gepubliceerd op 04 mei 2022
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2020, gesloten in het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven, betreffende de lonen
15 MAART 2022. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2020, gesloten in het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven, betreffende de lonen (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2020, gesloten in het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven, betreffende de lonen.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 maart 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2020 Lonen (Overeenkomst geregistreerd op 18 maart 2021 onder het nummer 163734/CO/202.01) "Overeenkomstig artikel 14 van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités worden, voor wat betreft de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de handtekeningen van de personen die deze aangaan namens de werknemersorganisaties enerzijds en namens de werkgeversorganisaties anderzijds, vervangen door de, door de voorzitter en de secretaris ondertekende en door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering." HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven. § 2. Met "bedienden" worden de mannelijke en vrouwelijke bedienden bedoeld. HOOFDSTUK II. - Loonschalen
Art. 2.§ 1. De sociale partners sluiten zich aan bij de doelstelling van de kaderrichtlijn 2000/78 zoals die werd omgezet in Belgisch recht in de antidiscriminatie wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie sluiten die elke vorm van discriminatie verbiedt op grond van leeftijd, geslacht, ras, filosofische overtuiging, enzovoort. § 2. Tevens is ook de gelijke beloning van mannen en vrouwen voor een gelijke of gelijkwaardige arbeid vervat in de richtlijn 2006/54/EG en verder uitgewerkt in de Resolutie van het Europees Parlement van 24 mei 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid (2011/2285(INI)). § 3. De sociale partners verwoorden ook nadrukkelijk de wil dat de omzetting van de leeftijdsbarema's sociaal neutraal en kostenneutraal dient te zijn; tevens plaatsen zij de omzetting van de leeftijdsbarema's van de sector binnen de traditie van goed sociaal overleg in de sector, waarbij gestreefd wordt naar de grootst mogelijke rechtszekerheid voor alle betrokken werknemers en werkgevers. § 4. Het is van collectief belang dat er transparante en objectieve loonschalen bestaan die paritair overlegd zijn, temeer de minimum baremalonen veelal de reële lonen zijn voor de werknemers in de sector. § 5. Daarom kiezen de sociale partners ervoor een sectoraal verloningsmechanisme te hanteren dat is gebaseerd op twee pijlers; met name de functie/functie-inhoud enerzijds en de opgebouwde ervaring anderzijds. § 6. Loongroei wordt bepaald door een systeem van progressie in de loonschaal op basis van opgebouwde ervaring.
Sectorloonschalen geven de contouren aan van de minimumgroei en kunnen op bedrijfsvlak gepersonaliseerd/gedifferentieerd worden. De minimumgroei in loon die op sectorvlak voorzien wordt, beloont enerzijds de loyaliteit aan de onderneming en anderzijds de opgedane ervaring en/of de ervaringsgroei. § 7. Sociale partners refereren naar het arrest Cadman waarin het Europees Hof oordeelt dat het loonsysteem rekening houdt met de lengte van het dienstverband, waarvan vaststaat dat het disproportioneel nadeliger is voor vrouwen dan voor mannen. Niettemin herhaalt het Hof de bestaande jurisprudentie (in het bijzonder arrest Danfoss, C-109/889) dat zegt dat beloning gebaseerd op ervaring een objectief gerechtvaardigd systeem is en daarbij het gebruik van de duur van het dienstverband een aangewezen middel is. (De werkgever hoeft het gebruik van dit beloningssysteem niet speciaal te rechtvaardigen, tenzij de werknemer bewijs aandraagt dat dit beloningssysteem onrechtvaardig is.) § 8. De sociale partners zijn van mening dat de Europese discriminatieverboden in geen geval een sociale achteruitgang tot gevolg hebben.
De loonschalen hebben tot doel alle werknemers gelijk(waardig) te behandelen en ongelijke behandeling op basis van directe en indirecte persoonskenmerken te voorkomen.
De sociale partners uit de sector willen voorkomen dat er met betrekking tot het loon van de werknemers andere discriminaties situaties zouden ontstaan die ook tegen het discriminatieverbod indruisen en die negatief kunnen uitpakken op de arbeidssituatie van vrouwen, jongeren, deeltijdsen, werkzoekenden op de arbeidsmarkt, enz. § 9. Gezien de specifieke karakteristieken van de sector (een sector met een groter aandeel aan vrouwen, deeltijds werkenden en jeugdige werknemers) in vergelijking met de gehele arbeidsmarkt, vinden de sociale partners van de sector het noodzakelijk om eventuele discriminaties te voorkomen door middel van gelijkschakeling met beroepservaring van andere relevante ervaringen die de werknemers hebben verworven en die van belang zijn voor vrouwen, voor herintreders, voor deeltijds werkenden en voor oudere werknemers.
De sociale partners oordelen dat een te beperkende interpretatie van het begrip beroepservaring aanleiding kan geven tot onder meer discriminatie op grond van geslacht zoals eerder gesteld door het Hof van Justitie.
Men kan immers objectief vaststellen dat vrouwelijke werknemers geregeld minder beroepservaring opbouwen door diverse oorzaken van tijdelijke schorsing die verband houden met zwangerschap en familiale omstandigheden. Vrouwen werken meer periodes deeltijds en hebben meestal een onvolledige loopbaan. Vrouwen hebben gemiddeld 12 jaar minder anciënniteit dan mannen over hun ganse loopbaan. § 10. De gelijkstelling van schorsingsperiodes beoogt in de mate van het mogelijke indirecte discriminatie te bestrijden. Om die zelfde reden worden periodes van deeltijdse arbeid qua ervaringsopbouw gelijkgeschakeld met periodes van voltijdse arbeid. § 11. De sociale partners oordelen dat de huidige situatie op de arbeidsmarkt gekarakteriseerd wordt door mobiliteit en periodes van transitie. Werknemers bewegen zich van onderwijs naar werk, naar outplacement, naar werkloosheid, naar vorming en opleiding en opnieuw naar werk of naar periodes van onderbreking van de loopbaan omwille van zorg-situaties, enz. Ervaring, zowel op technisch vlak als wat betreft brede menselijke competenties wordt dus niet uitsluitend opgebouwd doorheen de beroepsactiviteit, maar doorheen de geschetste parcours. § 12. De sociale partners erkennen dat er een gevaar van discriminatie dreigt voor diverse groepen die in het vangnet van de sociale zekerheid belanden. Typisch voor de handelssector is dat jongeren, oudere werknemers en werklozen dreigen gediscrimineerd te worden.
Uitgangspunt is dat deze specifieke groepen onvrijwillig in het sociale zekerheidsstelsel belanden en bij een nieuwe tewerkstelling en/of herintreding hiervan geen nadeel mogen ondervinden.
De sociale partners onderschrijven dat een te beperkte interpretatie van het begrip beroepservaring aanleiding kan geven tot discriminatie op grond van gezondheidstoestand en het niet hebben van werk indien periodes van ziekte en werkloosheid niet volledig gelijkgesteld worden in het toekennen van ervaringsjaren. Afdeling 1. - Minimummaandlonen van het verkooppersoneel en
administratief personeel A. Evolutie in de loonschalen 1. Aanvangslonen Art.3. § 1. De aanvangslonen zijn de lonen die in het ervaringsbarema worden voorzien voor 0 ervaringsjaren. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de anciënniteitsvereisten bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2017 betreffende de functieclassificatie, wordt het aantal jaren vereiste beroepservaring voor elke categorie als volgt bepaald : - 0 jaar voor een bediende categorie 1; - 0 jaar voor een bediende categorie 2; - 4 jaar voor een bediende categorie 2bis; - 2 jaar voor een bediende categorie 3; - 4 jaar voor een bediende categorie 4; - 4 jaar voor een bediende categorie 5.
Deze jaren beroepservaring worden berekend rekening houdend met § 1 van huidig artikel 2 en met de bepalingen van artikel 3 van deze overeenkomst. 2) Beroepservaring Art.4. Vanaf het aanvangsloon verhogen de minimummaandlonen naargelang de ervaring van de werknemer toeneemt en volgens het schema dat in het ervaringsbarema is bepaald. "Beroepservaring" is de ruimere term die het volgende omvat : - Zowel de effectieve en gelijkgestelde professionele werkervaring bij de werkgever waar de bediende in dienst is, evenals de periodes van effectieve en gelijkgestelde beroepsprestaties die de bediende voor de indiensttreding verworven heeft als werknemer, zelfstandige of als statutair ambtenaar; - Technische kennis en levenservaring als loyaliteit aan de onderneming.
Voor de toekenning van ervaringsjaren wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties. 3) Gelijkgestelde periodes Art.5. Aangezien de beroepservaring niet enkel in het kader van een arbeidsbetrekking maar ook levenslang wordt verworven, komen de sociale partners overeen om met de ervaring volgende zaken gelijk te stellen : - Alle periodes binnen een professioneel milieu (onder andere interims, stages, bepaalde duurcontracten, zelfstandig werk, ambtenaar, vrijwilligerswerk, enz.), met uitzondering van de tewerkstelling in het kader van een studentenovereenkomst. De in de overige lidstaten van de Europese Unie voor de werknemer toepasselijke periodes van gelijkstelling zullen op dezelfde manier erkend worden; - De eventuele jaren van legerdienst; - Alle periodes van contractschorsing (tijdskrediet, moederschapsverlof, thematische verloven, enz.); evenals de periodes die gedekt zijn door de sociale zekerheid en de sociale wetgeving (werkloosheid, ziekte-invaliditeit); - Alle studieperiodes; - Alle periodes van inactiviteit omwille van familiale motieven. 4) Bepaling van de beroepservaring bij aanwerving Art.6. § 1. Op het ogenblik van de indiensttreding wordt het baremaloon van de bediende vastgesteld in overeenstemming met het beroepservaringsbarema van de klasse waartoe zijn functie behoort en op basis van de beroepservaring zoals bepaald in artikelen 2, 3 en 4 van deze overeenkomst.
De som van de beroepservaringsperioden en gelijkgestelde perioden wordt uitgedrukt in jaren en maanden.
De eerste baremieke verhoging na de indiensttreding zal gebeuren op de eerste dag van de maand nadat de bediende het eerstvolgende jaar beroepservaring heeft bereikt.
Voor de aanrekening van beroepservaring mag geen enkele gelijkstellingperiode gecumuleerd worden met een periode van beroepsactiviteit of met een andere gelijkstellingperiode. § 2. Ingeval bij de indiensttreding het aantal jaren beroepservaring zoals bepaald in artikelen 2, 3 en 4 van deze overeenkomst hoger ligt dan het vereist aantal jaren van het aanvangsbarema voor deze categorie, heeft de werkgever voor de categorieën 3 tot 5 de mogelijkheid de bedienden aan te werven tegen het aanvangsbarema voor ervaringsjaar 0 van deze categorie, namelijk : - ervaringsjaar twee in de derde categorie; - ervaringsjaar vier in de vierde en de vijfde categorie.
Het ervaringsbarema dat met hun aantal jaren beroepservaring overeenstemt, moet evenwel geleidelijk worden bereikt met jaarlijkse gelijke schijven en dit uiterlijk : - 1 jaar na de indiensttreding, indien de bediende minder dan 10 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding; - 2 jaar na de indiensttreding, indien de bediende meer dan 10 maar minder dan 15 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding; - 3 jaar na de indiensttreding, indien de bediende meer dan 15 jaar beroepservaring heeft bij de indiensttreding.
Het is wenselijk dat deze modaliteiten nauwkeurig in de schriftelijke overeenkomst worden omschreven. § 3. Bij een nieuwe aanwerving zal de kandidaat aan de werkgever alle noodzakelijke informatie overmaken zodat deze het loon kan bepalen dat overeenkomt met de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 5) Jaarlijkse baremieke verhogingen Art.7. De sectorale baremieke verloning van de werknemer zal evolueren volgens de ervaringscurve tot op het moment dat hij het maximum bereikt heeft. Wanneer de periode van beroepservaring met 12 maanden is toegenomen sinds de laatste baremieke verhoging, stijgt het baremaloon van de bediende met een beroepservaringsjaar volgens de loonbaremaschaal op de eerste dag van de daaropvolgende maand.
In geval van verandering van categorie, zal de werknemer "verplaatst" worden naar de ervaringscurve die overeenkomt met zijn nieuwe categorie, rekening houdend met zijn verworven ervaring.
B) Studentenbarema's
Art. 8.§ 1. Vanaf 1 januari 2018 worden de sectorale jongerenbarema's van 16 tot en met 20 jaar afgeschaft. § 2. De afschaffing slaat enkel op de sectorale jongerenbarema's.
Bedrijfsbarema's voor -21-jarigen blijven behouden op voorwaarde dat zij minstens even hoog zijn als de nieuwe sectorale barema's. § 3. De afschaffing van de sectorale jongerenbarema's geldt niet voor werknemers onder studentenstatuut (de werknemers verbonden met een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten, zoals bepaald in titel VII van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten). Voor de studenten wordt een apart studentenbarema ingevoerd op basis van de volgende degressiviteit : - 21 jaar en ouder : 100 pct.; - 20 jaar : 96 pct.; - 19 jaar : 92 pct.; - 18 jaar : 88 pct.; - 17 jaar : 84 pct.; - 16 jaar : 80 pct.
Deze percentages moeten worden toegepast op het aanvangsloon (0 jaar anciënniteit) van de desbetreffende functiecategorie.
C) Minimumbarema's
Art. 9.De maandelijkse minimumlonen worden vastgesteld op 1 november 2019, ten overstaan van index 106,14, spil van de stabilisatieschijf 104,06 - 106,14 - 108,26 (basis 2013) zoals bepaald in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Aan de deeltijdse werknemers zal deze verhoging naar verhouding tot hun prestaties toegekend worden. Afdeling 2. - Minimummaandlonen van de filiaalhouders
A. Categorie I filiaalhouders
Art. 10.Filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats een woonst genieten ten laste van de werkgever, wordt het toepasselijke minimummaandloon van categorie I toegekend.
Dit bedrag wordt verhoogd met een commissieloon dat ten minste 3 pct. bedraagt van de schijf van het gemiddeld maandelijks omzetcijfer hoger dan 9 333,00 EUR (referte-index 102,02) en dit tot dit verhoogde bedrag het minimummaandloon van categorie II bereikt.
Dit laatste bedrag vertegenwoordigt in dat geval het minimummaandloon van de filiaalhouder.
B. Categorie II filiaalhouders
Art. 11.Filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats geen woonst genieten ten laste van de werkgever, wordt het toepasselijke minimummaandloon van categorie II toegekend.
C. Categorie III filiaalhouders
Art. 12.Wanneer in het filiaal 1 tot en met 10 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie III toegekend.
D. Categorie IV filiaalhouders
Art. 13.Wanneer in het filiaal 11 tot en met 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie IV toegekend.
E. Categorie V filiaalhouders
Art. 14.Wanneer in het filiaal meer dan 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld, wordt aan de filiaalhouder in elk geval het toepasselijke minimummaandloon van categorie V toegekend.
F. Loonelementen
Art. 15.Teneinde vast te stellen of het loon van de filiaalhouder de in de artikelen 10 tot en met 14 vastgestelde minimumbedragen bereikt, wordt er rekening gehouden zowel met het vast en veranderlijk loon als met de eventueel andere voordelen in natura dan die voorzien in artikel 10.
Art. 16.In het geval dat het baremaloon van de filiaalhouder lager ligt dan het loon van de gekwalificeerde eerste verkoper, moeten ook het variabel loon en de eventuele andere voordelen van allerlei aard in rekening worden gebracht. Ligt het samengestelde loon van de filiaalhouder op dat moment nog lager dan de gekwalificeerde eerste verkoper, wordt het (samengestelde) loon van de filiaalhouder opgetrokken tot dat baremaloon.
G. Minimumbarema's
Art. 17.De maandelijkse minimumlonen worden vastgesteld op 1 november 2019, ten overstaan van index 106,14, spil van de stabilisatieschijf 104,06 - 106,14 - 108,26 (basis 2013) zoals bepaald in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Aan de deeltijdse werknemers zal deze verhoging naar verhouding tot hun prestaties toegekend worden. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
A. Kennis en gebruik van meerdere talen
Art. 18.De bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimum maandlonen moeten worden beschouwd als overeenstemmend met het gebruik van één enkele taal.
De vereiste van de kennis of het gebruik in de uitoefening van een functie van meer dan één taal, rechtvaardigt niet de overgang naar een hogere categorie als de aard van de functie zelf er niet door wordt gewijzigd, maar het past ermee rekening te houden bij het vaststellen van het loon.
B. Bedienden die volledig of gedeeltelijk met commissielonen worden beloond
Art. 19.De volledig of gedeeltelijk met commissieloon beloonde bedienden kunnen elke maand aanspraak maken op de minimumloonschalen.
De loonaanvullingen, welke hierdoor, eventueel, door de werkgever moeten worden betaald kunnen ambtshalve van het brutoloon van de volgende maanden worden afgehouden zodra en in de mate dat dit laatste deze minima overschrijdt.
Deze voorschotten zijn niet meer terugvorderbaar na het afsluiten van de jaarlijkse rekeningen, noch bij het einde van de arbeidsovereenkomst voor bedienden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 23 oktober 2019.
Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2019 betreffende de lonen (nr. 157189/CO/202.01).
Art. 21.Zij is gesloten voor een onbepaalde tijd en mag slechts worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen en zulks mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 maart 2022.
De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2020, gesloten in het Paritair Subcomité voor de middelgrote levensmiddelenbedrijven, betreffende de lonen Loonschalen van de bedienden van de middelgrote levensmiddelenbedrijven (PSC 202.01) Datum van toepassing 23 oktober 2019/Date d'application 23 octobre 2019 1. Datum van toepassing : 23 oktober 2019 2.Aanpassing : aanpassing jongerenbarema's 3. Wekelijkse arbeidsduur : 36 uren 30 4.Nieuwe stabilisatieschijf : 104,06 - 106,14 - 108,26 5. Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen Studenten
Leeftijd/Age
- 6 maanden anciënniteit/ - 6 mois d'ancienneté
+ 6 maanden aniënniteit/ + 6 mois d'ancienneté
+ 12 maanden anciënniteit/ + 12 mois d'ancienneté
22
1 787,18
21
100 pct./p.c.
1 695,21
1 738,36
1 787,18
20
94 pct./p.c.
1 593,50
1 634,06
1 679,95
19
88 pct./p.c.
1 491,78
1 529,76
1 572,72
18
82 pct./p.c.
1 390,07
1 425,46
1 465,49
17
76 pct./p.c.
1 288,36
1 321,15
1 358,26
? 16
70 pct./p.c.
1 186,65
1 216,85
1 251,03
6. Loonschalen Ondernemingen met meer dan 20 werknemers
Ervaring/ Expérience
Categorie 1/ Catégorie 1
Categorie 2/ Catégorie 2
Categorie 2bis/ Catégorie 2bis
Categorie 3/ Catégorie 3
Categorie 4/ Catégorie 4
Categorie 5/ Catégorie 5
0
1 609,40
1 654,44
1 730,36
1 851,35
1
1 609,40
1 655,67
1 755,23
1 875,36
2
1 610,72
1 687,79
1 779,33
1 899,25
2 043,75
3
1 630,62
1 719,70
1 817,62
1 923,27
2 068,17
4
1 650,53
1 750,32
1 791,01
1 856,28
1 947,35
2 091,91
5
1 670,31
1 779,33
1 820,00
1 894,78
1 995,51
2 144,97
6
1 690,54
1 808,37
1 849,04
1 933,45
2 043,75
2 197,86
7
1 710,38
1 837,15
1 877,82
1 972,03
2 091,91
2 251,13
8
1 730,36
1 865,82
1 906,50
2 010,30
2 140,01
2 303,72
9
1 749,24
1 894,78
1 935,45
2 048,78
2 187,81
2 356,73
10
1 767,24
1 907,16
1 947,84
2 087,50
2 235,96
2 409,70
11
1 767,24
1 907,16
1 947,84
2 125,87
2 284,17
2 462,52
12
1 785,38
1 952,35
1 992,96
2 164,77
2 332,39
2 515,10
13
1 785,38
1 952,35
1 992,96
2 164,77
2 380,70
2 568,27
14
1 803,57
1 981,22
2 021,82
2 203,08
2 428,77
2 622,19
16
1 821,54
2 010,30
2 050,99
2 241,43
2 476,98
2 674,16
18
1 839,58
2 039,00
2 079,70
2 280,03
2 525,10
2 747,19
20
1 857,85
2 068,17
2 108,76
2 318,72
2 573,40
2 779,89
22
2 356,97
2 643,47
2 832,68
24
2 669,57
2 893,95
Studentenbarema's
Leeftijd/ Age
Categorie 1/ Catégorie 1
Categorie 2/ Catégorie 2
Categorie 2bis/ Catégorie 2bis
Categorie 3/ Catégorie 3
Categorie 4/ Catégorie 4
Categorie 5 Catégorie 5
Pct./p.c.
16 jaar/ans
1 287,52
1 323,55
80
17 jaar/ans
1 351,90
1 389,73
84
18 jaar/ans
1 416,27
1 455,91
1 522,72
88
19 jaar/ans
1 480,65
1 522,08
1 591,93
1 703,24
92
20 jaar/ans
1 545,02
1 588,26
1 661,15
1 777,30
96
21 jaar/ans
1 609,40
1 654,44
1 730,36
1 851,35
100
7. Filiaalhouders
Categorie 1/ Catégorie 1
Categorie 2/ Catégorie 2
Categorie 3/ Catégorie 3
Categorie 4/ Catégorie 4
Categorie 5/ Catégorie 5
1 573,04
1 969,77
2 140,16
2 429,06
2 964,28 a) Alleen aan de verkoop met woonst : 1 573,04 Seul à la vente avec logement : 1 573,04 te verhogen tot 1 969,77 EUR met een commissieloon van minstens 3 pct. van de schijf van het gemiddeld maandelijkse boven 9 710,05 EUR à majorer jusque 1 969,77 EUR d'une commission au moins égale à 3 p.c. de la tranche de recettes mensuelles moyennes au-delà de 9 710,05 EUR b) Alleen aan de verkoop zonder woonst : 1 969,77 Seul à la vente sans logement : 1 969,77 c) 1 tot 10 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers : 2 140,16 1 à 10 vendeurs/caissiers : 2 140,16 d) 11 tot 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers : 2 429,06 11 à 20 vendeurs/caissiers : 2 429,06 e) Meer dan 20 verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers : 2 964,28 Plus de 20 vendeurs/caissiers : 2 964,28
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 maart 2022. De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE