gepubliceerd op 20 september 2016
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds
15 JULI 2016. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015 Wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 1 februari 2016 onder het nummer 131182/CO/142.01)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden, tenzij anders bepaald.
Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen" zijn vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1979, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1980 (Belgisch Staatsblad van 1 november 1980).
De statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen" worden gecoördineerd en hierna vastgelegd als volgt.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op l januari 2015 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, ingaande op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de opzegging.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014 betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, geregistreerd onder het nummer 123373/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 april 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/04/2015 pub. 12/05/2015 numac 2015200976 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds type koninklijk besluit prom. 10/04/2015 pub. 12/05/2015 numac 2015012040 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend worden verklaard : a) de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 2013-2014; b) de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 2014 betreffende het nationaal akkoord 2013-2014 sluiten (Belgisch Staatsblad van 12 mei 2015), gewijzigd door de collectieve arbeidskomst van 24 juni 2015, geregistreerd op 6 augustus 2015 onder het nummer 128514/CO/142.01.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2016.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur
Artikel 1.Met ingang van 1 januari 1980 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht genaamd "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen", verder het fonds genoemd.
Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd in Buro & Design Center, gelegen te 1020 Brussel, Esplanade 1, bus 87. Hij kan bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.
Art. 3.Het fonds heeft tot doel te regelen en te verzekeren : 1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers;2. de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen;3. de syndicale vorming van de arbeiders;4. een deel van de werking en sommige initiatieven van de vzw Educam te financieren volgens door de raad van bestuur vastgestelde regels;5. de betaling van een tussenkomst in de patronale informatiekosten;6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen;7. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel.
Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op : a) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;b) de arbeiders en arbeidsters die zij tewerkstellen. Onder "arbeiders" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en uitkering
Art. 6.Op 1 januari 2010 werden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basis van de reële loonindexering op 1 januari 2008 en op 1 januari 2009 (de sociale index van de maand december van het voorgaande kalenderjaar wordt vergeleken met de sociale index van de maand december van het kalenderjaar daarvoor).
Door deze berekening, met name 1,99 pct. op 1 januari 2008 en 4,34 pct. op 1 januari 2009 werden de aanvullende vergoedingen met 6,42 pct. geïndexeerd.
A. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid
Art. 7.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht ten laste van het fonds, op de bij artikel 8 van deze statuten vastgestelde aanvullende vergoeding en volgens de modaliteiten zoals vastgesteld in § 2 van dit artikel, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen : - de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn; - een anciënniteit van ten minste 15 dagen hebben in het bedrijf.
De aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid dient ook te worden betaald bij jeugdvakantie en seniorenvakantie. § 2. Betaling van de aanvullende vergoeding door het fonds bij tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen (artikel 51 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten) wordt beperkt tot 36 dagen in de 6 dagen week.
Vanaf de 37ste dag betaalt de werkgever de aanvullende vergoeding van 6 EUR per werkloosheidsuitkering (6-dagenweek) of 3 EUR per halve werkloosheidsuitkering (6-dagenweek) en dit zonder beperking in het aantal uitkeringen en ten laatste bij de loonafrekening van de maand die volgt op de werkloosheidsmaand waarop de vergoeding betrekking heeft.
Betaling van de aanvullende vergoeding door het fonds voor bestaanszekerheid wegens slecht weer (artikel 50 van de wet van 3 juli 1978) wordt niet beperkt in de tijd. De beperkte tussenkomst door het fonds voor bestaanszekerheid van maximaal 150 dagen per kalenderjaar voor beide systemen samen wordt opgeheven.
Art. 8.Op 1 januari 2010 werden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid geïndexeerd volgens het principe zoals opgenomen in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst en tegelijkertijd verhoogd.
Hierdoor bedraagt deze aanvullende vergoeding sinds 1 januari 2010 : - 6,00 EUR per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 3,00 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.
B. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid
Art. 9.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht ten laste van het fonds voor elke volledige werkloosheidsdag en dit vanaf de eerste dag van werkloosheid op de bij artikel 11 voorziene uitkering, met een maximum van 150 dagen per kalenderjaar, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering; - door een bij artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn; - een anciënniteit van ten minste drie jaar hebben in de sectoren behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht (PC 142). § 2. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf l juli 2015 stopgezet worden.
Vanaf 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - arbeiders die zijn ontslagen na l januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen ten laatste betekend op 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten. § 3. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeid(st)ers, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een éénzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.
Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - arbeiders die zijn ontslagen na l januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen ten laatste betekend op 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten.
C. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen
Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders die minstens 55 jaar oud zijn en die niet vallen onder het regime van het conventioneel brugpensioen/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke volledige werkloosheidsdag, en dit vanaf de eerste werkloosheidsdag, op de bij artikel 11 van deze statuten vastgestelde uitkering (a rato van 5 uitkeringen per week), en dit tot bij het nemen van het wettelijk pensioen. § 2. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen conform de bepalingen van artikel 10, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, behouden het recht op deze aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
Art. 11.Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding werd op 1 januari 2010 vastgesteld op : - 5,73 EUR per uitkering, op basis van de werkloosheidsreglementering (6 dagen per week), voor de voltijds tewerkgestelde werknemer; - 2,86 EUR op basis van de werkloosheidsreglementering (6 dagen per week) voor de halftijds tewerkgestelde werknemer.
D. Aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
Art. 12.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake brugpensioen/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, neemt het fonds voor bestaanszekerheid de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste.
Het fonds voor bestaanszekerheid neemt ook de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste voor de arbeiders die in brugpensioen zijn gegaan in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen vanaf 56 jaar van 22 juni 2011, geregistreerd onder het nummer 104881/CO/142.01 en de arbeiders die in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zijn gestapt in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2013, geregistreerd onder het nummer 116301/CO/142.01 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Het fonds voor bestaanszekerheid neemt eveneens de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste voor de arbeiders die vanaf 1 januari 2014 in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 56 jaar stappen in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2014 en dit vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
Vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, neemt het fonds voor bestaanszekerheid eveneens de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste voor de arbeiders die vanaf 1 januari 2015 in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar en 33 jaar beroepsverleden stappen in toepassing van hoofdstuk II van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015 betreffende de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, neemt het fonds voor bestaanszekerheid eveneens de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste voor de arbeiders die vanaf 1 januari 2015 in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar en 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep stappen in toepassing van hoofdstuk III van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015 betreffende de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Het fonds voor bestaanszekerheid neemt eveneens de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste voor de arbeiders die vanaf 1 januari 2015 in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 58 jaar en 40 jaar loopbaan stappen in toepassing van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 oktober 2015 betreffende de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Vanaf 1 januari 2015 neemt het fonds voor bestaanszekerheid de betaling van de aanvullende vergoeding en de werkgeversbijdrage bij het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag vanaf 60 jaar na 40 jaar loopbaan volledig ten laste.
Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstelling/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en blijft ongewijzigd onder voorbehoud van het feit dat zij gebonden is aan de evolutie van het indexcijfer volgens de modaliteiten van toepassing op het vlak van werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen.
Voormelde bepalingen zijn van toepassing voor zover arbeiders een anciënniteit van 3 jaar in de sector behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht kunnen aantonen. § 2. De dagelijkse uitkering voor volledige werkloosheid voorzien bij artikel 11 van de statuten wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de bij § 1 van dit artikel bedoelde aanvullende vergoeding. § 3. Wanneer het fonds voor bestaanszekerheid de enige debiteur van de aanvullende vergoeding is, is hij de bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 117 van de bovenvermelde wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage zoals bedoeld in artikel 121, alsook de inhouding betreffende het conventioneel brugpensioen/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals voorzien in het artikel 126, § 1 van de wet verschuldigd.
Wanneer het fonds voor bestaanszekerheid en één of meerdere andere debiteurs elk een aanvullende vergoeding of een deel van de aanvullende vergoeding betalen, is elke debiteur de bijzondere werkgeversbijdrage en de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage verschuldigd op de vergoeding of op het deel van de aanvullende vergoeding die hij betaalt;
De inhouding betreffende het conventioneel brugpensioen/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag moet door de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding integraal betaald worden.
De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen tot de oppensioenstelling van de arbeiders, met uitzondering van de bepalingen voorzien in artikel 13. § 4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag het recht op de aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 5. Indien een arbeider in het kader van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, zijn rechten hieromtrent bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft vastgeklikt, wordt ook de uitbetaling van de aanvullende vergoeding in dit kader bij het sociaal fonds vastgeklikt.
Art. 13.Onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien bij artikel 12, neemt het fonds de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, op zich : - voor de arbeiders die minstens 57 jaar oud waren op het ogenblik van het ingaan van het brugpensioen/stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag; - voor de arbeiders die minstens 55 jaar oud waren op het ogenblik van het ingaan van het brugpensioen in een onderneming erkend als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering.
Voorwaarden : - de werkgever heeft op het ogenblik van het sluiten van het ondernemingsakkoord hiervan een kopie gestuurd aan het fonds; - de arbeider is op het ogenblik van het brugpensioen/ stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag minimum 55 jaar.
E. Aanvullende ziektevergoeding
Art. 14.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het fonds, op een uitkering tot aanvulling van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - de primaire ongeschiktheidsuitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving terzake; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever. § 2. Het forfaitair bedrag van de bij artikel 14, § 1 bedoelde uitkering werd op 1 januari 2010 als volgt vastgesteld voor de voltijds tewerkgestelde werknemer : - 62,67 EUR na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 85,27 EUR meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,74 EUR meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,74 EUR meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,74 EUR meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110,74 EUR meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid.
De toepassing van voorgaande bepalingen kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van één globale uitkering van 590,90 EUR en dit gedurende één kalenderjaar.
De raad van bestuur bepaalt het bedrag dat wordt toegekend voor de deeltijds tewerkgestelde arbeider. § 3. Welke ook de duur ervan weze, een arbeidsongeschiktheid kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van één enkele reeks uitkeringen. Het hervallen in dezelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid, indien zij zich voordoet binnen de eerste twaalf kalenderdagen volgend op het einde van deze periode van ongeschiktheid. § 4. De aanvullende vergoeding bij ziekte dient ook te worden betaald bij zwangerschapsverlof.
F. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken
Art. 15.De in artikel 5 bedoelde arbeiders die in een toestand verkeren van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben recht ten laste van het fonds op de bij artikel 11 voorziene uitkeringen tot het nemen van het wettelijk pensioen en dit onder de volgende voorwaarden : - ten minste 53 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever; - dagelijkse uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenztijd van 30 kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid; - 5 jaar anciënniteit kunnen bewijzen in de sector terugwinning van metalen.
G. Syndicale premie
Art. 16.De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste één jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het fonds, op een syndicale premie, voor zover zij op l oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5 bedoelde ondernemingen.
Art. 17.Het bedrag van de bij artikel 16 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd, op voorstel van de raad van bestuur van het fonds, in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Stimuleren van vorming en informatie van de werkgevers
Art. 18.Het fonds betaalt aan de representatieve werkgeversorganisatie, de "Federatie van de Belgische recuperatie van ferro en non-ferro metalen vzw", een tussenkomst in de patronale informatiekosten.
Deze tussenkomst bedraagt 0,15 pct. van de brutolonen van de arbeiders. HOOFDSTUK V. - Bevorderen van de syndicale vorming
Art. 19.Het fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en op hun verzoek de lonen terug (verhoogd met de lasten), uitgekeerd aan de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1974, gesloten in het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, betreffende de syndicale vorming van de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen waar teruggewonnen metalen opnieuw ter waarde worden gebracht, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 september 1974 (Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1974). HOOFDSTUK VI. - Financiering van de werking en de initiatieven van de vzw "Educam"
Art. 20.Het fonds financiert de werking en de initiatieven van de vzw "Educam". De jaarlijkse financiële bijdrage van het fonds wordt door de raad van bestuur bepaald.
De vzw "Educam" organiseert, in opdracht en in coöperatie met de betrokken paritaire comités en subcomités en de betrokken fondsen voor bestaanszekerheid van de sector van de terugwinning van metalen, de beroepsopleiding en de vorming voor de werklieden zoals omschreven in de statuten van de vzw "Educam" en volgens de beslissingen genomen door de bestuursinstanties van deze vzw inzake de stichtende en toegetreden leden. HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 21.De uitkering waarvan sprake in artikel 19 (syndicale vorming), wordt rechtstreeks door de werkgevers aan hun arbeiders betaald per maand en bij de eerste loonuitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan zij op deze uitkeringen recht hebben. De werkgevers kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
De uitkeringen vastgesteld bij de artikelen 7 tot en met 15 worden rechtstreeks door het fonds betaald overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
De in artikel 16 bedoelde uitkering wordt betaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn.
De aanvragen voor de terugbetaling van de aanvullende uitkeringen moeten bij het secretariaat van het sociaal fonds worden ingediend binnen een termijn van één jaar.
Art. 22.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende uitkeringen. In geen geval mag de betaling van de uitkeringen afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd zijn.
Art. 23.De voorwaarden van toekenning van de uitkeringen die door het fonds worden verleend, evenals het bedrag daarvan, kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK VIII. - Bestuur van het fonds
Art. 24.Het fonds wordt bestuurd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.
Deze raad bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers.
De leden van de raad van bestuur worden door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen benoemd op voorstel van de vertegenwoordigde organisaties.
Art. 25.Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden één voorzitter en drie ondervoorzitters aan.
Het voorzitterschap en het eerste-ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.
De categorie waartoe de voorzitter behoort wordt voor de eerste maal door loting aangeduid.
De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep en de derde tot de werkgeversgroep.
Art. 26.De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter vijftien dagen vooraf bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.
De uitnodiging vermeldt de agenda.
De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.
De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.
Wanneer tot de stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (jongste leden).
De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.
De beslissingen worden met de meerderheid van stemmen genomen.
Art. 27.De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist.
Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden inzake het bestuur en de leiding van het fonds.
De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder.
De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.
Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciaal volmachten heeft verleend, zijn de gezamenlijke handtekeningen van vier bestuurders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde) vereist.
De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun bestuur ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK IX. - Financiering van het fonds
Art. 28.Om de financiering van de in artikel 7 tot artikel 19 bedoelde vergoedingen en financiële tussenkomsten te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen die door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.
Art. 29.§ 1. Vanaf 1 januari 2016 wordt er gebruik gemaakt van de gedifferentieerde RSZ inningstechniek waardoor de pensioenbijdrage voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt afgescheiden van de basisbijdrage bestemd voor het fonds voor bestaanszekerheid : - De basisbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit; - De pensioenbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit. § 2. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.
Art. 30.De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK X. - Begroting, rekeningen
Art. 31.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.
Art. 32.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen ter goedkeuring voorgelegd.
Art. 33.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.
De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK XI. - Ontbinding, vereffening
Art. 34.Het fonds kan slechts bij éénparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen worden ontbonden.
Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de activa van het fonds te bepalen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2016.
De Minister van Werk, K. PEETERS