verzamelingen, alsook alle paarden vóór een verandering van eigenaar;3° ten laatste op 1 juli 2008 : alle andere paarden die op het Belgisch grondgebied verblijven. § 2. De paarden die geboren worden na 31 december 2006 zijn in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit geïdentificeerd en geëncodeerd binnen de 120 dagen na hun geboorte en zeker voordat ze gespeend worden of van sanitair verantwoordelijke veranderen. § 3. Het bewijs van identificatie en encodering wordt respectievelijk geleverd door het paspoort en het mutatiedocument.

Art. 4.§ 1. Paarden, afkomstig uit een andere lidstaat en bestemd om in een Belgisch slachthuis geslacht te worden, mogen enkel geslacht worden indien uit het hoofdstuk IX van het paspoort, « medische behandeling » genoemd, zoals vastgesteld door de Beschikking 2000/68/EG van de Commissie van 22 december 1999, duidelijk blijkt dat het paard niet werd uitgesloten voor de slacht. § 2. Paarden, ingevoerd uit derde landen en bestemd om in een Belgisch slachthuis geslacht te worden, mogen enkel geslacht worden indien het invoercertificaat attesteert dat deze dieren nooit werden behandeld met geneesmiddelen die : 1° andere substanties bevatten dan deze die voorkomen : a) ofwel in de bijlagen I, II en III van de Verordening EEG 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 zoals gewijzigd, b) ofwel op de lijst van substanties die voor de paardachtigen onontbeerlijk zijn en die door de Commissie opgesteld werd in toepassing van artikel 10, lid 3 van de Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG;2° substanties bevatten die voorkomen in bijlage IV van de Verordening EEG 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990.

Art. 5.§ 1. Op het ogenblik van zijn geboorte wordt elk paard geacht een voedselproducerend dier te zijn. § 2. De eigenaar kan de keuze maken om zijn paard uit te sluiten voor menselijke consumptie.

De keuze tot uitsluiting voor menselijke consumptie is definitief en onomkeerbaar, zelfs bij verandering van eigenaar.

De keuze wordt meegedeeld aan de identificeerder bedoeld in artikel 10 op het ogenblik van de identificatie van het paard.

Deze keuze wordt geëncodeerd in de gegevensbank en is duidelijk zichtbaar op het paspoort. § 3. Elke eigenaar van een paard dat geëncodeerd is als niet uitgesloten voor de menselijke consumptie kan op elk ogenblik de beslissing nemen om het paard definitief hiervoor uit te sluiten.

Hij deelt zijn beslissing schriftelijk mee aan de beheerder bij middel van het mutatiedocument bedoeld in artikel 11, § 2. § 4. De dierenarts die een paard behandelt, dient rekening te houden met de bepalingen van dit artikel en met de bepalingen van de artikelen 6 en 7 indien het voedselproducerende paarden betreft.

Art. 6.Bij elke behandeling van voedselproducerende paarden met geneesmiddelen die substanties bevatten die voorkomen op de lijst van substanties die voor de paardachtigen onontbeerlijk zijn en die door de Commissie opgesteld werd in toepassing van artikel 10, lid 3 van de Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG, vult de dierenarts het hoofdstuk IX « medische behandeling » van het paspoort in. Hij vermeldt de te respecteren wachttijd voor de slachting van het paard die niet minder dan zes maanden mag bedragen.

Art. 7.Indien een dierenarts een voedselproducerend paard om dringende medische redenen, met toestemming van de eigenaar of zijn afgevaardigde en om het paard onaanvaardbaar lijden te besparen, moet behandelen met geneesmiddelen die substanties bevatten die niet toegediend mogen worden aan een voedselproducerend paard, dan wijzigt de behandelende dierenarts bij het instellen van deze behandeling de eindbestemming van het dier volgens de modaliteiten bepaald door de Minister. Van dan af is het paard definitief uitgesloten voor de slacht. HOOFDSTUK III. - Identificatie Sectie 1. - Algemene bepalingen

Art. 8.§ 1. De identificatie bestaat uit: 1° het inbrengen van een microchip, diep in de linker halszijde van het paard, tussen het middelste en het onderste derde, 2 à 3 cm onder de manenkam;2° de opstelling van een identificatieattest en een mutatiedocument;3° de aflevering van een paspoort dat het grafisch signalement van het dier bevat. § 2. De Minister kan het gebruik van bijkomende identificatiemiddelen opleggen en reglementeren. § 3. In afwijking van § 1, mogen de veulens bestemd om geslacht te worden binnen hetzelfde jaar van hun geboorte enkel geïdentificeerd zijn met behulp van het identificatieattest en het mutatiedocument voor zover dat ze niet van eigenaar veranderen en niet van hun bedrijf van geboorte verplaatst worden, behoudens voor de rechtstreekse afvoer naar het slachthuis.

In dit geval dient in het identificatieattest de identificatiecode van de moeder vermeld te worden in het veld « identificatiecode ».

De identificatiecode van de moeder dient ook opgenomen te worden in de gegevensbank.

Deze identificatie dient plaats te vinden binnen de periode bepaald in artikel 3, § 2.

Sectie 2. - Microchips

Art. 9.Vanaf de datum van het in voege treden van dit besluit mogen enkel de microchips die voldoen aan de volgende voorwaarden gebruikt worden: 1° steriel zijn;2° beantwoorden aan de ISO-normen 11784 en 11785. De Minister kan bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de microchips dienen te voldoen.

Art. 10.§ 1. De microchip mag slechts worden ingeplant door de identificeerder.

De identificeerder is een dierenarts, erkend in de zin van artikel 4 van de Wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde. § 2. De Minister bepaalt de bijkomende voorwaarden waaraan een erkende dierenarts moet voldoen om te kunnen opereren als identificeerder.

Sectie 3. - Identificatiedocumenten

Art. 11.§ 1. Het identificatieattest bevat minstens de gegevens die vermeld staan in bijlage I en wordt op het ogenblik van de identificatie in meerdere exemplaren opgemaakt. § 2. Het mutatiedocument dient om de wijzigingen, bedoeld in artikel 5 en in artikel 22 aan de beheerder mee te delen.

Art. 12.§ 1. Het identificatiedocument dat elk paard vergezelt, bevat minstens het hoofdstuk I, de sanitaire gegevens van hoofdstuk II (met de numerieke code van de microchip), en de hoofdstukken III, IV, V, VI, VII en IX van het paspoort. De hoofdstukken II en III mogen, het grafisch signalement uitgezonderd, geen handgeschreven vermeldingen bevatten. § 2. Het paspoort vergezelt het paard bij elk transport en tijdens wandelingen buiten het Belgisch grondgebied. § 3. Paarden afkomstig uit derde landen die definitief op het Belgisch grondgebied worden binnengebracht en vergezeld zijn van een paspoort dat beantwoordt aan de communautaire voorschriften, moeten geen nieuw paspoort krijgen. Daarenboven dienen paarden die reeds een microchip hebben, enkel nog geregistreerd te worden in de gegevensbank, overeenkomstig de bepalingen van artikel 22, § 1, punt 5°.

Art. 13.Het paspoort wordt afgeleverd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 18. HOOFDSTUK IV. - Identificatie- en encoderingsprocedure

Art. 14.De eigenaar of zijn mandataris dient de aanvraag voor identificatie in bij de beheerder.

Voor de paarden, bestemd om ingeschreven te worden in een door een fokvereniging bijgehouden stamboek, wordt de aanvraag voor identificatie ingediend bij de beheerder via de bevoegde fokvereniging.

Art. 15.De eigenaar van het paard, of zijn mandataris, mag een identificeerder kiezen uit een lijst, die bijgehouden en ter beschikking gesteld wordt door de beheerder.

Art. 16.De identificeerder identificeert het dier volgens de volgende procedure: 1° hij verifieert het opgestelde signalement of stelt het signalement van het paard op;2° hij gaat de goede werking van het afleesmateriaal na aan de hand van een afleesproef van de elektronische code van de microchip;3° hij zoekt eerst naar een eventuele vroegere inplanting van een microchip bij het paard;4° hij controleert eerst de aflezing van de identificatiecode van de in te planten microchip;5° hij plant de microchip in in overeenstemming met artikel 8,1°;6° na de injectie controleert hij de leesbaarheid van de microchip. Indien deze niet leesbaar is, herhaalt de identificeerder op zijn kosten de identificatieprocedure; 7° hij vult het identificatieattest, bedoeld in artikel 11, § 1 in, en stuurt het binnen de 5 werkdagen na de identificatie naar de beheerder.Eén exemplaar wordt aan de eigenaar overhandigd. In voorkomend geval stuurt de identificeerder eveneens een exemplaar naar de betrokken fokvereniging.

Art. 17.De beheerder encodeert de gegevens van het identificatieattest, hem toegezonden in toepassing van artikel 16, 7°, en stuurt binnen de 10 werkdagen na ontvangst ervan een mutatiedocument naar de eigenaar. Dit document neemt alle identificatiegegevens van het paard, van zijn eigenaar en van zijn sanitair verantwoordelijke over onder gedrukte vorm.

Art. 18.Voor de paarden die niet bestemd zijn om ingeschreven te worden in een stamboek bijgehouden door een fokvereniging, levert de beheerder het paspoort af tegelijk met het mutatiedocument bedoeld in artikel 17.

Voor de paarden bestemd om ingeschreven te worden in een stamboek bijgehouden door een fokvereniging, wordt het paspoort door de bevoegde fokvereniging afgeleverd aan de eigenaar binnen de 60 werkdagen na encodering van de gegevens opgenomen in het identificatieattest.

Art. 19.Enkel de beheerder mag de identificatiegegevens in de gegevensbank inbrengen, alsook de wijzigingen bedoeld in artikel 22. HOOFDSTUK V. - Hermerking

Art. 20.§ 1. Elk paard, verondersteld geïdentificeerd met een microchip, moet opnieuw gemerkt worden in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit indien de elektronische code niet meer leesbaar is. De hermerking wordt uitgevoerd binnen de 15 dagen volgend op de vaststelling van de onleesbaarheid van de electronische code. § 2. Het hermerken door inplanting van een nieuwe microchip mag slechts gebeuren : 1° indien de sanitair verantwoordelijke in het bezit is van het paspoort van het paard en indien de gegevens in het paspoort overeenstemmen met het dier en met deze die geëncodeerd zijn in de gegevensbank, of 2° indien de sanitair verantwoordelijke het mutatiedocument of het identificatieattest bezit en dat de erin vervatte gegevens overeenstemmen met het dier en met deze geëncodeerd in de gegevensbank, of 3° indien de sanitair verantwoordelijke de identiteit van het paard kan bewijzen aan de hand van biologische testen en het verband kan leggen met de gegevens geëncodeerd in de gegevensbank. § 3. Voor de gevallen die niet voorzien zijn in § 2, is het verboden tot hermerking over te gaan zonder voorafgaande toestemming van naargelang het geval het Agentschap of de FOD. In deze gevallen wordt het paard definitief uitgesloten uit de voedselketen. § 4. De identificeerder hermerkt het dier onder de voorwaarden vermeld in §§ 2 en 3, volgens de procedure beschreven in artikel 16. Hij stelt de beheerder in kennis van het nieuwe identificatienummer van het paard en maakt hem het paspoort en het mutatiedocument over teneinde de gegevens betreffende het dier aan te passen en het verband tussen beide identificatiecodes van de microchips in de gegevensbank vast te leggen. § 5. De beheerder brengt de numerieke code van de nieuwe microchip aan in het paspoort van het dier en valideert ze volgens de procedure bepaald door de Minister. De eigenaar ontvangt een nieuw mutatiedocument in overeenstemming met de bepalingen van artikel 17. § 6. Bij verlies van het paspoort ontvangt de eigenaar een nieuw paspoort dat de vermelding « tweede identificatie » draagt en een nieuw mutatiedocument in overeenstemming met de bepalingen van artikel 17.

In dit geval mag het dier slechts 6 maanden na de datum van afgifte van het nieuwe paspoort geslacht worden voor de menselijke consumptie. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen

Art. 21.§ 1. Elk paard dat definitief op het Belgisch grondgebied binnengebracht wordt, wordt binnen de 30 dagen na aankomst geïdentificeerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. § 2. Elk paard dat langer dan 90 dagen op het Belgisch grondgebied verblijft, wordt beschouwd als zijnde definitief binnengebracht. § 3. In afwijking van § 1 en § 2, worden de hengsten die enkel voor het dekseizoen op het Belgisch grondgebied verblijven en de paarden die om medische redenen in een Belgische dierenkliniek verblijven, niet beschouwd als zijnde definitief ingevoerd. Deze dienen nochtans geïdentificeerd te zijn in overeenstemming met de geldende communautaire bepalingen.

Art. 22.§ 1. De eigenaar meldt, met behulp van het mutatiedocument, binnen de 8 werkdagen elk van de volgende wijzigingen aan de beheerder: 1° wijziging van de gegevens van de eigenaar, 2° wijziging van de gegevens van de sanitair verantwoordelijke, voor zover voorzien wordt dat deze langer dan 90 dagen het toezicht of het beheer op het paard zal hebben, 3° definitief vertrek van het paard van het nationale grondgebied, 4° de dood van het dier, 5° definitief binnenbrengen op Belgische grondgebied van paarden afkomstig uit derde landen, 6° wijziging van het statuut van het dier in geval van dringende behandeling als bedoeld in artikel 7. Alleen de beheerder is bevoegd om de gegevens van de gegevensbank te wijzigen. § 2. Bij elke verandering van sanitaire verantwoordelijke verifieert de overnemer de overeenstemming tussen het dier en zijn paspoort.

Onverminderd de bepalingen van § 1, 2° en artikel 23, informeert de eigenaar binnen de 8 werkdagen de beheerder van de overdracht van het paard volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.

Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de mededeling van de eigenaar stuurt de beheerder aan de overnemer een nieuw mutatiedocument toe. § 3. Van zodra de beheerder verwittigd is van de wijziging van de eindbestemming van het paard, zoals voorzien in artikel 5, § 3, encodeert hij onmiddellijk deze wijziging. De eigenaar stuurt het paspoort naar de beheerder.

Deze is belast met het duidelijk aangeven van de wijziging in het paspoort volgens de procedure bedoeld in artikel 20, § 5. § 4. In geval van verlies van het paspoort, verwittigt de eigenaar of zijn mandataris schriftelijk de beheerder, die dan een identificeerder aanduidt die belast wordt met de controle van de identificatie van het paard. Een nieuw paspoort wordt afgeleverd aan de persoon die dan geëncodeerd staat als eigenaar van het dier. Dit nieuwe paspoort draagt de vermelding « duplicaat » alsook een versienummer.

In dit geval mag het dier slechts 6 maanden na de datum van afgifte van het nieuwe paspoort geslacht worden voor de menselijke consumptie.

Indien het paard niet identificeerbaar is, dan zijn de bepalingen van hoofdstuk V van toepassing.

Art. 23.§ 1. De handelaar die een paard koopt en het minder dan 15 dagen in zijn bezit houdt, dient niet te voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 22 van dit besluit, behalve indien het dier geslacht wordt of sterft binnen de 15 dagen. § 2. De handelaar houdt een register bij in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra.

Art. 24.§ 1. Het paspoort vergezelt het paard tot in het slachthuis of tot in het destructiebedrijf.

Hij die een paard in het slachthuis aanbiedt, overhandigt het paspoort aan de verantwoordelijke van het slachthuis.

Hij die een dood paard voor destructie aanbiedt, overhandigt het paspoort aan de ophaler van het destructiebedrijf.

De verantwoordelijke van het slachthuis of van het destructiebedrijf zendt de paspoorten naar de beheerder volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.

De beheerder ordent vervolgens de documenten in twee pakken, de ene bevat de paspoorten van de paarden ingeschreven in een stamboek bijgehouden door een fokvereniging en wordt ter beschikking van de betrokken vereniging gehouden, de andere die de overige paspoorten bevat, wordt minstens 3 jaar ter beschikking van het Agentschap bijgehouden. § 2. De beheerder is er toe gehouden de paspoorten van de geslachte paarden ongeldig te maken. § 3. De verwijdering en de opslag van de microchips in het slachthuis of in het destructiebedrijf gebeuren volgens de modaliteiten, bepaald door de Minister.

Art. 25.Het Agentschap meldt aan de beheerder de informatie betreffende het handelsverkeer naar een andere Lidstaat of de uitvoer van een paard. HOOFDSTUK VII. - De gegevensbank

Art. 26.De volgende gegevens worden verzameld en bijgehouden in de gegevensbank : 1° het geslacht, de haarkleur en de geboortedatum van het paard, 2° de numerieke code van de ingeplante microchip en in voorkomend geval elke andere identificatiecode, 3° het identificatienummer van de moeder voor de veulens die bestemd zijn om geslacht te worden tijdens het jaar van hun geboorte, 4° de al dan niet uitsluiting van het dier voor de voedselketen, 5° de coördinaten van de eigenaar, 6° de coördinaten van de sanitaire verantwoordelijke.

Art. 27.De Minister vertrouwt het beheer van de gegevensbank toe aan een centraal organisme, samengesteld onder vorm van een V.Z.W., in overeenstemming met de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

In dit kader heeft dit organisme als opdracht: 1° deelnemen aan de organisatie van de identificatie en de encodering van de identificatiegegevens van de paarden;2° de oprichting, het bijhouden, de uitbating van de gegevensbank en het financieel beheer van zijn werking.

Art. 28.Het organisme waaraan het beheer van de centrale gegevensbank toevertrouwd wordt, moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° het ontwerp van zijn statuten, alsook elk ontwerp van wijziging van die statuten, voorleggen aan de Minister;2° de instructies van de Minister volgen betreffende de uitvoering van haar taken;3° raadpleging van de gegevensbank toelaten aan de volgende autoriteiten en personen: a) het Agentschap, de FOD, de federale en lokale politie en de bevoegde regionale autoriteiten voor de uitvoering van hun opdracht, in het domein van hun respectievelijke bevoegdheden, b) op schriftelijk verzoek, de eigenaars en de sanitaire verantwoordelijken van de paarden voor alle gegevens betreffende de paarden waarvoor zij verantwoordelijk zijn, c) de dierenartsen die over de numerieke code van de microchip beschikken, uitsluitend om de noodzakelijke gegevens van de verantwoordelijke van een dolend, verloren of achtergelaten paard terug te vinden of voor therapeutische doeleinden, d) de fokverenigingen binnen het kader van hun bevoegdheden, e) de sportverenigingen binnen het kader van hun bevoegdheden. De toegang tot de gegevens van de gegevensbank moet minstens via telefoon en Internet 24 uur op 24 verzekerd zijn. 4° zich onderwerpen aan de controle van de bevoegde autoriteit krachtens de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, bêta-adrenergische of productiestimulerende werking;5° de verplichtingen voorzien door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens respecteren.

Art. 29.§ 1. Het beheer van de gegevensbank omvat de volgende voornaamste activiteiten: 1° het drukken van de identificatieattesten en de mutatiedocumenten en hun verzending naar respectievelijk de identificeerders en de eigenaars;2° het encoderen en het onderhoud van de gegevensbank met behulp van een geïnformatiseerd systeem;3° het opmaken van de paspoorten van de paarden die niet bestemd zijn om ingeschreven te worden in een stamboek bijgehouden door een fokvereniging en hun verzending onder omslag naar de eigenaar van het dier;4° het opstellen van de procedures tot encodering van de wijzigingen meegedeeld bij middel van het mutatiedocument, alsook de bevestiging van deze handelingen in de gegevensbank. § 2. De Minister stelt de regels vast voor het oprichten, het dagelijks bijhouden en het uitbaten van de gegevensbank alsook voor het toezicht erop.

Art. 30.Voor de uitvoering van één of meerdere van de in artikel 27 beschreven activiteiten, mag de beheerder waaraan het beheer van de gegevensbank toevertrouwd werd, beroep doen op dienstverleners. Deze worden goedgekeurd door de Minister. HOOFDSTUK VIII. - Financiering

Art. 31.De financiering van het beheer van de gegevensbank wordt verzekerd door een systeem van forfaitaire betaling verbonden aan de identificatie en de encodering. Voor elke aflevering van een paspoort voor een paard, betaalt de identificeerder aan de beheerder een forfaitair bedrag dat hij terugvordert van de eigenaar van het paard.

Dit bedrag dekt de kosten verbonden aan de wijzigingen bedoeld in artikel 22, de opdrachten bedoeld in artikel 27, de betaling van de dienstverleners en wordt door de Minister vastgesteld op voorstel van de beheerder.

De identificeerder aan wie gevraagd wordt een paard te identificeren, mag weigeren dit uit te voeren indien de eigenaar van het dier of zijn afgevaardigde, het forfaitair bedrag niet betaalt. HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepalingen

Art. 32.§ 1. De fokverenigingen maken aan de beheerder de gegevens bedoeld in artikel 26 over, betreffende de paarden die op de datum van het van kracht worden van dit besluit reeds geïdentificeerd of gedeeltelijk geïdentificeerd zijn overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. § 2. De beheerder werkt een procedure uit om de identificatie en de encodering van de paarden, bedoeld in § 1 bij te werken.

Art. 33.§ 1. Tot 1 januari 2015 mogen de paarden, die voor het van kracht worden van dit besluit geïdentificeerd werden met een leesbare microchip die niet conform is met de bepalingen van artikel 9, die microchip behouden, op voorwaarde dat de sanitair verantwoordelijke tijdens een identificatiecontrole de nodige middelen verschaft om de microchip te lezen. § 2. In functie van de technologische evolutie, kan de Minister de datum bedoeld in § 1 wijzigen. HOOFDSTUK X. - Verbodsbepalingen

Art. 34.§ 1. Het is verboden de microchips te verwijderen, te verplaatsen, te wijzigen, te beschadigen of te vervalsen. Het is verboden een nieuwe microchip in te planten bij een paard dat er al één heeft, behalve in de gevallen voorzien in de artikels 20 en 24, § 3 van dit besluit. § 2. Het is verboden de gegevens in het paspoort te wijzigen of te overschrijven, behalve in die gevallen voorzien door dit besluit. Het is verboden de gegevens van het paspoort te vervalsen. HOOFDSTUK XI. - Sancties

Art. 35.De overtredingen van de bepalingen van onderhavig besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 36.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, uitgezonderd het artikel 31 dat in werking treedt op latere datum te bepalen door de Minister.

Art. 37.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^