gepubliceerd op 25 mei 2022
Koninklijk besluit nr. 2bis tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders
15 MEI 2022. - Koninklijk besluit nr. 2bis tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit koninklijk besluit strekt ertoe om, door middel van een nieuw genummerd koninklijk besluit 2bis, het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018, met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 2") aan te vullen, om een oplossing uit te werken voor een delicate juridische situatie die is veroorzaakt door een aantal rechtsvorderingen gericht tegen de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de caféhouders en de kleine caféhouders, bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "het Wetboek").
Deze rechtsvorderingen voor de afdeling geschillen van de Raad van State leiden tot rechtsonzekerheid zowel voor de administratie als voor de betrokken belastingplichtigen, met name wat de vaststelling van de maatstaf van heffing van de door die belastingplichtigen verrichte handelingen betreft.
Er moet hoe dan ook worden op gewezen dat de reglementering inzake de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag geleidelijk zal verdwijnen. Artikel 10 van de wet van 27 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2021 pub. 31/12/2021 numac 2021043628 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven sluiten houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde dat artikel 56, §§ 6 en 7, van het Wetboek wijzigt, voorziet immers dat een aan de normale belastingregeling of een aan de in artikel 56bis van het Wetboek bedoelde vrijstellingsregeling van de belasting onderworpen belastingplichtige, sinds 1 januari 2022 niet meer voor die regeling kan opteren (artikel 56, § 6, eerste lid, van het Wetboek). Dat is evenzeer het geval voor de belastingplichtige die zijn economische activiteit aanvangt vanaf 1 januari 2022 (artikel 56, § 6, tweede lid, nieuw, van het Wetboek). Die regeling zal trouwens voor het geheel van de belastingplichtigen die er al aan onderworpen waren vóór 1 januari 2022 niet meer van toepassing zijn vanaf 1 januari 2028 (artikel 56, § 7, van het Wetboek).
Sinds nagenoeg veertig jaar past de administratie, overeenkomstig artikel 56, § 1, van het Wetboek, na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen en per bedrijfssector, in het kader van de vereenvoudigingsregeling bedoeld in dat artikel de forfaitaire grondslagen van aanslag toe voor de toepassing van de btw (dergelijke forfaitaire grondslagen van aanslag bestaan ook inzake directe belastingen overeenkomstig artikel 342, § 1, tweede lid, van het Wetboek van inkomstenbelastingen - WIB 92).
Die forfaitaire grondslagen van aanslag worden elk jaar, na dat overleg, door de administratie gepubliceerd in twee fasen. Een eerste publicatie heeft betrekking op de voorlopige forfaitaire grondslagen van aanslag, gebaseerd op die van het voorafgaande jaar. Een tweede publicatie heeft betrekking op de definitieve grondslagen van aanslag.
In voorliggend geval blijkt dat er nagenoeg systematisch geen enkel verschil is tussen de voorlopige en de definitieve grondslagen.
Recent werd een beroep tot nietigverklaring ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State door een federatie van caféhouders met betrekking tot de administratieve "circulaire" inzake de caféhouders (in essentie de publicatie door de administratie) voor het jaar 2020. Een vergelijkbaar beroep werd trouwens door dezelfde federatie ingesteld met betrekking tot hetzelfde forfait voor het jaar 2021.
Bij arrest nr. 251.520 van 17 september 2021, heeft de Raad van State, zonder zich uit te spreken over de grond van de zaak, voor recht gezegd dat: - artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (dat betrekking heeft op de beroepen met betrekking tot reglementaire besluiten) wordt miskend wanneer een circulaire, waarvan is vastgesteld dat ze reglementair van aard is, niet werd voorgelegd aan het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State (eigen vertaling); - het bestreden besluit (de "circulaire" met betrekking tot het forfait van caféhouders en kleine caféhouders) heeft wel degelijk een reglementaire draagwijdte. Het werd evenwel niet voor advies voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State en bevat bovendien geen enkele rechtvaardiging van de spoedeisendheid die de tegenpartij eventueel had kunnen vrijstellen van die adviesaanvraag (eigen vertaling); - bijgevolg, wordt de forfaitaire regeling inzake btw voor de caféhouders - jaar 2020 (F 2020/4-24) vernietigd, (...) het verzoek tot handhaving van de gevolgen van het bestreden besluit door de tegenpartij [is bovendien] niet gegrond (eigen vertaling).
Rekening houdend met het feit dat de "circulaire" reglementair van aard is, heeft de administratie die, onder handtekening van de minister van Financiën, voor advies voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State overeenkomstig artikel 3, § 1, van de voormelde wetten op de Raad van State.
In het advies nr. 70.713/3 van 29 december 2021, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State geweigerd die "circulaire" te onderzoeken, op grond van de volgende redenen: - de forfaitaire regeling weliswaar uitgevaardigd als een circulaire, maar ze heeft een reglementair karakter; - die werkwijze houdt een miskenning in van de voornoemde wetsbepaling, die inhoudt dat alle reglementaire besluiten in beginsel aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State moeten worden voorgelegd; - die onwettigheid kan niet worden geremedieerd door de forfaitaire regeling, nog steeds in de vorm van een circulaire, als dusdanig aan de afdeling Wetgeving om advies voor te leggen. De afdeling Wetgeving is immers niet bevoegd om over dergelijke circulaires advies te geven, zelfs indien ze, zoals in dit geval, een regelgevend karakter vertonen; - eerst moet de forfaitaire regeling worden omgewerkt tot een ontwerp van koninklijk besluit of eventueel een ontwerp van ministerieel besluit. Dat veronderstelt uiteraard onder meer dat voor dat ontwerpbesluit en geëigende rechtsgrond voorhanden is, die in de aanhef van dat besluit moet worden vermeld. Pas daarna kan - en moet - dat ontwerpbesluit om advies worden voorgelegd aan de afdeling Wetgeving.
Om aan deze kritiek van de Raad van State tegemoet te komen, wenste de minister van Financiën deze regeling betreffende de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders in een ministerieel besluit op te nemen, op basis van artikel 9 van koninklijk besluit nr. 2, dat tegelijkertijd werd gewijzigd om een dergelijk ministerieel besluit te kunnen nemen.
Over deze twee ontwerpen (ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde en ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders) zijn respectievelijk advies nr. 71.268/3 en advies nr. 71.271/3 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State uitgebracht, beide op 25 april 2022.
In het kader van die twee adviezen overweegt de Raad van State dat "Het regelen van de "praktische toepassingsmodaliteiten" van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 wat betreft de vaststelling van de forfaitaire grondslagen kan evenwel niet als een maatregel van bijkomstige of detailmatige aard worden beschouwd. Zoals blijkt uit het ontwerp van ministerieel besluit `tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders' waarover de Raad van State eveneens om advies werd gevraagd (adviesaanvraag nr. 71.271/3) wordt aldus aan de minister de bevoegdheid gegeven om te bepalen op wie de regeling van toepassing is, en wat de belastbare grondslag voor de forfaitaire belastingregeling is. Een dergelijke aangelegenheid moet evenwel in een koninklijk besluit worden geregel.". De Raad van State concludeert dat "de machtiging aan de minister om de praktische toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 te bepalen wat betreft de vaststelling van de forfaitaire grondslagen geen doorgang kan vinden en dat de in het voormelde ontwerp van ministerieel besluit vervatte regeling die hieraan uitvoering geeft, moet worden omgewerkt tot een ontwerp van koninklijk besluit".
Overeenkomstig deze adviezen van de Raad van State en haar rechtspraak met betrekking tot deze problematiek, maken de modaliteiten voor de berekening van de forfaitaire grondslagen voor de caféhouders en de kleine caféhouders het voorwerp uit van dit koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit houdt voor wat de tekst ervan betreft, rekening met de zeer beperkte opmerkingen geformuleerd door de afdeling Wetgeving van de Raad van State in haar advies met nr. 71.271/3 met betrekking tot de inhoud van de tekst van het ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders.
De regeling opgenomen in dit koninklijk besluit is, op de paar kleine wijzigingen na om de tekst inhoudelijk in overeenstemming te brengen met het voormelde advies van de Raad van State, volledig identiek aan de tekst van het voormelde ministerieel besluit dat het voorwerp heeft uitgemaakt van het advies van de Inspectie van Financiën van 11 maart 2022, de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting van 23 maart 2022 en van het voormelde advies van de Raad van State. Om die reden wordt er aldus in de aanhef van dit besluit dan ook uitsluitend verwezen naar de betrokken adviezen en werden er geen nieuwe adviezen of akkoorden aangevraagd.
Aangezien dit besluit de omzetting in een koninklijk besluit is van de administratieve circulaire betreffende de forfaitaire regeling voor caféhouders en kleine caféhouders voor het jaar 2020 (omzendbrief F 2020/4-24), die op dezelfde wijze wordt toegepast voor de volgende jaren (2021 en 2022), zal de hiernavolgende toelichting beperkt blijven tot een uiteenzetting van de belangrijke beginselen van deze regeling. Voor het overige wordt verwezen naar deze circulaire zelf, gepubliceerd op Fisconetplus. De cijfers die als basis dienen voor de berekening van de verschillende elementen van de maatstaf van heffing voor de handelingen van caféhouders en kleine caféhouders zijn het resultaat van overleg tussen de administratie en de betrokken sectoren overeenkomstig artikel 56, § 1, eerste lid, inleidende zin, van het Wetboek. Zij zijn nooit het voorwerp geweest van specifieke betwistingen omtrent hun relevantie, met uitzondering van de bovengenoemde beroepen die zijn ingesteld door een federatie die, voor de forfaitaire regelingen 2020 en 2021, zich niet bereid had verklaard deel te nemen aan de onderhandelingen over de vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor deze sector.
Toelichting bij de artikelen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen (artikelen 1 tot en met 4) Artikel 1 van het ontwerp omschrijft het voorwerp van dit besluit, namelijk de regels die de berekeningswijze bepalen van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor caféhouders en kleine caféhouders, overeenkomstig de bepalingen van artikel 56 van het Wetboek en koninklijk besluit nr. 2.
Artikel 2 definieert de begrippen caféhouder en kleine caféhouder voor de toepassing van dit besluit. Kleine caféhouders vormen een subcategorie van de caféhouders. Het zijn dus ook exploitanten van inrichtingen waar overwegend alcoholhoudende of niet-alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd en ze zijn onderworpen aan de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag bedoeld in artikel 56 van het Wetboek.
Om voor deze subregeling in aanmerking te komen, moeten de kleine caféhouders bijkomend voldoen aan verschillende voorwaarden die verband houden met het totaalbedrag van hun aankopen van koude dranken in het voorafgaande kalenderjaar, de winstmarge die zij daarop toepassen en de aard van de dranken die zij verkopen (niet uitsluitend of vrijwel uitsluitend warme dranken en geen frisdranken door middel van post-of premixinstallaties).
In artikel 3 worden de optiemodaliteiten vastgesteld voor kleine caféhouders die van de regeling de forfaitaire grondslagen van aanslag wensen gebruik te maken (schriftelijk of stilzwijgend uitgeoefende optie in hun periodieke aangifte en geldig voor het gehele kalenderjaar).
Artikel 4 sluit handelingen van bijzondere aard van de toepassing van de forfaitaire regeling uit. Dergelijke handelingen betreffen onder meer bars met diensters, drankslijterijen waar op bepaalde tijdstippen (bv. tijdens het optreden van een muziekkorps) consumpties tegen een hogere prijs wordt verkocht en de hotel- en restauranthouders, zelfs wanneer zij een afzonderlijk café exploiteren. Voor deze specifieke exploitanten is echter voorzien dat zij, in overleg met de administratie, in aanmerking kunnen komen voor een bijzonder individueel forfait. HOOFDSTUK 2. - Berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de kleine caféhouders (artikelen 5 tot en met 11) Dit hoofdstuk 2 bevat de regels voor de vaststelling van de maatstaf van heffing voor de verkopen door kleine caféhouders.
In artikel 5 wordt het toepassingsgebied ratione personae van deze subregeling vastgelegd (de kleine caféhouders en de caféhouders die uiterlijk op 31 december 2021 hun activiteit hebben aangevangen binnen een kleinschalige uitbating die voldoen aan de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde met betrekking tot de aankopen van koude dranken in het voorafgaande kalenderjaar.
Het wordt ter zake gepreciseerd dat de regeling voor de kleine caféhouders van toepassing is in hoofde van die caféhouders die hun activiteit ten laatste op 31 december 2021 hebben aangevangen (en die geen "kleine caféhouders" zijn in de zin van dit besluit omdat ze niet in staat zijn een bepaald bedrag aan aankopen van koude dranken in het voorafgaande kalenderjaar aan te tonen), wanneer ze de administratie daartoe verzoeken in dezelfde vorm als voorzien in artikel 3, tweede lid, voor de overgang van de regeling voor de kleine caféhouders naar de algemene regeling voor de caféhouders.
Artikel 6 bepaalt dat de overeenkomstig de volgende bepalingen berekende omzet met vijftien procent wordt verhoogd wanneer het bedieningsgeld in de in het tarief vermelde prijs is begrepen.
In afdeling 1 (Koude en warme dranken) van dit hoofdstuk 2 (artikelen 7 en 8) wordt de berekeningswijze vastgelegd voor de maatstaf van heffing voor leveringen van koude en warme dranken (omschreven in artikel 7), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen bier in vaten en andere dranken. Deze berekening wordt gemaakt door de aankoopprijs van deze dranken of van de voor de bereiding ervan benodigde producten met een bepaalde coëfficiënt te vermenigvuldigen. De aankoopprijs is de grondslag waarop de belasting werd of had moeten worden geheven op het tijdstip van de aankoop of invoer. Bij aankoop tegen een "inclusief btw"-prijs (bv. bij een kleine detailhandelaar) is de aankoopprijs gelijk aan de totale aankoopprijs verminderd met de btw die daarin is begrepen. Afdeling 2 (Kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren en
gekookte eieren) van hoofdstuk 2 (de artikelen 9 en 10) legt de berekening van de maatstaf van heffing vast voor leveringen van kleine eetwaren (omschreven in artikel 9), geleverd door kleine caféhouders.
Voor al deze kleine eetwaren is er één enkele coëfficiënt, vastgelegd op 2,2. Afdeling 3 (Sterke dranken) van hoofdstuk 2 (artikel 11) bepaalt hoe
de maatstaf van heffing voor de levering van alcoholhoudende dranken, andere dan bier in vaten, moet worden berekend. De maatstaf van heffing wordt berekend door het aantal gekochte flessen per soort alcoholhoudende drank te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles (dat varieert naargelang de inhoudsmaat van de fles) en met de eenheidsprijs per glas.
Voor andere dan de hierboven bedoelde handelingen, die worden verricht in het kader van de activiteit van caféhouder en waarvoor de uitreiking van een factuur niet verplicht is, is de belastingplichtige overeenkomstig artikel 14, § 2, 3°, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: "koninklijk besluit nr. 1") verplicht de ontvangsten uit deze handelingen, met inbegrip van het eventuele bedieningsgeld, dagelijks in het dagboek van ontvangsten op te nemen. Worden bedoeld : - de levering in het café van "lichte" maaltijden, zoals zelfgemaakte soepen, croques (monsieur, madame, hawaïaanse), kroketten (van garnalen, vlees, gevogelte, kaas), vol-au-vent, belegde broodjes (met inbegrip van hamburgers, hot-dogs, pittas), deegwaren, pizza's, quiches en andere gekruide taarten, koude salades, bereide eieren, pannenkoeken en andere bereide of gekochte nagerechten; - de levering in het café van "lichte" maaltijden bij plechtigheden (bijvoorbeeld uitvaartmaaltijden) of feesten; - de levering in het café van door de caféhouder aangekochte wijn in vaten, alsmede de door de caféhouder zelf bereide vruchtensappen; - de verhuur van roerende goederen of de opbrengst van ontspanningstoestellen (biljart, jukebox, enz.), die eigendom zijn van de caféhouder of die door hem in huur worden genomen.
Voor de eerste twee categorieën van handelingen is bovendien de aflevering van een rekening of een ontvangstbewijs verplicht. HOOFDSTUK 3. - Berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de caféhouders (artikelen 12 tot en met 24) Dit hoofdstuk 3 regelt de berekeningswijze van de gewone regeling voor caféhouders. In de verschillende afdelingen wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten producten die in deze inrichtingen worden verkocht. Afdeling 1 (Bier in vaten) van hoofdstuk 3 (artikelen 13 tot en met
15) stelt de berekening van de maatstaf van heffing vast voor de levering van bier in vaten.Artikel 14 bepaalt dat deze berekening gebeurt door per type glas het aantal aangekochte liters te vermenigvuldigen met een vermenigvuldiger (die staat voor het werkelijk aantal glazen dat bij een normale tap kan worden geserveerd per liter bier) en met de eenheidsprijs per glas. De verschillende soorten glazen worden onderscheiden naar gelang hun inhoud (20, 25 en 33 centiliter). In dit kader moet de belastingplichtige, onder toezicht van de administratie, het percentage van elke gebruikte soort van glazen aangeven en een gemeenschappelijke vermenigvuldiger vaststellen die op al zijn verkopen van toepassing is.
Artikel 15 bepaalt de regels waarmee rekening moet worden gehouden voor de vaststelling van de eenheidsprijs per glas, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het al dan niet bestaan van een eenheidsprijs per glas naargelang de inhoud van het glas (20, 25 of 33 centiliter). Afdeling 2 (Flessenbier) van hoofdstuk 3 (artikel 16) stelt de
berekening van de maatstaf van heffing vast voor de levering van bier in flessen, zonder onderscheid te maken tussen Belgisch bier en vreemd bier. Deze maatstaf van heffing wordt berekend door, per soort bier in flessen, het aantal gekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles (dat varieert naargelang de inhoudsmaat van de fles) en met de eenheidsprijs per glas. Afdeling 3 (Waters, limonade, coladranken, melkdranken, vruchten- en
groentesappen) van hoofdstuk 3 (artikel 17) legt de berekening van de maatstaf van heffing vast voor leveringen van koude, alcoholvrije dranken in flessen, zoals water, limonade, cola- of melkdranken, vruchten- en groentesappen. Ook deze berekening wordt verkregen door het aantal aangekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles (dat varieert naar gelang de inhoudsmaat van de fles) en met de eenheidsprijs per glas voor elk soort drank. Voor vruchten- en groentesappen kan de forfaitaire regeling slechts worden toegepast wanneer ze niet zelf door de caféhouder werden bereid en mits de flessen of dozen niet meer dan één consumptie bevatten. Afdeling 4 (Wijnen, aperitieven, portowijnen en sterke dranken) van
hoofdstuk 3 (artikel 18) stelt de berekening van de maatstaf van heffing vast voor leveringen van andere alcoholhoudende dranken. Deze maatstaf van heffing wordt berekend door het aantal aangekochte flessen per soort alcoholhoudende drank te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles (dat varieert naargelang de inhoudsmaat van de fles). Afdeling 5 (Koffie) van hoofdstuk 3 (artikel 19) stelt de berekening
van de maatstaf van heffing vast voor leveringen van koffie (filterkoffie, espresso of koffiekoppen). Deze maatstaf van heffing wordt berekend door het aantal aangekochte kilo's koffie te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per kilogram koffie (dat varieert naargelang de soort consumptie) en met de eenheidsprijs per consumptie. Voor de levering van aangekochte bereide filterkoffie wordt de maatstaf van heffing verkregen door het aantal aangekochte filterkoffies te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs op het tijdstip van verkoop.
De afdelingen 6 tot en met 9 van hoofdstuk 3 (artikelen 20 tot en met 23) stellen de berekening van de maatstaf van heffing vast voor leveringen van thee, bouillon, vooraf bereide soepen en kleine niet zelf bereide eetwaren.In ieder geval wordt de maatstaf van heffing verkregen door het aantal aangekochte producten te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs (voor de koppen bouillon wordt dit bekomen door het aantal aangekochte liters bouillon-extract te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per liter extract en de eenheidsprijs per consumptie). Afdeling 10 (Frisdranken en spuitwater getapt door middel van post- of
premixinstallaties) van hoofdstuk 3 (artikel 24) legt de berekening van de maatstaf van heffing vast voor de levering van frisdranken en spuitwater die worden getapt door middel van post- of premixinstallaties.
Premix (of voormengsel) verwijst naar een kant-en-klare alcoholvrije drank die gewoonlijk is verpakt in vaten. Het voormengsel zelf is identiek aan hetzelfde merk drank dat in flessen of blikjes wordt verkocht, en is reeds koolzuurhoudend. De koolzuurhoudende drank wordt door een premix-dispenser geleid, die hem koelt alvorens hem via een drukcompenserende klep of kraan te verdelen. De postmix verwijst naar het systeem waarbij een gearomatiseerde siroop (concentraat) van de koolzuurhoudende drank aan de caféhouder wordt verkocht, gewoonlijk in een herbruikbare tank of een wegwerp zak-in-doos container. De koolzuurhoudende drank wordt vervolgens op vraag gemengd uit de postmix-siroop, gekoeld en gezuiverd water en koolzuurgas (uit een gasfles), en wordt gewoonlijk uit een frisdrankfontein of spuitpistool verdeeld.
Voor dranken die via postmix-installaties worden getapt, wordt de maatstaf van heffing verkregen door per soort drank het aantal aangekochte vaten te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per vat (dat varieert naargelang de inhoudsmaat van het vat) en met de eenheidsprijs per glas en de eenheidsprijs van de consumptie. Wat betreft het tappen van spuitwater via dit systeem, wordt de maatstaf van heffing verkregen door het aantal verbruikte liters water, verkregen door het verschil in de meterstand van de waterteller aan het begin en het eind van het kwartaal, verminderd met de vijfenzeventig liter spoelwater en het aantal liters water toegevoegd aan de siropen, te vermenigvuldigen met vijf en met de eenheidsprijs van het glas van ongeveer twintig centiliter.
Voor dranken die via premixinstallaties worden getapt, wordt de maatstaf van heffing verkregen door het aantal aangekochte liters per soort drank te vermenigvuldigen met vijf en met de eenheidsprijs van een glas van ongeveer twintig centiliter. Gezien de aard van deze installaties wordt het verkregen bedrag verminderd met één procent voor verliezen die verband houden met het gebruik van deze installaties. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de caféhouders en de kleine caféhouders (artikelen 25 tot en met 30) Hoofdstuk 4 van dit besluit bevat de gemeenschappelijke bepalingen voor beide regelingen (caféhouders en kleine caféhouders).
Artikel 25 herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 14, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 1, caféhouders die onder de forfaitaire regeling vallen, een inkomend facturenboek moeten bijhouden. Het stelsel van forfaitaire grondslagen van aanslag stelt de belastingplichtigen niet vrij van deze verplichting. Het model voor dit facturenboek, dat specifiek is voor deze regeling (rekening houdend met de aard van de producten en het forfaitaire karakter van de vaststelling van de aan belasting onderworpen omzet), is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.
Artikel 26 stelt dat de omzet, zoals bepaald overeenkomstig de twee voorgaande hoofdstukken, wordt berekend met behulp van berekeningsbladen waarvan het model is opgenomen in de bijlagen 2 en 4 van dit besluit. Deze berekeningsbladen worden als boekhoudkundig stuk bewaard.
Bovendien moeten caféhouders (en kleine caféhouders) op het gebied van boekhouding ook: - desgevallend een boek voor uitgaande facturen houden voor de leveringen waarvoor een factuur wordt uitgereikt; - desgevallend een dagboek van ontvangsten houden voor de inschrijving van de verkopen aan particulieren die niet door onder de forfaitaire regeling vallen (zie hierboven); - bij gebruik van een kasregister, de dubbels van de kasbons en/of de controlebanden bewaren en deze stukken op ieder verzoek van de ambtenaren van de Administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde, zonder verplaatsing ter inzage voorleggen; - van zijn leveranciers ontvangen creditnota's registeren.
In het laatste geval mag het bedrag van de creditnota's voor de vaststelling van de omzet overeenkomstig dit besluit alleen van de aankoopprijs worden afgetrokken bij: - terugzending van goederen of verpakkingen waarover bij de levering btw in rekening is gebracht; - verbetering van een fout in de facturering; - een prijsvermindering toegekend na verzending van de factuur, wanneer de kwaliteit of de staat van de verkochte goederen niet overeenstemt met de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen of wanneer de fabrikant of de groothandelaar geldelijk heeft ingegrepen in de door de caféhouder toegekende prijsverminderingen voor specifieke reclameactiviteiten.
Tenslotte moet er op gewezen worden dat, indien de administratie, bij een controle uitgevoerd bij de belastingplichtige, vaststelt dat de voormelde boekhoudkundige verplichtingen niet zijn nagekomen, zij bij de vaststelling van de omzet van caféhouders of kleine caféhouders niet meer aan de onderhavige reglementering gebonden is.
Artikel 27 van het ontwerp bepaalt dat caféhouders die de basisregeling volgen (regeling voor caféhouders) ook een prijslijst van de in het café aangerekende prijzen en van de prijswijzigingen die zich in de loop van het jaar hebben voorgedaan (met vermelding van de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden), moeten opstellen en als verantwoordingsstuk moeten bewaren.
In artikel 28 wordt het huishoudelijk verbruik van de caféhouder forfaitair vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt al naargelang de samenstelling van het huishouden van de exploitant. Dit verbruik wordt in mindering gebracht van de forfaitaire omzet.
Artikel 29 voorziet in de verplichting de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde onmiddellijk in kennis te stellen wanneer hij de voorwaarden van zijn exploitatie zodanig wijzigt dat hij niet langer aan de voorwaarden voor de toepassing van deze forfaitaire regeling voldoet.
Artikel 30 voorziet in een uitsluitingsgrond ten aanzien van deze regeling voor caféhouders of kleine caféhouders die andere maaltijden dan kleine niet zelf bereide eetwaren of andere dan lichte maaltijden verstrekken waarvan zij de ontvangsten in hun dagboek van ontvangsten moeten opnemen. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen De artikelen 31 en 32 leggen de inwerkingtreding vast van dit besluit.
Krachtens artikel 31 zijn de door dit besluit vastgelegde forfaitaire grondslagen van aanslag van toepassing op handelingen verricht vanaf 1 januari 2020 et blijven zij van toepassing tot dit besluit wordt gewijzigd. Artikel 32 bepaalt derhalve dat dit besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2020.
Deze terugwerkende kracht wordt verantwoord door het fundamenteel rechtsherstellende karakter van deze bepalingen.
De berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag zijn voor caféhouders en kleine caféhouders opgenomen in een voor elk jaar opnieuw gepubliceerde en desgevallend bijgewerkte circulaire. De circulaire voor het jaar 2020 werd om formeel-juridische redenen vernietigd door de Raad van State en ook de circulaire voor het jaar 2021 zal waarschijnlijk om dezelfde redenen worden vernietigd. Bij gebrek aan remediëring van dit formeel-juridisch probleem, bestaat er uiteraard een risico dat elke nieuwe circulaire opnieuw om dezelfde redenen zou worden vernietigd, wat op zich niet alleen geen goed bestuur uitmaakt, maar bovendien afbreuk doet aan de rechtszekerheid voor alle betrokkenen.
De bedoeling van dit besluit is om een einde te stellen aan de fundamentele toestand van rechtsonzekerheid met betrekking tot de correcte berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouder vanaf het jaar 2020 en voor alle jaren die daarop volgen. Daartoe zal de rechtstoestand zoals die voor alle betrokkenen bestond vóór de vernietiging van de circulaire(s) door de Raad van State om formeel-juridische redenen inhoudelijk ongewijzigd worden hersteld.
Sinds 1 januari 2020 zijn de berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag, in het bijzonder met betrekking tot de regeling van toepassing op de caféhouders en de kleine caféhouders, hoe dan ook ongewijzigd gebleven ondanks het feit dat die berekeningsmodaliteiten overeenkomstig artikel 56 van het Wetboek en de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 2, jaarlijks voor herziening vatbaar worden verklaard.
Door dit herstel van de rechtstoestand met ingang van 1 januari 2020 wordt niet alleen de rechtszekerheid voor alle betrokkenen hersteld, maar worden bovendien de individuele rechten van met name de belastingplichtigen die de betrokken regeling toepassen op geen enkele manier aangetast. De bepalingen van de circulaire die reglementair van aard zijn worden immers ongewijzigd opgenomen in dit besluit.
De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft deze benadering aanvaard in punt 5.4. van zijn voormeld advies nr. 71.271/3, met betrekking tot het ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor de caféhouders en de kleine caféhouders.
Alle betrokken belastingplichtigen met inhoudelijke grieven ten aanzien van de berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen voor caféhouders of kleine caféhouders, kunnen die aldus bij voortduur laten gelden voor de ter zake bevoegde rechtscolleges.
Belastingplichtigen die zich hebben gebaseerd op de inhoud van de circulaire om zich van hun btw-verplichtingen te kwijten onder de regeling van forfaitaire grondslagen voor de caféhouders en kleine caféhouders wordt aldus de zekerheid geboden dat hun werkwijze juridisch wordt gehonoreerd. Aldus wordt op geen enkele manier afbreuk gedaan aan verworven rechten van belastingplichtigen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM
ADVIES 71.271/3 VAN 25 APRIL 2022 OVER EEN ONTWERP VAN MINISTERIEEL BESLUIT "TOT VASTSTELLING VAN DE FORFAITAIRE GRONDSLAGEN VAN AANSLAG INZAKE DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE VOOR CAFEHOUDERS EN KLEINE CAFEHOUDERS" Op 28 maart 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van ministerieel besluit "tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders".
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 19 april 2022. De kamer was samengesteld uit Wilfried Van Vaerenbergh, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Tim Corthaut, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Koen Muylle, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 april 2022. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van besluit van de minister van Financiën strekt ertoe de berekeningswijze te bepalen van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de caféhouders en de kleine caféhouders overeenkomstig de bepalingen van artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna: Btw-wetboek) en artikel 9 van het koninklijk besluit nr.2 van 19 december 2018 "met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde" (artikel 1 van het ontwerp).
In hoofdstuk 1 van het ontwerp (artikelen 1 tot 4) wordt bepaald wie als caféhouder en kleine caféhouder wordt beschouwd (artikel 2), wordt voor kleine caféhouders in de mogelijkheid voorzien om volgens de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders te worden belast (artikel 3) en worden "speciale exploitaties" uitgesloten van de toepassing van het te nemen besluit (artikel 4).
In hoofdstuk 2 van het ontwerp (artikelen 5 tot 11) wordt de berekening geregeld van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor kleine caféhouders. Daarbij wordt in een regeling voorzien voor koude en warme dranken (artikelen 7 en 8), voor kleine niet door de caféhouder bereide etenswaren en gekookte eieren (artikelen 9 en 10), en voor sterke dranken (artikel 11).
In hoofdstuk 3 van het ontwerp (artikelen 12 tot 24) wordt de berekening geregeld van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de overige caféhouders. Daarbij wordt in een regeling voorzien voor bier in vaten (artikelen 13 tot 15), voor flessenbier (artikel 16), voor waters, limonade, coladranken, melkdranken, vruchten- en groentesappen (artikel 17), voor wijnen, aperitieven, portowijnen en sterke dranken (artikel 18), voor koffie (artikel 19), thee (artikel 20) en bouillon (artikel 21), voor ingekochte vooraf bereide soepen (artikel 22), voor kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren en gekookte eieren (artikel 23) en voor frisdranken en spuitwater getapt door middel van post- of premixinstallaties (artikel 24).
Hoofdstuk 4 van het ontwerp (artikelen 25 tot 30) bevat een aantal gemeenschappelijke bepalingen voor de caféhouders en de kleine caféhouders, met betrekking tot het facturenboek (artikel 25), de berekeningsbladen (artikel 26), de prijzentabel (artikel 27), het eigen verbruik (artikel 28), het niet langer voldoen aan de voorwaarden voor de ontworpen regeling (artikel 29) en de uitsluiting van caféhouders of kleine caféhouders die andere maaltijden serveren (artikel 30).
In hoofdstuk 5 van het ontwerp (artikelen 31 en 32) wordt de inwerkingtreding van het te nemen besluit geregeld.
Bijlage 1 bij het ontwerp bevat een model van het boek voor inkomende facturen. Bijlage 2 bevat een model van berekeningsblad voor caféhouders, met in bijlage 3 de toelichting. Bijlage 4 bevat een model van berekeningsblad voor kleine caféhouders, met in bijlage 5 een toelichting.
Rechtsgrond 3. Voor het ontwerp wordt rechtsgrond gezocht in artikel 9 van het koninklijk besluit nr.2 van 19 december 2018 "met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde", zoals dat vervangen zou worden door het koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijke besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde wat de vaststelling van de forfaitaire grondslagen betreft" waarover de Raad van State eveneens om advies werd gevraagd (adviesaanvraag nr. 71.268/3).
Zoals wordt opgemerkt in advies nr. 71.268/3 dat vandaag over het laatstgenoemde ontwerp wordt gegeven, kan de in die bepaling vervatte machtiging aan de minister om de praktische toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 te bepalen wat betreft de vaststelling van de forfaitaire grondslagen niet worden aanvaard. Bijgevolg moet de in het ontwerp vervatte regeling die aan die machtiging uitvoering wil geven worden omgewerkt tot een ontwerp van koninklijk besluit, dat dan rechtsgrond vindt in artikel 56 van het Btw-wetboek.
De opmerkingen die hieronder volgen, worden gemaakt onder dat voorbehoud.
Algemene opmerkingen 4. De berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor kleine caféhouders en caféhouders gebeurt door de inkoopprijs van bepaalde producten te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt of door aan te nemen dat een fles of een vat een bepaald aantal consumpties oplevert. De Raad van State beschikt niet over de nodige gegevens om te beoordelen of de gebruikte aannames overeenstemmen met de gebruikelijke bedrijfsvoering van caféhouders en kleine caféhouders. 5.1. Uit de artikelen 31 en 32 van het ontwerp vloeit voort dat het te nemen besluit met terugwerkende kracht uitwerking heeft op (lees: met ingang van) 1 januari 2020 en dat de forfaitaire grondslagen van aanslag zoals bepaald in dit besluit van toepassing zijn op de handelingen verricht vanaf 1 januari 2020. 5.2. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten enkel toelaatbaar is ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.
Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt. 5.3. Zoals blijkt uit het verslag aan de Koning bij het ontwerp waarover de Raad van State vandaag het voormelde advies nr. 71.268/3 geeft, wordt met de terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 beoogd de situatie te verhelpen die is ontstaan door de vernietiging van de Forfaitaire regeling inzake btw 2020 - FO4-24 Caféhouders door de Raad van State bij arrest nr. 251.520 van 17 september 2021 (1). In dat verslag aan de Koning wordt dienaangaande onder meer het volgende gesteld: "Zoals in detail werd uiteengezet in de toelichting met betrekking tot artikel 1 van het ontwerp zijn alle berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders opgenomen in een voor elk jaar opnieuw gepubliceerde en desgevallend bijgewerkte circulaire. De circulaire voor het jaar 2020 werd om formeel-juridische redenen vernietigd door de Raad van State en ook de circulaire voor het jaar 2021 zal waarschijnlijk om dezelfde redenen worden vernietigd. Bij gebrek aan remediëring van dit formeel-juridisch probleem, bestaat er uiteraard een risico dat elke nieuwe circulaire opnieuw om dezelfde redenen zou worden vernietigd, wat op zich niet alleen geen goed bestuur uitmaakt, maar bovendien afbreuk doet aan de rechtszekerheid voor alle betrokkenen.
De bedoeling van de combinatie van dit koninklijk besluit met het bijhorende ministerieel besluit is om een einde te stellen aan de fundamentele toestand van rechtsonzekerheid met betrekking tot de correcte berekeningsmodaliteiten van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouder vanaf het jaar 2020 en voor alle jaren die daarop volgen. Daartoe zal de rechtstoestand zoals die voor alle betrokkenen bestond vóór de vernietiging van de circulaire(s) door de Raad van State om formeel-juridische redenen inhoudelijk ongewijzigd worden hersteld." 5.4. In beginsel kan aan een belasting geen terugwerkende kracht worden gegeven, omdat zo aan een verkregen situatie wordt geraakt.
In dit geval is het echter in het voordeel van de caféhouders en de kleine caféhouders dat ze een forfaitaire aangifte kunnen doen. De vernietiging van de voormelde Forfaitaire regeling inzake btw 2020 - FO4-24 betekende immers niet dat ze geen belasting verschuldigd waren, maar enkel dat ze niet langer konden kiezen voor de forfaitaire regeling, ofschoon die in veel gevallen gunstiger uitvalt.
Aangezien de terugwerkende kracht die mogelijkheid voor de caféhouders en kleine caféhouders herstelt, en de ontworpen regeling inhoudelijk identiek is aan de regeling die werd vernietigd, zodat er ook voor wie kiest voor de forfaitaire regeling geen nieuwe lasten ontstaan, kan de terugwerkende kracht worden gebillijkt met het oog op de rechtszekerheid.
Onderzoek van de tekst Artikel 2 6. In de Nederlandse tekst van artikel 2, tweede lid, 3°, van het ontwerp schrijve men "bijna uitsluitend" (in plaats van "in hoofdzaak"), zodat die bepaling beter aansluit bij de Franse tekst ervan ("quasi exclusivement"). Artikel 15 7. In de Nederlandse tekst van artikel 15, § 2, eerste lid, van het ontwerp schrijve men "de drie soorten van glazen". Artikel 25 8. In de Nederlandse tekst van artikel 25 moet de datum van het koninklijk besluit nr.1, namelijk 29 december 1992, nog worden vermeld.
De griffier, A. Truyens Le greffier, A. Truyens _______ Nota (1) RvS 17 september 2021, asbl Fédération des cafés de Belgique e.a.
15 MEI 2022. - Koninklijk besluit nr. 2bis tot vaststelling van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake de belasting over de toegevoegde waarde voor caféhouders en kleine caféhouders (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 56, § 5, vervangen bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018040549 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031626 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen sluiten;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 maart 2022;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 23 maart 2022;
Gelet op het advies nr. 71.271/3 van de Raad van State, gegeven op 25 april 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Op de voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de caféhouders en de kleine caféhouders overeenkomstig de bepalingen van artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit worden de exploitanten van inrichtingen waar overwegend alcoholhoudende of niet-alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd en die onderworpen zijn aan de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag bedoeld in artikel 56 van het Wetboek, als caféhouders beschouwd.
Voor de toepassing van dit besluit worden als kleine caféhouders beschouwd, de caféhouders die aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° zij hebben in de loop van het voorafgaande kalenderjaar geen koude dranken aangekocht voor meer dan 17.400 euro, exclusief btw; 2° zij hebben op deze dranken geen brutowinst gerealiseerd van meer dan: a) honderdvijfenzestig pct.van de aankoopprijs voor wat het vatbier betreft; b) tweehonderdvijfendertig pct.van de aankoopprijs voor wat de andere koude dranken betreft; 3° zij serveren niet uitsluitend of niet bijna uitsluitend koffie of andere warme dranken;4° zij verkopen geen frisdranken door middel van post- of premixinstallaties.
Art. 3.De kleine caféhouders kunnen, wanneer ze hiertoe de wil laten kennen, belast worden volgens de forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders voor zover zij aan de voorwaarden voldoen gesteld in die regeling.
Deze optie wordt schriftelijk gericht aan de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder de belastingplichtige ressorteert, of stilzwijgend in de eerste kwartaalaangifte van het kalenderjaar. Deze optie bindt de belastingplichtige voor het ganse kalenderjaar.
Art. 4.Dit besluit is niet van toepassing op speciale exploitaties zoals bars met diensters of drankslijterijen waar de consumpties op bepaalde tijdstippen tegen hogere prijzen worden verkocht en de hotel- en restauranthouders, zelfs indien ze een afzonderlijke gelagzaal uitbaten.
De belastingplichtigen bedoeld in het eerste lid kunnen niettemin, in akkoord met de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder zij ressorteren en onder toezicht van de administratie, een individuele forfaitaire regeling volgen. Indien geen akkoord wordt bereikt, past de belastingplichtige de normale belastingregeling toe. HOOFDSTUK 2. - Berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de kleine caféhouders
Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing op kleine caféhouders alsook op caféhouders die uiterlijk op 31 december 2021 hun activiteit hebben aangevangen binnen een kleinschalige uitbating die voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2, tweede lid, 2° tot en met 4°, wanneer zij hun voornemen dienaangaande te kennen hebben gegeven overeenkomstig de in artikel 3, tweede lid, bedoelde modaliteiten.
Art. 6.De omzet van kleine caféhouders, berekend op forfaitaire basis overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk wordt, wanneer in de prijs vermeld op de aangeplakte prijstabel bedieningsgeld begrepen is, verhoogd met vijftien pct. Afdeling 1. - Koude en warme dranken
Art. 7.Voor de toepassing van deze afdeling worden bedoeld als koude en warme dranken: 1° bieren, aangekocht in vaten of flessen;2° water, limonade, coladranken, melkdranken, andere siropen dan postmix, vruchten- en groentesappen;3° wijnen, portowijnen en aperitieven aangekocht in flessen;4° koffie, geserveerd als filter of in een kop, thee, bouillon en vooraf bereide soepen. Deze afdeling heeft geen betrekking op gedistilleerde dranken en wijnen aangekocht in vaten.
Art. 8.De belastbare opbrengst van het serveren van koude en warme dranken in het café wordt forfaitair bekomen door de inkoopprijs van de dranken of van de voor de bereiding van de dranken benodigde producten te vermenigvuldigen met: 1° 2,55 voor bier in vaten;2° 3,2 voor de andere koude en warme dranken. De belastbare opbrengst van het serveren van espresso's wordt bepaald overeenkomstig artikel 19.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde coëfficiënt houdt rekening met een verlies bij het tappen van bier van 4 pct. Afdeling 2. - Kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren
en gekookte eieren
Art. 9.Voor de toepassing van deze afdeling worden bedoeld als kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren: 1° chocolade;2° niet zelfgebakken wafels;3° chips, kleine koekjes, chewing-gum, nootjes;4° suikerwaren;5° allerlei worsten, niet toebereid of verwarmd door de caféhouder;6° pekelharing;7° aangekocht roomijs, als dusdanig wederverkocht zonder bijzondere service.
Art. 10.De belastbare opbrengst van het verschaffen in het café van kleine niet zelf door de caféhouder bereide eetwaren en van gekookte eieren, wordt forfaitair vastgesteld door de inkoopprijs van deze eetwaren te vermenigvuldigen met 2,2. Afdeling 3. - Sterke dranken
Art. 11.De belastbare opbrengst van het serveren van sterke dranken wordt bekomen door, per dranksoort, het aantal aangekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per glas.
Het aantal consumpties per fles sterke drank wordt bepaald als volgt: 1° voor flessen met een inhoud van één liter, zevenennegentig centiliter en zesennegentig centiliter: twintig consumpties;2° voor flessen met een inhoud van vijfenzeventig of zeventig centiliter: vijftien consumpties;3° voor flessen met een inhoud van vijftig centiliter: tien consumpties. HOOFDSTUK 3. - Berekeningswijze van de forfaitaire grondslagen van aanslag inzake btw voor de caféhouders
Art. 12.Wat caféhouders betreft, wordt de vastgestelde en aangeplakte eenheidsprijs, inclusief btw en bedieningsgeld, in aanmerking genomen voor de bepaling van de omzet, berekend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. Afdeling 1. - Bier in vaten
Art. 13.De toepassing van de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag bedoeld in deze afdeling is afhankelijk van het gebruik door de caféhouder van normale brouwerijglazen van drieëndertig of vijfentwintig centiliter, al dan niet voorzien van het merkteken, of van glazen van ongeveer twintig centiliter.
Art. 14.§ 1. De belastbare opbrengst van het serveren van bier in vaten wordt bekomen door, per biersoort, het aantal aangekochte liters bier te vermenigvuldigen met het aantal normale brouwerijglazen zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per glas.
Het aantal normale brouwerijglazen, dat bij een normale tap kan worden geserveerd per aangekochte liter bier, wordt bepaald als volgt: 1° voor de normale brouwerijglazen van het type drieëndertig centiliter: drie glazen;2° voor de normale brouwerijglazen van het type vijfentwintig centiliter: vier glazen;3° voor de normale brouwerijglazen van het type twintig centiliter: vijf glazen. Voor de in de eerste en tweede leden bedoelde berekening, wordt een verlies van 4 pct. aanvaard. Dit verlies wordt in mindering gebracht op de tijdens het kwartaal aangekochte hoeveelheden vatbier. § 2. Wanneer verschillende types normale brouwerijglazen worden gebruikt, doet de belastingplichtige, onder de controle van de administratie, aangifte van het percentage van ieder type gebruikte glazen en leidt een gemeenschappelijke vermenigvuldiger af, resulterend uit de som van het aantal glazen, per gebruikte glassoort, zoals bepaald in paragraaf 1, tweede lid, maal het overeenkomstige percentage van het respectievelijke gebruik van die glazen.
Art. 15.§ 1. De in aanmerking te nemen eenheidsprijs per glas is deze welke werkelijk in het café toegepast wordt, inclusief btw en het eventuele bedieningsgeld, en in het dranklokaal is aangeplakt ingevolge de voorschriften van de Federale Overheidsdienst Economie. § 2. Wanneer op de prijstabel geen onderscheid wordt gemaakt tussen de glazen bier met een inhoud van drieëndertig centiliter en van vijfentwintig of twintig centiliter, wordt voor de drie soorten van glazen de prijs van de tabel toegepast.
Wanneer in afwijking van het eerste lid de prijstabel een verschillende prijs aanduidt voor het in glazen van drieëndertig centiliter en in glazen van vijfentwintig of twintig centiliter geserveerd bier, worden voor de berekening van de belastbare opbrengst eenheidsprijzen in aanmerking genomen bepaald als volgt: 1° bij gebruik voor negentig tot honderd pct.van glazen van drieëndertig centiliter: de aangeduide prijs voor glazen van drieëndertig centiliter; 2° bij gebruik voor negentig tot honderd pct.van glazen van vijfentwintig of twintig centiliter: de aangeduide prijs voor glazen van vijfentwintig of twintig centiliter; 3° bij gebruik voor meer dan vijftig pct., zonder negentig pct. te bereiken, van glazen van drieëndertig centiliter: de voor de glazen van drieëndertig centiliter aangeduide prijs verminderd met één derde van het prijsverschil tussen de glazen van drieëndertig centiliter en van vijfentwintig of twintig centiliter; 4° bij gebruik voor meer dan vijftig pct., zonder negentig pct. te bereiken van glazen van vijfentwintig of twintig centiliter: de voor de glazen van vijfentwintig of twintig centiliter aangeduide prijs vermeerderd met één derde van het prijsverschil tussen de glazen van drieëndertig centiliter en van vijfentwintig of twintig centiliter; 5° bij gebruik van vijftig pct.van glazen van drieëndertig centiliter en van vijfentwintig of twintig centiliter: het gemiddelde van de aangeduide prijzen van de glazen van drieëndertig centiliter en van vijfentwintig of twintig centiliter.
Indien op de prijstabel drie verschillende prijzen worden aangeduid voor het in glazen van drieëndertig centiliter, vijfentwintig centiliter en twintig centiliter geserveerd bier, dan zal de eenheidsprijs worden bepaald met inachtname van de gegevens vermeld in het tweede lid en de prijzen aangeduid voor de glazen van drieëndertig centiliter en vijfentwintig centiliter. Afdeling 2. - Flessenbier
Art. 16.De belastbare opbrengst van het bier geschonken uit flessen wordt bekomen door, per biersoort, het aantal aangekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per glas.
Het aantal consumpties per fles wordt bepaald als volgt: 1° voor kleine flessen van een derde liter of een vierde liter: één consumptie per fles;2° voor flessen van twee derde liter: per fles twee consumpties in glazen van drieëndertig centiliter of twee en een halve consumptie in glazen van vijfentwintig centiliter;3° voor flessen van drie vierde liter: per fles twee en een halve consumptie in glazen van drieëndertig centiliter of drie consumpties in glazen van vijfentwintig centiliter. Wanneer op de prijstabel een eenheidsprijs is bepaald voor de consumptie van een fles die in haar geheel geserveerd wordt, dan wordt het aantal ingekochte en aldus geserveerde flessen vermenigvuldigd met de eenheidsprijs. Afdeling 3. - Waters, limonade, coladranken, melkdranken,
vruchten- en groentesappen
Art. 17.De belastbare opbrengst van het serveren van water, limonade, coladranken, melkdranken, niet zelf bereide vruchten- en groentesappen, wordt bekomen door, per dranksoort, het aantal aangekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per glas.
Het aantal consumpties per fles wordt bepaald als volgt: 1° voor kleine flessen: één consumptie per fles;2° voor flessen van twee derde liter: drie consumpties per fles;3° voor flessen van drie vierde liter: vier consumpties per fles;4° voor flessen van negentig centiliter tot één liter: vijf consumpties per fles;5° voor flessen van anderhalve liter: acht consumpties per fles. Voor vruchten- en groentesappen geldt de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag enkel wanneer ze niet zelf door de caféhouder werden bereid en mits de flessen of dozen niet meer dan één consumptie bevatten. Afdeling 4. - Wijnen, aperitieven, portowijnen en sterke dranken
Art. 18.De belastbare opbrengst van de uit flessen geschonken wijnen, aperitieven, portowijnen en sterke dranken, wordt bekomen door, per dranksoort, het aantal aangekochte flessen te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per fles zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per glas.
Het aantal consumpties per fles wordt bepaald als volgt: 1° voor wijn: zes consumpties per fles van zeventig centiliter en acht consumpties per fles van een liter;2° voor portowijnen: negen consumpties per fles van tweeënzeventig centiliter;3° voor aperitieven: twaalf consumpties per fles van zesennegentig centiliter en negen consumpties per fles van tweeënzeventig centiliter;4° voor sterke dranken: overeenkomstig artikel 11. De bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag geldt niet voor de wijnen die door de caféhouder in vaten werden aangekocht. Afdeling 5. - Koffie
Art. 19.De belastbare opbrengst van de door de caféhouder geschonken koffiefilters, koffie-espresso's of koppen koffie, wordt bekomen door het aantal aangekochte kilo's koffie te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per kilogram koffie zoals bepaald in het tweede lid en de eenheidsprijs per consumptie.
Het aantal consumpties per kilogram wordt bepaald als volgt: 1° voor koffiefilters: zeventig filters per kilogram koffie;2° voor espresso's: honderdtweeënveertig espresso's per kilogram koffie;3° voor koppen koffie: honderdvijfenzeventig koppen per kilogram koffie. Voor het serveren van aangekochte bereide koffiefilters wordt de belastbare opbrengst bekomen door het aantal aangekochte koffiefilters te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs per consumptie. Afdeling 6. - Thee
Art. 20.De belastbare opbrengst van de geserveerde consumpties thee wordt bekomen door het aantal aangekochte theebuiltjes te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs per consumptie. Afdeling 7. - Bouillon
Art. 21.De belastbare opbrengst van de door de caféhouder geschonken koppen bouillon wordt bekomen door het aantal aangekochte liters bouillon-extract te vermenigvuldigen met honderd consumpties per liter extract en de eenheidsprijs per consumptie. Afdeling 8. - Ingekochte vooraf bereide soepen
Art. 22.De belastbare opbrengst van de geserveerde consumpties soep wordt bekomen door het aantal aangekochte zakjes te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs per consumptie. Afdeling 9. - Kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren
en gekookte eieren
Art. 23.De belastbare opbrengst van de geserveerde kleine niet door de caféhouder bereide eetwaren en van gekookte eieren wordt bekomen overeenkomstig artikel 10. Afdeling 10. - Frisdranken en spuitwater getapt door middel
van post- of premixinstallaties
Art. 24.§ 1. De belastbare opbrengst van het serveren van frisdranken wordt bekomen door, per dranksoort, het aantal aangekochte vaten te vermenigvuldigen met het aantal consumpties per vat zoals bepaald in het tweede lid en met de eenheidsprijs per glas.
Het aantal consumpties per vat wordt bepaald als volgt: 1° voor vaten van vijf liter: honderdvijfenzestig consumpties per glas van achttien centiliter, honderdvijftig consumpties per glas van twintig centiliter of honderdvijfentwintig consumpties per glas van vijfentwintig centiliter;2° voor vaten van tien liter: driehonderddertig consumpties per glas van achttien centiliter, driehonderd consumpties per glas van twintig centiliter of tweehonderdveertig consumpties per glas van vijfentwintig centiliter;3° voor vaten van twintig liter: zeshonderdvijfenzestig consumpties per glas van achttien centiliter, zeshonderd consumpties per glas van twintig centiliter of vierhonderdtachtig consumpties per glas van vijfentwintig centiliter; § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare opbrengst van het serveren van spuitwater bekomen door het aantal verbruikte liters water, zijnde het verschil in meterstand van de waterteller bij het begin en het einde van het kwartaal, te verminderen met vijfenzeventig liter spoelwater en het aantal liters water toegevoegd aan de siropen, en dit verschil te vermenigvuldigen met vijf en de eenheidsprijs per glas van ongeveer twintig centiliter. § 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare opbrengst van het serveren van frisdranken getapt door middel van premixinstallaties bekomen door, per dranksoort, het aantal aangekochte liters frisdrank te vermenigvuldigen met vijf en de eenheidsprijs per glas van ongeveer twintig centiliter, verminderd met één pct. ingevolge verliezen bij het gebruik van dergelijke installaties. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de caféhouders en de kleine caféhouders
Art. 25.De aan de in dit besluit bedoelde regeling onderworpen caféhouders en de kleine caféhouders houden, overeenkomstig artikel 14, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 1, van 29 december 1992, met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, een inkomend facturenboek waarvan het model is opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.
Art. 26.De omzet van de caféhouders en de kleine caféhouders wordt overeenkomstig het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 3 berekend door middel van berekeningsbladen waarvan het model is opgenomen in de bijlagen 2 en 4 van dit besluit.
De in het eerste lid bedoelde berekeningsbladen worden als verantwoordingsstuk in de boekhouding van de belastingplichtige bewaard.
Art. 27.De caféhouders die de in hoofdstuk 3 bedoelde regeling volgen, maken en bewaren als verantwoordingsstuk een tabel op van de prijzen die in het café worden toegepast, alsook van elke wijziging van de prijzen in de loop van het jaar met vermelding van de datum waarop deze wijziging in werking is getreden.
Art. 28.Het omzetcijfer met betrekking tot het serveren van bier in vaten van gewone kwaliteit bepaald overeenkomstig de artikelen 7, 13 en 14 wordt verminderd met het eigen verbruik van de exploitant, zijn gezin en zijn personeel en wordt vastgesteld als volgt: 1° voor de exploitant: vijfenzeventig liter per kwartaal;2° voor het gezin van de exploitant: vijfenzeventig liter per kwartaal voor de echtgeno(o)t(e), vijfentwintig liter per kwartaal voor het eerste kind ten laste en twaalf en een halve liter per kwartaal en per persoon voor ieder ander persoon ten laste van het gezin;3° voor het personeel van de exploitant: maximum één liter per werkelijk gepresteerde volledige werkdag.
Art. 29.De caféhouder of de kleine caféhouder die zijn exploitatie zodanig wijzigt dat hij niet meer voldoet aan de voorwaarden van dit besluit stelt de bevoegde dienst van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert daarvan onmiddellijk in kennis.
Art. 30.De caféhouder of de kleine caféhouder die andere dan in de artikelen 9 en 23 bedoelde kleine bereide maaltijden serveert of andere dan lichte maaltijden waarvoor hij overeenkomstig artikel 14, § 2, 3°, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, dagelijks de ontvangsten van deze handelingen in het ontvangstenboek inschrijft, is uitgesloten van de bijzondere regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor caféhouders en kleine caféhouders. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 31.De forfaitaire grondslagen van aanslag zoals bepaald in dit besluit zijn van toepassing op de handelingen verricht vanaf 1 januari 2020 en blijven van toepassing tot dit besluit wordt gewijzigd.
Art. 32.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 33.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 mei 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type wet prom. 15/12/2013 pub. 24/12/2013 numac 2013024436 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake landbouw sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2013, ed. 1;
Wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018040549 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031589 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie type wet prom. 30/07/2018 pub. 10/08/2018 numac 2018031626 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2018;
Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, ed 4;
Koninklijk besluit nr. 2 van 19 december 2018 met betrekking tot de forfaitaire regeling inzake belasting over de toegevoegde waarde, Belgisch Staatsblad van 31 december 2018, ed. 1;
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld