gepubliceerd op 19 maart 2004
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 29, § 4, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
15 MAART 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 29, § 4, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 29, § 4, zoals vervangen door artikel 11 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese economische en monetaire unie, en de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2002 houdende uitvoering van artikel 29, § 4, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 24 november 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 december 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 9 februari 2004;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat sommige pensioenen op 1 april 2004 dienen aangepast te worden aan de evolutie van het algemeen welzijn, en dat het bijgevolg van belang is dat de Rijksdienst voor pensioenen zo vlug mogelijk de nodige schikkingen hiertoe dient te treffen, inbegrepen de aanpassing van de geïnformatiseerde berekeningsprogramma's en deze voorafgaandelijk te testen;
Gelet op de noodwendigheid om de uitkeringen van de pensioenen aan de gerechtigden vanaf 1 april 2004 te kunnen waarborgen;
Gelet op het advies, nr. 36.623/1 van de Raad van State, gegeven op 19 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Pensioenen, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Aan de gerechtigden op een pensioen in de regeling voor werknemers dat daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan na 31 december 1995 en voor 1 januari 1997, wordt een herwaardering van het maandelijks pensioenbedrag toegekend van 2 %.
Wanneer het een overlevingspensioen betreft, is voor de toepassing van het voorgaande lid het in aanmerking te nemen ingangsjaar het jaar tijdens hetwelk het rustpensioen van de overleden echtgenoot daadwerkelijk en voor de eerste maal is ingegaan wanneer deze op het ogenblik van zijn overlijden dit pensioen genoot.
Art. 2.In geval van gelijktijdig genot van meerdere door de Rijksdienst voor pensioenen uitbetaalde pensioenen, met uitzondering van het onvoorwaardelijk pensioen, bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, volstaat het dat voor één van deze voldaan is aan de voorwaarden voorzien in artikel 1 opdat het in hetzelfde artikel voorziene percentage zou toegepast worden op de bedragen van de pensioenen verschuldigd voor de betrokken maand, op voorwaarde dat dit bedrag betaalbaar is op 31 maart 2004.
Evenwel worden, bij gelijktijdige betaalbaarheid op 31 december 2002 van één of meerdere pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ingegaan zijn vóór 1 januari 1996 en één of meerdere pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ingegaan zijn na 31 december 1995 en vóór 1 januari 1997, voornoemde pensioenen, betaalbaar op de in het vorige lid bedoelde datum, niet verhoogd.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2004.
Art. 4.Onze Minister van Werk en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 maart 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE