gepubliceerd op 09 februari 2006
Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
16 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, inzonderheid op artikel 6, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 juni 1981 tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 oktober 1981, 4 december 1981 en 5 september 1984;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 22 januari 2004;
Gelet op het advies 39.044/4 van de Raad van State gegeven op 26 september 2005;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
Artikel 1.§ 1. De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing, hierna « de Raad » genoemd, bestaat uit de volgende leden : 1° twee ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid, waarvan er, minstens, één behoort tot de Divisie van de Kwaliteit van de Bouw; 2° twee ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg waarvan de ene behoort tot de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid en de andere tot de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk;3° één vertegenwoordiger van de Regie der Gebouwen;4° drie vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering;5° één vertegenwoordiger van de Regering van de Franse Gemeenschap;6° één vertegenwoordiger van de Regering van het Waals Gewest;7° één vertegenwoordiger van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;8° één vertegenwoordiger van het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;9° één vertegenwoordiger van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;10° één vertegenwoordiger van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;11° twee vertegenwoordigers van de universiteiten die beschikken over laboratoria gespecialiseerd in de studie van het gedrag bij brand van bouwmaterialen en bouwelementen, namelijk de Universiteit Gent en de « Université de Liège »;12° twee vertegenwoordigers van de Vereniging der Beroepsbrandweerofficieren van België;13° twee vertegenwoordigers van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie die behoren tot de Franstalige en Duitstalige vleugel;14° twee vertegenwoordigers van de Brandweervereniging Vlaanderen;15° één vertegenwoordiger van Assuralia; 16° één vertegenwoordiger van de V.Z.W. Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand en Binnendringing; 17° één vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen;18° één vertegenwoordiger van de Federatie van de Belgische Distributie - ondernemingen;19° één vertegenwoordiger van het Verbond van Belgische Ondernemingen;20° één vertegenwoordiger van het Belgisch Instituut voor Normalisatie;21° één vertegenwoordiger van de Koninklijke Federatie van de Architectenverenigingen van België;22° één vertegenwoordiger van de Confederatie Bouw; 23° één vertegenwoordiger van de V.Z.W. Koninklijke Vlaamse Vereniging voor Preventie en Bescherming en één vertegenwoordiger van de V.Z.W. « Association royale des Conseillers en prévention »; 24° één vertegenwoordiger van de V.Z.W. Organisatie van Raadgevende ngenieurs, Engineering- en Consultancybureaus, verkort : « ORI ».
Art. 2.De leden van de Raad worden aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de federale Minister, de Minister-President van de Gemeenschaps- of Gewestregering, de Voorzitter van het bevoegde College of de verantwoordelijke van de betrokken instelling.
Er wordt voor elk lid een plaatsvervanger aangewezen volgens dezelfde wijze.
Art. 3.De duur van het mandaat van de effectieve en plaatsvervangende leden bedraagt zes jaar. Het mandaat is vernieuwbaar.
Het plaatsvervangende lid vervangt het verhinderde effectieve lid.
De Minister van Binnenlandse Zaken kan, op schriftelijk verzoek van diegene die hem heeft voorgesteld, ieder effectief of plaatsvervangend lid ontheffen van zijn mandaat om het toe te kennen aan een vervanger; het verzoek houdt de voordracht in van deze vervanger die het mandaat voltooit van diegene die hij vervangt. HOOFDSTUK II. - Werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing
Art. 4.Het voorzitterschap van de Raad wordt waargenomen door de directeur-generaal van de Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde.
Art. 5.De Raad kan in zijn midden werkgroepen oprichten voor de bestudering van bijzondere problemen.
Art. 6.De voorzitter kan deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan de activiteiten van de Raad of van de in artikel 5 bedoelde werkgroepen.
Als een ontwerp van besluit wordt onderzocht, kan elke betrokken Minister één of meer bevoegde personeelsleden met raadgevende stem naar de vergaderingen van de Raad afvaardigen.
Art. 7.De leden van de Raad zijn stemgerechtigd, met uitsluiting van de in artikel 1, 4° tot 10°, bedoelde leden.
De Raad kan slechts geldig beraadslagen wanneer minstens de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is.
Heeft de Raad over één of meer agendapunten van een vergadering niet kunnen beraadslagen omdat het in het tweede lid bedoelde quorum niet werd bereikt, dan beraadslaagt de Raad geldig over dat punt of die punten tijdens zijn volgende vergadering, ongeacht het aantal aanwezige stemgerechtigde leden.
Art. 8.De adviezen en voorstellen van de Raad worden uitgebracht bij absolute meerderheid van stemmen van de aanwezige stemgerechtigde leden.
De afwijkende adviezen en voorstellen worden bij de adviezen en de voorstellen van de Raad bijgevoegd.
Art. 9.De voorzitter van de Raad bezorgt de adviezen en voorstellen van de Raad aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 10.De voorzitter en de leden van de Raad oefenen hun functies kosteloos uit.
Behalve wat de in artikel 1, 1° tot 10°, bedoelde personeelsleden betreft, van wie de kosten in verband met het vervullen van hun opdracht vergoed worden overeenkomstig de van kracht zijnde reglementaire bepalingen, kunnen de betrokkenen de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten verkrijgen volgens het barema voorzien voor de federale ambtenaren van rang 13.
Dezelfde bepalingen gelden voor de deskundigen en de personeelsleden bedoeld in artikel 6.
Art. 11.De zetel van de Hoge Raad bevindt zich op de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, die het secretariaat ervan verzekert.
Art. 12.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het wordt aan de Minister van Binnenlandse Zaken ter goedkeuring voorgelegd. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 13.Het koninklijk besluit van 30 juni 1981 tot vaststelling van de samenstelling en de werkwijze van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 oktober 1981, 4 december 1981 en 5 september 1984, wordt opgeheven.
Art. 14.De eerste volledige vernieuwing van de Raad zal plaatsvinden op 27 januari 2007.
De leden bedoeld in artikel 1, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 25° en 26° evenals de helft van de leden bedoeld in artikel 1, 16° en 17°, van dit besluit, worden benoemd voor een periode die afloopt op 26 januari 2007.
Art. 15.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL