gepubliceerd op 07 januari 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor seizoen- en gelegenheidswerk
15 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor seizoen- en gelegenheidswerk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 oktober 1991;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor seizoen- en gelegenheidswerk.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 3 oktober 1991, Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1991.
Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 september 2001 Vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor seizoen- en gelegenheidswerk (Overeenkomst geregistreerd op 24 oktober 2001 onder het nummer 59338/CO/145) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitsluiting van de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het aanleggen en onderhouden van parken en tuinen en de champignonteelt, en op hun als arbeider of arbeidster tewerkgesteld gelegenheidspersoneel zoals bepaald in artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. HOOFDSTUK II. - Lonen
Art. 2.§ 1. Op 1 januari 2001 zijn volgende minimumuurlonen van toepassing op het in artikel 1 bedoelde gelegenheidspersoneel : - bloemen- en sierplanten : 7,0350 EUR; - groenten - tuinbouwzaden - truffel - druiventeelt : 6,4155 EUR - boomkwekerijen : 7,8780 EUR; - bosboomkwekerijen : 7,8100 EUR; - fruitteelt : 6,4155 EUR. § 2. De minimumuurlonen van de minderjarige werklieden en werksters worden als volgt vastgesteld : 17 jaar = 85 pct. 16 jaar = 70 pct. 15 jaar = 55 pct. van het uurloon van de werklieden en werksters van 18 jaar en ouder van dezelfde categorie. § 3. De in § 1 vermelde minimumlonen en de werkelijk betaalde lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 december 1995 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 maart 1996. HOOFDSTUK III. - Eindejaarspremie
Art. 3.Het in artikel 1 bedoelde gelegenheidspersoneel, dat in de loop van de referteperiode, lopende van 1 januari tot 31 december van het jaar, minstens vijftig dagen aangegeven op de plukkaart heeft in één of meerdere in artikel 1 bedoelde ondernemingen, heeft vanaf 1 januari 2001, ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf, recht op een eindejaarspremie van 124 EUR. De praktische uitkeringsmodaliteiten van de eindejaarspremie worden bepaald door de raad van beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf. HOOFDSTUK IV. - Syndicale premie
Art. 4.Het in artikel 1 bedoelde gelegenheidspersoneel dat aangesloten is bij één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, heeft vanaf 1 januari 2001, ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf, recht op een syndicale premie van 12,40 EUR indien het recht heeft op een eindejaarspremie zoals bedoeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Bijzondere bepalingen
Art. 5.De artikelen die in de 1e, 8e en 10e rij van de volgende tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de eerste kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de tweede kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK VI. - Geldigheid
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het seizoen- en gelegenheidswerk.
Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzegging van ten minste drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 oktober 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX