gepubliceerd op 23 september 1997
Koninklijk besluit tot uitvoering van de protestwet van 3 juni 1997, tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1997 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1957 betreffende de uitvoering van artikel 38, tweede lid, en van artikel 42 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes
15 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit tot uitvoering van de protestwet van 3 juni 1997, tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1997 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1957 betreffende de uitvoering van artikel 38, tweede lid, en van artikel 42 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de protestwet van 3 juni 1997, inzonderheid op de artike- len 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10;
Gelet op de wet van 10 juni 1997 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 juli 1957 betreffende de uitvoering van artikel 38, tweede lid, en van artikel 42 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juni 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, van 27 juni 1997;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 27 juni 1997 over de aanvraag tot advies door de Raad van State binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 augustus 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën.
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient men onder « wet » te verstaan, de protestwet van 3 juni 1997.
Art. 2.De centrale depositaris bedoeld in artikel 2 van de wet, is het Herdiscontering- en Waaborginstituut, opgericht bij het koninklijk besluit nr. 175 van 13 juni 1935 houdende instelling van een Herdiscontering- en Waarborginstituut.
Art. 3.De protestakte bedoeld in artikel 3 van de wet wordt opgemaakt overeenkomstig het voorbeeld van bijlage I bij dit besluit.
Art. 4.De protestakte bedoeld in artikel 6 van de wet wordt opgemaakt overeenkomstig het voorbeeld van bijlage II bij dit besluit.
Art. 5.Het bericht bedoeld in artikel 4 van de wet wordt opgesteld overeenkomstig het voorbeeld bij bijlage III bij dit besluit. Dit bericht kan langs electronische weg worden bezorgd.
Het bericht bedoeld in artikel 7 van de wet wordt opgesteld overeenkomstig het voorbeeld bij bijlage IV bij dit besluit.
Art. 6.De mededeling bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet geschiedt door een door de gerechtsdeurwaarder eensluidend verklaard afschrift van de protestakte aangetekend toe te zenden aan het Herdiscontering- en Waarborginstituut.
De inschrijving door het Herdiscontering- en Waarborginstituut in het repertorium bedoeld in artikel 9 van de wet geschiedt na ontvangst van die zending en onder voorbehoud van betaling, door middel van een gekruiste cheque op naam van het Herdiscontering- en Waarborginstituut, van de bijdrage vastgelegd in artikel 8, eerste lid, van dit besluit en van de registratierechten vastgelegd in artikel 157 van het Wetboek der Registratie, Hypotheek- en Griffierechten.
Het Herdiscontering- en Waarborginstituut deelt binnen veertien dagen na de inschrijving waarvan sprake is in het vorige lid aan de gerechtsdeurwaarder het aan de protestakte toegewezen repertoriumnummer mee. De gerechtsdeurwaar schrijft dit nummer op de originele protestakte.
Art. 7.Het toezenden van de attesten van betaling bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet geschiedt door een aangetekende zending aan het Herdiscontering- en Waarborginstituut.
Het attest van betaling wordt geregistreerd na ontvangst van de zending en onder voorbehoud van betaling, door middel van een gekruiste cheque op naam van het Herdiscontering- en Waarborginstituut, van de bijdrage vastgelegd in artikel 8, tweede lid.
Art. 8.Voor iedere protestakte opgemaakt overeenkomstig de wet, is een bijdrage van 527 frank verschuldigd aan het Herdiscontering- en Waarborginstituut.
Telkens als een protest niet wordt bijgeschreven op de tabel met de protesten van de geaccepteerde wisselbrieven en van de orderbriefjes, bedoeld in artikel 443 van de wet van 18 april 1851 op het faillissement, bankbreuk en de opschorting van betaling, doordat het Herdiscontering- en Waarborginstituut de betaling van het geprotesteerde effect heeft vastgesteld of ervan op de hoogte is gesteld, is aan de laatstgenoemde een bijdrage van 280 frank verschuldigd.
Met ingang van 1 januari 1998, worden deze bedragen op 1 januari van elk jaar gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het gewijzigde bedrag wordt verkregen met volgende formule : de bijdrage wordt vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het rekenkundig gemiddelde is van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de maanden augustus tot en met november van het voorgaande jaar en waarvan de noemer het rekenkundig gemiddelde is van de indexcijfers van de consumptieprijzen van de maanden augustus tot en met november van het jaar van inwerkingtreding van dit besluit.
Bij de vaststelling van het bedrag van de bijdragen worden de frankgedeelten naar boven of beneden afgerond tot op één frank naargelang de tienden al dan niet vijf bereiken.
De in het eerste en tweede lid vastgestelde bijdragen dienen betaald te worden in handen van het Herdiscontering- en Waarborginstituut of worden, voor wat de protesten betreft opgemaakt overeenkomstig hoofdstuk II van de wet, aan het Instituut bezorgd door de gerechtsdeurwaarder. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1957 betreffende de uitvoering van artikel 38, tweede lid en van artikel 42 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes
Art. 9.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1957 betreffende de uitvoering van artikel 38, tweede lid, en van artikel 42 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes wordt vervangen door volgende bepaling : « De instelling waar wisselbrieven en orderbriefjes geldig kunnen worden aangeboden overeenkomstig artikel 38, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes is de Verrekeningskamer gevestigd bij de Nationale Bank van België, voor zover de hiernavolgende voorwaarden vervuld zijn.
De aanduiding op een wisselbrief of een orderbriefje van een bankrekeningnummer, geopend op naam van de debiteur in de boeken van een kredietinstelling die lid is van de Verrekeningskamer bij de Nationale Bank van België of die erin vertegenwoordigd is, maakt dit effect uitsluitend betaalbaar in de Verrekeningskamer.
De aanbieding ter betaling moet gebeuren door of door toedoen van een lid van de Verrekeningskamer. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 10.De wet van 10 juni 1997 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten, met uitzondering van artikel 14 ervan, alsmede dit besluit treden in werking voor de effecten die ter betaling worden aangeboden vanaf 23 september 1997.
Artikel 14 van de wet van 10 juni 1997 is voor de eerste maal van toepassing op de protesten die geregistreerd worden in oktober 1997.
Art. 11.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld