gepubliceerd op 24 augustus 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de vorming en opleiding
15 MEI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de vorming en opleiding (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de vorming en opleiding.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 mei 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2003 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 18 februari 2004 onder het nummer 69885/CO/142.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen Bijdragen voor risicogroepen
Art. 2.In uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996, wordt de inning van 0,15 pct., voorzien in het nationaal akkoord 2001-2002 van 10 mei 2001 (artikel 10) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd.
Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 2003 en 2004 bestemd voor het "Tewerkstellingsfonds".
Definitie van risicogroepen
Art. 3.§ 1. Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolde arbeiders, arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en werklieden van 45 jaar en ouder.
Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en de bepalingen rond werkzekerheid - artikel 5 - uit het nationaal akkoord van 15 mei 2003).
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds, dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen Educam begeleidingsmaatregelen zal voorstellen. § 2. In het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 10 mei 2001 werd binnen de bestaande Educamwerking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd. Deze cel dient zich te richten op het afstemmen van vraag en aanbod in de sector (onder meer via een vacaturebank).
Daarenboven dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ontslag bedreigde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - met behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.
Conform het nationaal akkoord 2003-2004 van 15 mei 2003 zal de werking van deze sectorale tewerkstellingscel worden geëvalueerd door een paritaire werkgroep.
In dit kader dient Educam na te gaan in welke mate binnen de coördinerende taak van de sectorale tewerkstellingscel reeds bestaande instrumenten zoals arbeidsbemiddeling, loopbaanadvies, outplacement en erkenning van verworven competenties kunnen worden geïntegreerd. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk te begeleiden gebruik makend van de reeds bestaande instrumenten.
Alternerend opleidingssysteem
Art. 4.In het kader van de opleiding van de deeltijdse leerplichtigen engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming Bijdragen voor permanente vorming
Art. 5.Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,15 pct. van de brutolonen, voorzien in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 10 mei 2001 en afgesloten voor onbepaalde duur.
Opdrachten aan Educam
Art. 6.De basisopdracht van Educam omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden; - het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - de kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - het voeren van een promotiebeleid rond Educam-producten en dienstverlenging, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, alsook ten aanzien van de opleidingsfactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van Educam als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen. - de samenwerking tussen Educam en de bediendesector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen; - het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven.
Naast het erkennen van opleidingen dient Educam ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplan in door Educam erkende opleidingen voorziet en indien ze gevolgd worden door een competentietest in het kader van de certificering, dan dient daarover voorafgaand en/of in het kader van het opleidingsplan een akkoord te bestaan tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig). In geval van negatieve testresultaten wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëringsopleiding aan te bieden.
De ondertekenende partijen bevelen aan om op bedrijfsniveau : - overleg te plegen met de ondernemingsraad, bij ontstentenis met de vakbondsafvaardiging omtrent de permanente vorming; - de geleverde inspanningen inzake permanente vorming te plannen en maximaal te spreiden over alle arbeiders; - overleg te plegen met Educam omtrent de opleidingsnoden. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid Duur
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2005, met uitzondering van artikel 2 en 5 die geldig zijn voor onbepaalde duur en die kunnen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 mei 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN