gepubliceerd op 09 mei 1998
Koninklijk besluit betreffende de landbouwattachés en adjunct-landbouwattachés
16 APRIL 1998. - Koninklijk besluit betreffende de landbouwattachés en adjunct-landbouwattachés
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 december 1995 en 3 juni 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden;
Gelet op het konininklijk besluit van 23 januari 1998 houdende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
Gelet op het advies van de Directieraad van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 mei 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 29 september 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 september 1997;
Gelet op het protocol nr. 97-10-21/28 van 21 oktober 1997, van het Sectorcomité V, Landbouw en Middenstand;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de vereenvoudiging van de loopbaan van de ambtenaren in de rijksbesturen nieuwe beschikkingen vereist voor de regeling van de loopbaan van de landbouwattachés en adjunct-landbouwattachés;
Overwegende dat het aangewezen is dit besluit zo vlug mogelijk bekend te maken gelet op het feit dat deze bepalingen uitwerking hebben op 1 februari 1998;
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Landbouwattachés kunnen worden toegevoegd aan Belgische diplomatieke posten en aan de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie of in het buitenland met een rondreizende opdracht worden belast.
Bij de landbouwattachés kunnen adjunct-landbouwattachés worden aangesteld.
Art. 2.§ 1. Het aantal landbouwattachés en het aantal adjunct-landbouwattachés worden door Ons vastgesteld, op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en van de Minister die bevoegd is voor Landbouw en met het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken en het akkoord van Onze Minister van Begroting. § 2. De landbouwattachés en de adjunct-landbouwattachés worden door Ons aangesteld, op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister die bevoegd is voor Landbouw.
Art. 3.Alleen vastbenoemde ambtenaren van het Ministerie van Middenstand en Landbouw die de administratieve graad hebben van ingenieur, ingenieur-directeur, dierenarts of dierenarts-directeur, kunnen als landbouwattaché worden aangesteld.
Alleen vastbenoemde ambtenaren van het Ministerie van Middenstand en Landbouw die de administratieve graad hebben van ingenieur of dierenarts kunnen als adjunct-landbouwattaché worden aangesteld.
Art. 4.De wedde van de als landbouwattaché of adjunct-landbouwattaché aangewezen ingenieur of dierenarts wordt in de weddeschaal 10 D vastgesteld.
De als landbouwattaché of adjunct-landbouwattaché aangewezen ingenieur of dierenarts, die ten minste vier jaar graadanciënniteit heeft, kan de weddeschaal 10 E bekomen.
De als landbouwattaché of adjunct-landbouwattaché aangewezen ingenieur of dierenarts die ten minste twaalf jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 10 F bekomen.
De wedde van de als landbouwattaché aangewezen ingenieur-directeur of dierenarts-directeur wordt in de weddeschaal 13 D vastgesteld.
De als landbouwattaché aangewezen ingenieur-directeur of dierenarts-directeur, die ten minste drie jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddeschaal 13 E bekomen.
Art. 5.Onverminderd artikel 10, tweede en derde lid, kan te allen tijde door Ons, op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en van de Minister die bevoegd is voor Landbouw, een einde worden gemaakt aan de aanstelling als landbouwattaché of als adjunct-landbouwattaché.
Art. 6.De standplaats van de landbouwattachés wordt bepaald door de Minister van Buitenlandse Zaken en door de Minister die bevoegd is voor Landbouw.
De adjunct-landbouwattachés hebben hun standplaats in één van de landen die vallen onder de territoriale bevoegdheid van de landbouwattaché bij wie zij door Ons zijn aangesteld overeenkomstig de artikelen 1 en 3.
Art. 7.De landbouwattachés dragen, in de uitoefening van hun ambt, de titel van landbouwraad en de adjunct-landbouwattachés de titel van adjunct-landbouwraad.
De rondreizende landbouwattaché draagt, in de uitoefening van zijn ambt, de titel van landbouwraad.
Art. 8.De titel ingesteld bij artikel 7 gaat niet vergezeld van enige geldelijke of administratieve wijziging voor belanghebbenden.
Art. 9.De als landbouwattaché of adjunct-landbouwattaché aangestelde ambtenaren worden aangewezen voor één van de betrekkingen voorbehouden aan de landbouwraden en aan de adjunct-landbouwraden onder de rubriek Vertegenwoordiging in het buitenland van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
De ambtenaren die sinds een ononderbroken periode van ten minste drie jaar aangewezen zijn, kunnen bevorderd worden, door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal, tot één van de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, na het advies van de Directieraad overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het Rijkspersoneel inzake bevorderingen.
Art. 10.Bij de andere diensten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw dan de Vertegenwoordiging in het buitenland, komen de landbouwattachés titularissen van een graad van rang 10 en de adjunct-landbouwattachés niet in aanmerking voor bevordering door verhoging in weddeschaal.
De bevordering van een landbouwattaché door verhoging in de graad in een andere dienst van het Ministerie van Middenstand en Landbouw dan de Vertegenwoordiging in het buitenland maakt van rechtswege een einde aan zijn aanstelling als landbouwattaché.
De bevordering van een adjunct-landbouwattaché door verhoging in de graad in een andere dienst van het Ministerie van Middenstand en Landbouw dan de Vertegenwoordiging in het buitenland maakt van rechtswege een einde aan zijn aanstelling als adjunct-landbouwattaché.
Art. 11.In geval van toepassing van artikel 10, tweede en derde lid, wordt de ambtenaar aangewezen voor de betrekking waarop hij werd bevorderd.
Art. 12.Als aan de aanstelling als landbouwattaché of adjunct-landbouwattaché een einde wordt gemaakt, blijft de betrokken ambtenaar niet langer aangewezen voor een betrekking van de Vertegenwoordiging in het buitenland van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Hij wordt door de Minister die bevoegd is voor Landbouw aangesteld voor één bij het Hoofdbestuur van het Ministerie van Middenstand en Landbouw vacante betrekking van een gelijkwaardige graad, voor zover hij voldoet aan de bijzondere en aanvullende toegangsvoorwaarden en aan de vereiste taalvoorwaarden.
Bij ontstentenis van een vacante betrekking als bedoeld in het vorige lid, wordt hij gebezigd voor het vervullen van taken die in overeenstemming zijn met zijn graad en hem worden toegewezen door de Minister die bevoegd is voor Landbouw en blokkeert hij, ongeacht zijn graad, in de personeelsformatie van het Departement, inclusief de betrekkingen van de Vertegenwoordiging in het buitenland, een betrekking waarvoor een ambtenaar met de graad van ingenieur, van dierenarts, van ingenieur-directeur of van dierenarts-directeur kan worden aangewezen.
Art. 13.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 21 mei 1982 betreffende de landbouwattachés en de adjunct-landbouwattachés;2° het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot aanvulling van het besluit van de Regent van 28 mei 1946 houdende vaststelling van het statuut van de aan sommige diplomatieke posten in het buitenland toegevoegde landbouwattachés, van het besluit van de Regent van 23 januari 1948 houdende inrichtingsreglement van de landbouwattachés, van het koninklijk besluit van 12 april 1973 houdende inrichtingsreglement van de rondreizende landbouwattaché, van het koninklijk besluit van 21 mei 1982 betreffende de landbouwattachés en de adjunct-landbouwattachés, van het koninklijk besluit van 21 mei 1982 tot vaststelling van het aantal landbouwattachés en adjunct-landbouwattachés en van het koninklijk besluit van 21 mei 1982 tot wijziging van de personeelsformatie van het Ministerie van Landbouw.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 7 januari 1998 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Art. 15.Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn belast; ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 16 april 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN