gepubliceerd op 14 augustus 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken
16 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit van 27 juni 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken heeft voor operatoren van openbare telecommunicatienetwerken de mogelijkheid ingevoerd om in bepaalde frequentiebanden vaste lokale radioverbindingen te exploiteren.
De recente procedure voor de toekenning van frequentiebanden voor vaste lokale radioverbindingen kende zo'n grote interesse bij de operatoren dat de beschikbare capaciteit onvoldoende bleek om aan alle aanvragen tegemoet te komen.
Teneinde de ontwikkeling van deze technologie op de Belgische markt aan te moedigen, werd bijkomende capaciteit in het nationale frequentieplan vrijgemaakt.
Het koninklijk besluit dat Uwe Majesteit wordt voorgelegd, wijzigt het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken zodat het mogelijk wordt voor de vaste lokale radioverbindingen capaciteit te gebruiken die onlangs in de frequentiebanden is vrijgemaakt.
Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 van het onderhavige besluit wijzigt artikel 13bis van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, zodat enerzijds het jaarlijkse karakter van het in de bepaling bedoelde recht verduidelijkt wordt, en anderzijds het bedrag van het jaarlijkse recht voor het gebruik van de nieuwe vrijgemaakte frequentiecapaciteit vastgelegd wordt.
De artikelen 2 en 3 heffen materiële fouten op die werden ingevoerd door het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen op het stuk van telecommunicatie.
Na het advies nr 31.679/4 van 25 juni 2001 werd in samenspraak met de Raad van State beslist het artikel 3 te behouden Artikel 4 voegt aan artikel 31bis een punt 4° toe dat de frequentieband bepaalt waarin de nieuw vrijgemaakte frequentiecapaciteit ligt.
Artikel 5 voegt aan artikel 31ter een punt 4° toe dat de capaciteit vastlegt die door een operator kan worden aangevraagd in de nieuwe vrijgemaakte frequentiecapaciteit.
Artikel 6 vervangt artikel 31quater door een nieuwe bepaling. De eerste paragraaf neemt hetzelfde principe van het oude artikel 31quater over. De tweede paragraaf legt voor elk van de beschikbare frequentiebanden voor vaste lokale radioverbindingen de maximumcapaciteit vast die een operator per frequentieband kan verkrijgen. Voor de frequentiebanden als bedoeld in artikel 31bis, 3° en 4°, wordt een gezamenlijk maximum vastgelegd omdat deze banden vrijwel gelijke fysieke karakteristieken vertonen en zij geschikt zijn voor gelijkaardige toepassingen. Er wordt daarenboven bepaald dat de capaciteit verworven in de scheidingsbanden, overeenkomstig paragraaf 3, niet in rekening wordt gebracht voor de berekening van de maximumfrequentiecapaciteit die een operator overeenkomstig paragraaf 2 kan verwerven. Omdat het technisch onmogelijk is frequenties die in een scheidingsband gelegen zijn aan een derde toe te kennen zonder zware radiostoringen te veroorzaken, bepaalt paragraaf 3 dat twee operatoren die houder zijn van aangrenzende capaciteit frequenties kunnen gebruiken die gelegen zijn in de scheidingsband tussen de aangrenzende capaciteiten. De operatoren dienen een overeenkomst te sluiten over de gebruiksvoorwaarden van de frequenties gelegen in de betrokken scheidingsband. De aanvragen worden ingediend en behandeld op de wijze bepaald in de artikelen 30 en 30bis. Het verschuldigde recht voor de alzo verworven bijkomende capaciteit wordt berekend overeenkomstig artikel 13bis.
Artikel 7 past de termijnen bepaald in artikel 31quinquies aan om die in overeenstemming te brengen met de termijnen van artikel 28, zoals gewijzigd bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2000 tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen op het stuk van telecommunicatie.
Artikel 8 vervolledigt de bijlage bij het koninklijk besluit van 22 juni 1998 op grond van de wijzigingen ingevoerd door dit besluit.
Artikel 9 bepaalt dat de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad is, teneinde het Instituut ertoe in staat te stellen zo snel mogelijk de procedure voor het ontvangen van de aanvragen aan te vangen.
Artikel 10 behoeft geen commentaar.
Aan alle opmerkingen van de Raad van State is tegemoetgekomen, met uitzondering van die welke in het verslag aan de Koning becommentarieerd zijn.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 15 mei 2001 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken », heeft op 18 juni 2001 het volgende advies gegeven : Bijzondere opmerkingen Aanhef Eerste lid Artikel 11 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving is gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 1/91 van 7 februari 1991 van het Arbitragehof en niet bij arrest nr. 7/90 van 25 januari 1990 van het Arbitragehof.
Tweede lid Artikel 92bis van de wet van 21 maart 1991 is bij de wet van 19 december 1997 vervangen in plaats van gewijzigd. Voorts is het ook gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 1999.
Dienovereenkomstig behoort het lid als volgt te worden gesteld : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 92bis, vervangen bij de wet van 19 december 1997, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1999, het koninklijk besluit van 21 december 1999 en de wet van 3 juli 2000; ».
Zevende lid Dit lid zou beter als volgt worden gesteld : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van state om advies te geven binnen een termijn van een maand; ».
Dispositief Het is gebruikelijk aard en datum te vermelden van de akten waarbij de basisregeling is gewijzigd. Dienovereenkomstig moeten de volgende ontworpen bepalingen worden aangevuld : Artikel 1 Artikel 13bis van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken is ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000.
Artikelen 4 tot 7 De artikelen 31bis tot 31quinquies van het voornoemde koninklijk besluit van 22 juni 1998, die bij de ontworpen bepalingen worden gewijzigd, zijn ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000.
Artikel 8 Voorts is punt 9 van de bijlage bij het genoemde koninklijk besluit van 22 juni 1998 eveneens ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000.
Artikel 2 Artikel 30 van het voormelde koninklijk besluit van 22 juni 1998 is niet volledig vervangen bij het genoemde koninklijk besluit van 27 oktober 2000. Men schrijve dus « gewijzigd » in plaats van « vervangen ».
Artikel 3 In artikel 30bis, § 3, van het genoemde koninklijk besluit van 22 juni 1998 worden reeds de woorden « § 2 » in plaats van de woorden « § 3 » vermeld. De ontworpen bepaling is dus overbodig.
Artikel 6 Volgens het ontworpen artikel 31quater, § 3, van hetzelfde besluit kunnen twee operatoren die houder zijn van aangrenzende capaciteit in de frequentiebanden een aanvraag indienen om toestemming te krijgen om frequenties te gebruiken die in de scheidingsband liggen. Bij hun aanvraag zouden ze een « overeenkomst » over de voorwaarden betreffende het gebruik van die frequenties moeten voegen.
De ontworpen paragraaf 3, vierde lid, bepaalt : « In gebeurlijk geval, maakt deze overeenkomst integraal deel uit van de individuele vergunning van elk der partijen ».
Deze bepaling is niet erg helder. Het is de afdeling wetgeving immers niet duidelijk op welke bijzondere omstandigheid de woorden « in gebeurlijk geval » betrekking hebben. Bovendien is het vrij merkwaardig te bepalen dat een overeenkomst tussen operatoren « integraal deel » uitmaakt van een overheidsvergunning.
Volgens de uitleg van de gemachtigde ambtenaar ligt het in de bedoeling van de steller van het ontwerp te bepalen dat de door de operatoren ingediende aanvraag om welbepaalde frequenties te mogen gebruiken die in de scheidingsband liggen een wijziging van de vergunning van de betrokken operatoren inhoudt en dat de zaken waarop de overeenkomst betrekking heeft, in de aldus gewijzigde vergunning worden vermeld.
Bijgevolg wordt voorgesteld om de volgorde van het vierde en het vijfde lid van het ontworpen artikel 31quater, § 3, om te keren en het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, als volgt te stellen : « Als de aanbeveling gunstig is, worden de bewoordingen van de in het derde lid genoemde overeenkomst overgenomen in het ontwerp van individuele vergunning genoemd in artikel 30bis, § 1, tweede lid. ».
De kamer was samengesteld uit : de heren : R. Andersen, voorzitter van de Raad van State;
P. Lienardy en P. Vandernoot, staatsraden;
J. van Compernolle en B. Glansdorff, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.
A.-F. Bolly, adjunct- referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
De griffier, C. Gigot.
De voorzitter, R. Andersen.
16 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 11, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, dat ten dele vernietigd is bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 92bis, vervangen bij de wet van 19 december 1997, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 maart 1999, het koninklijk besluit van 21 december 1999 en de wet van 3 juli 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 oktober 2000, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 2000 en gewijzigd bij de programma-wet van 2 januari 2001;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 25 april 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 april 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 10 mei 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 13bis van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende het opzetten en de exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, worden in § 1 de volgende wijzigingen aangebracht : 1. Het woord « recht » wordt vervangen door de woorden « jaarlijks recht »;2. Er wordt een punt 4° toegevoegd, luidende : « 4° voor de frequentieband bedoeld in artikel 31bis, 4° : 8 700 frank per MHz duplex.» .
Art. 2.In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 oktober 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. § 4 wordt § 2;2. § 5 wordt § 3.
Art. 3.In artikel 30bis, § 3, van hetzelfde besluit, worden de woorden « § 3 » vervangen door de woorden « § 2 ».
Art. 4.Aan het artikel 31bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, wordt een punt 4° toegevoegd, luidende : « 4° 27,5 - 28,5 GHz gekoppeld aan 28,5 - 29,5 GHz - duplexafstand 1.008 MHz. »
Art. 5.Aan het artikel 31ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende : « In de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 4°, kan een operator een capaciteit aanvragen van 14, 28, 42 of 56 MHz duplex. »
Art. 6.Artikel 31quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 31quater.§ 1. Een operator kan een capaciteit aanvragen in één of meerdere frequentiebanden vermeld in artikel 31bis. § 2. De totale capaciteit die aan eenzelfde operator wordt toegekend voor de exploitatie van vaste lokale radioverbindingen is beperkt tot maximaal : 1° 25 MHz duplex in de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 1°;2° 56 MHz duplex in de frequentieband vermeld in artikel 31bis, 2°;3° 56 MHz duplex voor het geheel van de frequentiebanden vermeld in artikel 31bis, 3° en 4°; De capaciteit verkregen met toepassing van § 3 wordt niet meegerekend voor de toepassing van deze paragraaf. § 3. Twee operatoren die houder zijn van aangrenzende capaciteit in de frequentiebanden vermeld in artikel 31bis, kunnen bij het Instituut een aanvraag indienen om toestemming te krijgen om welbepaalde frequenties te gebruiken die gelegen zijn in de scheidingsband die de aangrenzende capaciteiten van elkaar scheidt.
De betrokken operatoren voegen bij hun aanvraag een kopie van de overeenkomst die zij op voorhand hebben gesloten over de gebruiksvoorwaarden voor de frequenties gelegen in de betrokken scheidingsband.
Deze overeenkomst omvat ten minste : 1° een gedetailleerde lijst van de basistations waarop de overeenkomst van toepassing is evenals de vermelding van de operator die deze exploiteert;2° de opsomming van de betrokken frequenties;3° voor elk basisstation de verdeling van de frequenties tussen de partijen van de overeenkomst. De in het eerste lid bedoelde aanvragen worden ingediend en behandeld overeenkomstig de procedure van de artikelen 30 en 30bis.
Als de aanbeveling gunstig is, worden de bewoordingen van de in het derde lid genoemde overeenkomst overgenomen in het ontwerp van individuele vergunning genoemd in artikel 30bis, § 1, tweede lid.
Het verschuldigde recht voor de capaciteit verworven overeenkomstig deze paragraaf wordt berekend overeenkomstig artikel 13bis. »
Art. 7.In artikel 31quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. In § 1 vervalt het woord « tweede » voorafgaand aan de woorden « maand die volgt op de maand waarin .». 2. In § 2, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a.het woord « dertig » volgend op de woorden « binnen een termijn van » wordt vervangen door het woord « achtentwintig »; b. het woord « dertig » volgend op de woorden « De operator brengt het Instituut, binnen » wordt vervangen door het woord « zeven ».
Art. 8.In punt 9 van de bijlage bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2000, wordt een punt 9.1.4. ingevoegd vóór 9.2., luidende : « 9.1.4. In de band 27,5 - 28,5 GHz gekoppeld aan 28,5 - 29,5 GHz. »
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juli 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS