gepubliceerd op 28 april 1998
Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag aan sommige ambtenaren in de rijksbesturen en aan het personeel van de griffies en parketten
16 APRIL 1998. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag aan sommige ambtenaren in de rijksbesturen en aan het personeel van de griffies en parketten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek;
Gelet op de herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 september 1994 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1996 en 4 oktober 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende oprichting en vereenvoudiging, in de griffies en parketten bij de hoven en rechtbanken, van de loopbaan van de graden waarvoor een bijzondere beroepsbekwaamheid is vereist en tot vaststelling van de bezoldigingsregeling ervan en tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de griffies en parketten bij de hoven en rechtbanken en van de attachés in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997;
Gelet op het protocol nr. 264 van 4 juli 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 1997 en 8 december 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 1997 en 14 januari 1998;
Gelet op het protocol nr. 289 van 23 maart 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is, om billijkheidsredenen, de toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag vanaf 1 januari 1996 eveneens toe te kennen aan de ambtenaren in de rijksbesturen titularis van een bijzondere graad behorende tot het niveau 2, 3 of 4;
Overwegende dat om dezelfde redenen deze toelage dient te worden voorzien voor de ambtenaren in de rijksbesturen titularis van een gemene of bijzondere graad behorende tot het niveau 1 of 2+;
Overwegende dat het noodzakelijk is zo vlug mogelijk de toepassings- en toekenningsmodaliteiten te kennen, ten einde de diensten toe te laten de nodige schikkingen te treffen voor de vereffening van deze toelage;
Overwegende dat ook aan het administratief personeel van de griffies en parketten een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag kan worden toegekend en zodoende de toepassings- en toekenningsmodaliteiten zo vlug mogelijk dienen gekend;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Ambtenarenzaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toekenning van een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag aan sommige ambtenaren in de rijksbesturen
Artikel 1.Een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag wordt toegekend : 1° aan de vastbenoemde Rijksambtenaren in de federale ministeries, met uitzondering van de ambtenaren-generaal;2° aan de vastbenoemde ambtenaren van de federale instellingen van openbaar nut, onderworpen aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, met uitzondering van de leidende ambtenaren.
Art. 2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder : 1° "jaarwedde": de wedde of het loon, de eventuele haard- of standplaatstoelage inbegrepen;2° "volledige prestaties": de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt;3° "eerste bevordering": de bevordering door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal in een graad waarvan de betrekking vacant is op de datum van inwerkingtreding van de (nieuwe) personeelsformatie;4° "personeelsformatie": het koninklijk besluit houdende vaststelling van de personeelsformatie, genomen ter uitvoering van de algemene weddeherziening voor de niveaus 2, 3 en 4;5° nieuwe personeelsformatie": het koninklijk besluit houdende vaststelling van de personeelsformatie, genomen ter uitvoering van de algemene weddeherziening voor de niveaus 1 en 2+ of het koninklijk besluit houdende vaststelling van de personeelsformatie, genomen ter uitvoering van de algemene weddeherziening voor de niveaus 4, 3, 2, 2+ en 1;6° "koninklijk besluit van 14 september 1994": het koninklijk besluit van 14 september 1994 houdende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4;7° "koninklijk besluit van 10 april 1995": het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+;8° "koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbanen": het koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de bestuurlijke eenheid tot dewelke zij behoren;9° "koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen": het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden van de bestuurlijke entiteit tot dewelke zij behoren.
Art. 3.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, - titularis van een graad van niveau 2, 3 of 4, die, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de bestuurlijke entiteit tot dewelke zij behoren, een eerste bevordering verkrijgen in toepassing van het koninklijk besluit van 14 september 1994 of van het koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbanen van de niveaus 2, 3 en 4 of van het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen; - titularis van een graad van niveau 1 of 2+, die, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de nieuwe personeelsformatie van de bestuurlijke entiteit tot dewelke zij behoren, een eerste bevordering verkrijgen in toepassing van het koninklijk besluit van 10 april 1995 of van het koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbanen van de niveaus 1 en 2+ of van het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen. § 2. In afwijking van § 1, worden uitgesloten van het voordeel van de in artikel 4 vastgestelde toelage: - de ambtenaren die een eerste bevordering door verhoging in weddeschaal bekomen, die niet onderworpen is aan de vacantverklaring van een betrekking; - de ambtenaren die geslaagd zijn in het examen voor verhoging in weddeschaal en die die weddeschaal verkrijgen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum van het proces-verbaal van afsluiting van dat examen; - de ambtenaren die een eerste bevordering bekomen of bekomen hebben waarvoor een examen is voorgeschreven, dat regelmatig en zonder onderbreking is georganiseerd; - de ambtenaren die een eerste bevordering bekomen of bekomen hebben in toepassing van artikel 60 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel; - de ambtenaren die uit hoofde van hun graad een vlakke loopbaan hebben; - de overgeplaatste ambtenaren die, in hun overheidsdienst van oorsprong, reeds een eerste bevordering hebben bekomen dewelke aanleiding heeft gegeven tot de toekenning van de in artikel 4 bedoelde toelage.
Art. 4.§ 1. Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen de door de ambtenaar bij zijn eerste bevordering verkregen jaarwedde en de jaarwedde die hij genoot in toepassing van het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen of van de conversietabel : - voor de niveaus 2, 3 en 4, in bijlage II van het koninklijk besluit van 14 september 1994 of in bijlage van het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden behorende tot de niveaus 4, 3 en 2; - voor de niveaus 2+ en 1, in bijlage II van het koninklijk besluit van 10 april 1995 of in bijlage van het koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden behorende tot de niveaus 2+ en 1. § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries, geldt eveneens voor de toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag.
Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 5.§ 1. De belanghebbende bekomt het volledig bedrag van de in artikel 4 bepaalde toelage voor zover hij zich gedurende het ganse jaar dat aan zijn bevordering voorafgaat, in de volgende voorwaarden bevindt : 1° als titularis van een ambt met volledige prestaties, het volledig voordeel van zijn geïndexeerde jaarwedde te hebben genoten;2° de voorwaarden te hebben vervuld met betrekking tot de administratieve stand, beoordeling of evaluatie, anciënniteit en de vereisten inzake taal. § 2. Wanneer de belanghebbende als titularis van een ambt met volledige prestaties niet het volledig voordeel van de in § 1, 1°, bedoelde wedde heeft genoten, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rata van het bedrag dat hij werkelijk heeft ontvangen. § 3. Wanneer de belanghebbende niet alle bij § 1, 2°, gestelde voorwaarden vervulde, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rata van het aantal volledige maanden tijdens de welke hij zich werkelijk in alle vereiste voorwaarden bevond. § 4. Wanneer de belanghebbende de eerste bevordering in 1996 heeft bekomen, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld overeenkomstig artikel 4 en de §§ 1 tot 3, gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal volledige maanden verlopen tussen 1 januari 1996 en de datum van bevordering.
Art. 6.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996. HOOFDSTUK II. - Toekenning van een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag aan het personeel van de griffies en parketten
Art. 7.Een toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag wordt toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de griffies en parketten, met uitzondering van de personeelsleden titularis van de graad van directeur, eerste attaché-hoofd van dienst, eerste attaché en attaché.
Art. 8.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder : 1° "jaarwedde": de wedde of het loon, de eventuele haard- of standplaatstoelage inbegrepen;2° "volledige prestaties": de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt;3° "eerste bevordering": de bevordering door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal in een graad, waarvan de betrekking vacant is op de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie;4° "personeelsformatie": de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de personeelsformatie van het personeel van de onderscheiden griffies en parketten.
Art. 9.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 7 die te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de personeelsformatie van de betrokken griffie of parket, een eerste bevordering verkrijgen in toepassing van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende oprichting en vereenvoudiging, in de griffies en parketten bij de hoven en rechtbanken, van de loopbaan van de graden waarvoor een bijzondere beroepsbekwaamheid is vereist en tot vaststelling van de bezoldigingsregeling ervan en tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van het personeel van de griffies en parketten bij de hoven en rechtbanken en van de attachés in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie. § 2. In afwijking van § 1, worden de personeelsleden die een eerste bevordering door verhoging in weddeschaal bekomen, die niet onderworpen is aan de vacantverklaring van een betrekking, uitgesloten van het voordeel van de in artikel 10 vastgestelde toelage.
Art. 10.§ 1. Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen de door het personeelslid bij zijn eerste bevordering verkregen jaarwedde en de jaarwedde die hij genoot. § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries, geldt eveneens voor de toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag.
Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 11.§ 1. De belanghebbende bekomt het volledig bedrag van de in artikel 10 bepaalde toelage voor zover hij zich gedurende het ganse jaar dat aan zijn bevordering voorafgaat, in de volgende voorwaarden bevindt : 1° als titularis van een ambt met volledige prestaties, het volledig voordeel van zijn geïndexeerde jaarwedde te hebben genoten;2° de voorwaarden te hebben vervuld met betrekking tot de beoordeling of evaluatie en anciënniteit. § 2. Wanneer de belanghebbende als titularis van een ambt met volledige prestaties niet het volledig voordeel van de in § 1, 1°, bedoelde wedde heeft genoten, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rata van het bedrag dat hij werkelijk heeft ontvangen. § 3. Wanneer de belanghebbende niet alle bij § 1, 2°, gestelde voorwaarden vervulde, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rata van het aantal volledige maanden tijdens dewelke hij zich werkelijk in alle vereiste voorwaarden bevond. § 4. Wanneer de eerste bevordering vóór 1 december 1997 wordt bekomen, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rata van het aantal volledige maanden verlopen tussen 1 december 1996 en de datum van de bevordering.
Art. 12.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 december 1996. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 13.§ 1. Het recht op de toelage wordt geopend de dag dat de ambtenaar of het personeelslid zich in de vereiste voorwaarden bevindt voor de bevordering. § 2. De toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag wordt in éénmaal betaald. § 3. De toelage ter vereffening van een achterstallig bedrag is onderworpen aan de bijdrage voor het stelsel van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit (sector gezondheidszorgen) en aan de bijzondere bijdrage voor de financiering van het stelsel van de sociale zekerheid.
De toelage is evenwel niet onderworpen aan de inhouding bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen.
Art. 14.Onder voorbehoud van het recht van de belanghebbenden om de geschillen die kunnen rijzen, te laten beslechten door de bevoegde rechtscolleges, regelt de voor ambtenarenzaken bevoegde Minister, na adiëring door de Minister onder wiens gezag de belanghebbende staat, de moeilijkheden van administratieve aard die ten gevolge van de toepassing van de voorgaande bepalingen kunnen ontstaan.
Art. 15.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 16 april 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT