gepubliceerd op 21 april 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, de bepaling van de classificatie en de eraan verbonden loon- en arbeidsvoorwaarden
16 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, de bepaling van de classificatie en de eraan verbonden loon- en arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, de bepaling van de classificatie en de eraan verbonden loon- en arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 februari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2005 Maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, de bepaling van de classificatie en de eraan verbonden loon- en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 13 mei 2005 onder het nummer 74707/CO/314) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.
Onder "werknemers" verstaat men : de arbeiders, arbeidsters en bedienden. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van hoofdstuk IV, titel III van de wet van 26 juli 1996 en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van zijn uitvoeringsbesluiten.
De sociale gesprekspartners van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen en de onderhandelaars op ondernemingsvlak zullen ten volle akte nemen van beslissing van de regering om het ontwerp interprofessioneel akkoord 2005-2006 integraal tot het hare te maken. HOOFDSTUK III. - Arbeidsduurvermindering
Art. 3.Sinds 1 juli 2002 is voor alle werknemers uit de sector de 38 uren werkweek ingevoerd. HOOFDSTUK IV. - Tijdskrediet
Art. 4.Onverminderd de wettelijke bepalingen ter zake wordt het recht op tijdskrediet zoals vastgesteld in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 ter vervanging van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 10 juli 2002, erkend voor de in artikel 1 genoemde werknemers.
De regeling wordt uitgebreid zonder beperking van percentages. Het recht voltijds tijdskrediet op te nemen, wordt in de sector verhoogd van 1 jaar tot de maximumduur van 5 jaar.
Art. 5.Er wordt ingegaan op de verzoeken in alle ondernemingen, inbegrepen de ondernemingen met minder dan 10 werknemers.
Art. 6.Het recht op gebruik van het tijdskrediet gaat gepaard met de verbintenis van de werknemer dat hij zich niet als zelfstandige in dezelfde sector zal vestigen gedurende de periode van het gebruik ervan. HOOFDSTUK V. - Tewerkstelling en vorming van de risicogroepen
Art. 7.§ 1. In toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van de concurrentiekracht wordt de bijdrage van de werkgevers aan het fonds voor bestaanszekerheid van de sector voor 2005 en 2006 vastgesteld op 0,10 pct. van de brutoloonmassa. § 2. Een bijkomende bijdrage om het scheppen van arbeidsplaatsen te bevorderen wordt vastgesteld op 0,05 pct. in 2005 en 2006.
Art. 8.De maatregelen ten voordele van de risicogroepen zijn die welke werden vastgesteld door het paritair comité in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991 betreffende de tewerkstelling en de vorming van risicogroepen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 1992, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1992.
Art. 9.De omschrijving van de risicogroepen is die welke werd vastgesteld door de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991). HOOFDSTUK VI. - Permanente vorming
Art. 10.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, zal vanaf 1 januari 2001 de sector voor onbepaalde duur een bijzondere inspanning leveren dienstig voor het organiseren van een permanente vorming. Een bijdrage gelijk aan 1,5 pct. per jaar van de brutolonen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden geïnd die zal terugstorten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen" die zal instaan voor de verdeling van deze bijdrage in die mate dat 0,5 pct. (één derde) ter beschikking wordt gesteld voor initiatieven uitgaande van de werknemers vertegenwoordigende organisaties en 1 pct. (twee derden) voor initiatieven die door de sociale partners worden voorgesteld. HOOFDSTUK VII. - Loonschalen
Art. 11.Classificatieschema van toepassing.
I.a. Ingroeibanen : personeel met onvolledige opleiding.
I.b. Ingroeibanen : personeel met onvolledige opleiding na zes maand anciënniteit, of personeel zonder opleiding vanaf 22 jaar.
II. Taken uitgevoerd onder toezicht III. Taken uitgevoerd zonder toezicht Eventuele toepassingsproblemen worden aanhangig gemaakt bij het paritair comité.
IV. Operationeel leidinggevende functie : leidinggevende functies op de werkvloer.
V. Functioneel leidinggevende functies : leidinggevende functies met beslissingsrecht.
Art. 12.Vanaf 1 april 2005 wordt een lineraire verhoging toegepast op de werkelijk uitbetaalde lonen gelijk aan 1 pct.
Loonschalen van toepassing 1 april 2005 (spilindex : 115,03).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 13.De minimumlonen aan 100 pct. zoals vastgelegd in artikel 12, worden op 1 april 2005 gekoppeld aan het spilindexcijfer 115,03 voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uur. HOOFDSTUK VIII. - Eindejaarspremie
Art. 14.Aan de werknemers wordt een eindejaarspremie toegekend onder de volgende voorwaarden : § 1. Arbeiders De eindejaarspremie wordt toegekend aan de arbeiders en arbeidsters die tijdens de referteperiode ten minste 32 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid.
Het bedrag van de eindejaarspremie wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen".
De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. § 2. Bedienden
Art. 15.De eindejaarspremie wordt toegekend aan de bedienden die tijdens de referteperiode ten minste 32 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid.
Art. 16.Het bedrag van de eindejaarspremie wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen".
De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. HOOFDSTUK IX. - Afwijking 38 uren week
Art. 17.De bedrijven die wensen af te wijken van de toepassing van de toepassing van de 38 uren werkweek kunnen dit enkel mits het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau, mits neerlegging bij de Dienst voor Collectieve Arbeidsbetrekkingen en ter kennisstelling van het paritair comité. Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient door minstens één van de sociale partners van werknemerszijde zetelend in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen te zijn mede ondertekend. HOOFDSTUK X. - Tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten
Art. 18.Wat betreft het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (afgekort NMBS) wordt de tegemoetkoming van de onderneming in de kosten van het gebruikte vervoerbewijs berekend op basis van het barema houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
Art. 19.Wanneer de werknemer beroep doet op een ander vervoermiddel dan de NMBS of gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen, wordt de tegemoetkoming van de onderneming eveneens berekend op basis van het barema houdende vaststelling van het bedrag van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, voor het aantal kilometers dat overeenkomst met de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de onderneming.
Art. 20.Voor de toepassing van artikel 19 wordt de berekening van de afstand in gemeenschappelijk overleg bepaald in elke onderneming om rekening te houden met de geografische bijzonderheden.
Art. 21.Wanneer de werknemer gebruik maakt van het openbaar vervoer en de prijs van het vervoer een eenheidsprijs is, wordt de bijdrage van de ondernemingen, ongeacht de afstand, forfaitair vastgesteld op 60 pct. van de werkelijke prijs betaald door de werknemer.
Art. 22.Fietsvergoeding : voor de personeelsleden die het woon-werkverkeer per fiets afleggen zal de werkgever een fietsvergoeding betalen gelijk aan 0,10 EUR per kilometer met een maximum van 10 km/dag (enkele rit) of 20 km (heen en terug).
Art. 23.De gunstiger toestanden die voordien reeds bestonden in bepaalde ondernemingen blijven in hun huidige vorm behouden voor de betrokken werknemers.
Art. 24.Betalingsmodaliteiten van de tussenkomst : de tegemoetkoming van de onderneming wordt slechts toegekend voor de dagen van aanwezigheid op het werk.
Indien de werknemer houder is van een abonnement, kan hij ook de tegemoetkoming genieten voor de afwezigheidsdagen voorzover deze dagen vallen in de geldigheidsperiode van het abonnement en hij de terugbetaling ervan niet kan bekomen.
Art. 25.De directie van de onderneming kan overgaan tot de verificaties die zij noodzakelijk acht om haar tegemoetkoming te rechtvaardigen en kan van de werknemer alle documenten bekomen die hiervoor nuttig zijn.
Art. 26.De tegemoetkoming van de ondernemingen wordt minstens eens per maand vereffend. HOOFDSTUK XI. - Werkkledij
Art. 27.De werkgevers dienen de wetgeving inzake de levering en het onderhoud van de werkkledij na te leven.
Eventuele toepassingsproblemen worden aanhangig gemaakt bij het paritair comité. HOOFDSTUK XII. - Klein materiaal
Art. 28.De werkgevers dienen de wetgeving inzake de levering en het onderhoud van het klein materiaal na te leven.
Eventuele toepassingsproblemen worden aanhangig gemaakt bij het paritair comité. HOOFDSTUK XIII. - Carenzdag
Art. 29.De eerste dag van arbeidsongeschiktheid van de arbeiders wegens ziekte of ongeval, genoemd "carenzdag", en, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), niet betaald door de werkgever, wanneer de duur van de arbeidsongeschiktheid geen veertien dagen bereikt, geeft aanleiding tot de volgende bepaling : Vanaf 1 april 2005 zal aan de arbeiders die minstens 5 jaar anciënniteit tellen in de sector 1 carenzdag per lopend kalenderjaar door hun werkgever worden betaald. Deze clausule wordt ingevoerd op proef voor de periode 2005-2006 en een evaluatie zal worden opgemaakt op 1 februari 2007. HOOFDSTUK XIV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 30.De minimumlonen zoals bepaald in artikel 12, alsook de werkelijke uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, iedere maand vastgesteld door de Federale Overheidsdienst, Economie, K.M.O., Middenstand en Energie bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 31.De minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen worden verhoogd of verlaagd met 2 pct. telkens de spilindex bereikt is, hetzij bij stijging of bij daling. De berekening gebeurt op basis van het minimumloon aan 100 pct. uit de categorie twee.
Bij stijging worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen verhoogd met 2 pct. Bij daling worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen die van toepassing waren bij de overeenkomstige lagere spilindex terug van kracht.
Art. 32.De verhogingen en verlagingen van de lonen tengevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin het indexcijfer de verhoging of verlaging van de lonen teweegbrengt.
Art. 33.Op de aangepaste lonen dienen de afrondingen te gebeuren op basis van de door de Nationale Arbeidsraad vastgestelde normen voor het afronden van lonen en wedden na de invoering van de euro. HOOFDSTUK XV. - Aanpassen arbeidstijden onderhoudspersoneel
Art. 34.Onder "onderhoudspersoneel" wordt verstaan : zij die instaan voor het onderhoud van machines en materiaal en/of het schoonmaken van de bedrijfslokalen.
Art. 35.Tewerkstellingsperiode. Op normale weekdagen tussen 6 uur en 20 uur. Op zon- en feestdagen tussen 7 uur en 10 uur. HOOFDSTUK XVI. - Syndicale premie
Art. 36.Er wordt een syndicale premie ingevoerd vanaf 1 januari 2003 ten bedrage van 15,00 EUR per kwartaal.
De premie zal worden uitbetaald samen met de eindejaarspremie en gelijklopen met de referteperiode van de eindejaarspremie.
Art. 37.De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen".
Aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt opdracht gegeven een werkgeversbijdrage vastgesteld op 0,60 pct. van de brutoloonmassa te innen.
De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. HOOFDSTUK XVII. - Kwalificatiepremie
Art. 38.Vanaf 1 oktober 2003 wordt een kwalificatiepremie toegekend.
De werkgeversbijdrage wordt vanaf 1 oktober 2003 vastgesteld op 1,5 pct. op de brutoloonmassa. De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen".
De volledige kwalificatiepremie wordt vanaf 1 juli 2005 van 1/4 van de bruto-eindejaarspremie gebracht op 1/3 van deze premie. De gedeeltelijke premie blijf op 1/6 van de bruto-eindejaarspremie behouden.
Het verwerven van een kwalificatiepremie zal telkens gelden voor twee opeenvolgende jaren en zal samen met de eindejaarspremie worden uitgekeerd aan de werknemers tewerkgesteld onder de classificatie 2, 3, 4 en 5 en uitgebreid tot de classificatie I. b. vanaf 1 juli 2005. HOOFDSTUK XVIII. - Oprichting commissies ad hoc
Art. 39.De sociale partners komen overeen om volgende commissies "ad hoc" op te richten die verslag zullen uitbrengen aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen tegen 30 september 2005 : - oprichten van een commissie ad hoc voor het bepalen van concrete maatregelen voor de aanpak van het knelpuntenberoep "herenkapper"; - oprichten van een commissie ad hoc voor het bepalen van concrete maatregelen voor de erkenning van elders verworven competenties; - oprichten van een commissie ad hoc voor het bepalen van een coherent beleid rond ingroeibanen en werkervaringsplaatsen; - oprichten van een commissie ad hoc voor het bepalen van een coherent beleid rond het realiseren van een sluitende aanpak binnen het alternerend leren. HOOFDSTUK XIX. - Geldigheid en bijzondere beschikking
Art. 40.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 2003 op, geregistreerd onder nr. 69031/CO/314.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de artikelen 2 en 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004 betreffende de toekenning van de kwalificatiepremie op, geregistreerd onder nr. 71970/CO/314.
Art. 41.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005 en kan door een van de partijen met drie maanden vooropzeg worden opgezegd.
De opzegging wordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen bij een ter post aangetekende brief.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN