Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juli 2008
gepubliceerd op 01 september 2008

Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2008024326
pub.
01/09/2008
prom.
15/07/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 31, gewijzigd bij de programmawet van 22 december 2003 en artikel 44, eerste lid, van die wet;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 oktober 2002 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2004, bij het ministerieel besluit van 21 november 2005 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 171.149 van de Raad van State van 14 mei 2007;

Overwegende dat de taken van de stuurgroep, waarvan de rol beperkt is tot de administratie van de Raad, moeten herzien worden;

Overwegende het feit dat deze administratieve rol van de Raad enkel behoorlijk kan ingevuld worden door de leden van de Raad die een neutrale benadering van welzijnsproblemen hebben en dat derhalve deze rol gereserveerd moet worden voor de wetenschappelijke deskundigen aangesteld door de Minister;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 maart 2008;

Gelet op advies 44.296/3 van de Raad van State, gegeven op 30 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van het huidige besluit wordt verstaan onder : 1° De Raad : de Raad voor Dierenwelzijn bedoeld in artikel 31 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;2° De Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van de dieren behoort;3° De Dienst : de federale overheidsdienst belast met de bescherming en het welzijn der dieren.

Art. 2.De Raad bestaat uit ten hoogste 18 leden. De Raad omvat een evenwichtige taalverdeling. Zijn leden moeten als moedertaal, één van de officiële landstalen en een passieve kennis van één van de andere officiële landstalen hebben. Deze kennis zal vastgesteld worden op basis van de ingediende kandidaturen.

De samenstelling van de Raad is de volgende : 1° één lid voorgesteld door de VZW « Nationale Raad voor Dierenbescherming »;2° één lid voorgesteld door de VZW « Nationale Vereniging voor Dierenbescherming »;3° één lid voorgesteld door de VZW « GAIA »;4° één lid voorgesteld door de VZW « Animaux en péril »;5° één lid voorgesteld door de VZW « Eurogroup for Animals »;6° één lid voorgesteld door de VZW « Belgische beroepsfederatie van handelaars in vogels, gezelschapsdieren en toebehoren » (ANDIBEL);7° één lid voorgesteld door de VZW « Nationale Raad van Dierenkwekers en Liefhebbers »;8° één lid voorgesteld door de VZW « Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus »;9° één lid voorgesteld door de VZW « Fédération wallonne pour l'Agriculture »;10° één lid voorgesteld door de VZW « Boerenbond »;11° één lid voorgesteld door het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO);12° één lid voorgesteld door de « Stichting Prins Laurent »;13° één lid voorgesteld door de Hoge Raad van de Orde der Dierenartsen;14° vier of vijf deskundigen uit de universitaire wereld erkend voor hun werk in verband met dierenwelzijn.

Art. 3.§ 1. De Minister benoemt op basis van door de verenigingen voorgestelde personenlijsten, de leden bedoeld in artikel 2, punt 1° tot 13° en hun plaatsvervangers, voor een mandaat van vier jaar. Dit mandaat is hernieuwbaar. De plaatsvervanger mag het lid in zijn afwezigheid vervangen en heeft dezelfde bevoegdheden. § 2. Elke betrokken vereniging stelt aan de Minister minstens twee kandidaten als effectief lid en twee kandidaten als plaatsvervanger voor.

De verenigingen dragen aan de Minister hun kandidaten voor binnen één maand volgend op zijn verzoek. De verenigingen met een nationaal karakter mogen niet enkel kandidaten voorstellen die dezelfde taal spreken.

De verenigingen die niet binnen de gestelde tijd een conforme kandidatuur ingediend hebben, kunnen uit de Raad geweerd worden als dat niet de globale representativiteit ervan benadeelt.

De effectieve leden of plaatsvervangers kunnen door de Minister ontslagen worden indien hun representativiteit in vraag gesteld wordt of in geval van ernstige tekortkoming aan het huishoudelijke reglement.

In geval een vacature ontstaat voor het verstrijken van het mandaat van een effectief of plaatsvervanger lid, kan de Minister een opvolger voor dit mandaat benoemen.

Art. 4.De Minister benoemt de deskundigen bedoeld in artikel 2, punt 14°. Hij duidt onder hen de Voorzitter en ten hoogste twee Ondervoorzitters aan.

De deskundigen bedoeld in het eerste lid vormen samen de stuurgroep die de Raad bestuurt.

Art. 5.De Raad kan deskundigen die geen lid zijn en in een specifiek onderwerp onderlegd zijn, uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen.

Art. 6.Het huishoudelijk reglement van de Raad is opgenomen in bijlage.

De Minister kan de bepalingen van dit huishoudelijk reglement wijzigen.

Art. 7.Het secretariaat van de Raad is verzekerd door de medewerkers van de Dienst. De zetel is gevestigd op de Dienst die het archief van de Raad bewaart.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 7 oktober 2002 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn wordt opgeheven.

Art. 9.De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage Huishoudelijk reglement van de Raad voor Dierenwelzijn

Artikel 1.De Raad wordt belast met het geven van advies aangaande de zaken waarvan het onderzoek aan hem werd toevertrouwd door de Minister of de Dienst en kan aan deze voorstellen doen.

Art. 2.§ 1. De stuurgroep van de Raad staat in voor het dagelijks bestuur van de Raad. § 2. Wanneer ten minste één vierde van de leden van de Raad erom verzoekt, is hij gehouden de Raad binnen de dertig dagen bijeen te roepen en de punten die in het verzoek tot bijeenroeping zijn opgegeven op de dagorde te plaatsen.

Art. 3.De Voorzitter of, in opdracht, een Ondervoorzitter of de Dienst, verzendt de uitnodiging aan de leden van de Raad per gewone brief, per telefax of per elektronische post met ontvangstmelding ten minste eenentwintig dagen voor de vergadering. De uitnodiging vermeldt de punten die op de dagorde staan. De definitieve dagorde wordt tenminste veertien dagen voor de vergadering verzonden.

Art. 4.In dringende gevallen wordt de termijn van uitnodiging bedoeld bij artikel 3 verminderd tot drie werkdagen. In dat geval worden de uitnodiging en de dagorde telefonisch medegedeeld aan de leden door de Voorzitter of, in opdracht, door de Ondervoorzitter of de Dienst. De uitnodiging moet bevestigd worden per brief, per fax of per elektronische post.

Art. 5.De Voorzitter opent en sluit de vergaderingen van de Raad en van de stuurgroep. Hij leidt de besprekingen.

Art. 6.De Raad beraadslaagt op geldige wijze als de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Is die meerderheid niet aanwezig dan kan de Raad, na een nieuwe bijeenroeping, op geldige wijze over hetzelfde onderwerp beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 7.Bij het begin van elke vergadering keurt de Raad de dagorde en de notulen van de vorige vergadering goed.

Hij kan niet beraadslagen over punten die niet voorkomen op de goedgekeurde dagorde.

Art. 8.Van de beraadslagingen van de Raad wordt door de Dienst een verslag gemaakt. De Raad probeert zijn adviezen bij consensus te beslissen, anders worden afwijkende standpunten in de notulen opgenomen.

Art. 9.§ 1. De stuurgroep evalueert de relevantie om een werkgroep samen te stellen om een bepaald probleem te bestuderen.

Hij wijst onder zijn leden of de leden van de Raad een coördinator voor deze werkgroep aan. Deze kan noch vóór noch tijdens zijn mandaat standpunten innemen die onverenigbaar zijn met de objectiviteit die nodig is voor de leiding van de werkgroep. § 2. Een dergelijke werkgroep bestaat met inbegrip van de coördinator uit ten hoogste 10 personen, al dan niet lid van de Raad. § 3. Deze werkgroep moet vertegenwoordigers omvatten van alle partijen die bij de behandelde problematiek betrokken zijn, mag niet onevenredig samengesteld worden vanuit het oogpunt van de vertegenwoordigde sectoren. § 4. De coördinator legt zijn voorstel van samenstelling van een werkgroep voor aan de stuurgroep ter goedkeuring. § 5. De Voorzitter van de Raad kan alle werkgroepen bijwonen. § 6. Iedere werkgroep kan ook personen die geen lid zijn, raadplegen of uitnodigen. § 7. De werkgroep tracht tot besluiten te komen bij consensus van al zijn leden. Als dit resultaat niet kan bereikt worden, stelt de coördinator de conclusies van de werkzaamheden op; dit is het standpunt dat hem het best het welzijn van de dieren en de bezorgdheid van de maatschappij lijkt te respecteren. Hij nodigt de leden van de werkgroep die deze conclusies niet onderschrijven uit, om een gemotiveerd aanvullend advies op te stellen dat in een bijlage zal toegevoegd worden. § 8. Die besluiten worden door de coördinator voorgesteld aan de stuurgroep die ze goedkeurt of beslist dat bijkomend onderzoek nodig is. Zodra goedgekeurd, worden ze door de Voorzitter aan de Raad voorgelegd. § 9. De wetenschappelijke adviseurs, die zijn aangeworven voor de Raad, zullen bij voorrang ingezet worden voor de voorbereiding van dossiers die als basis voor de discussie van de werkgroepen zullen dienen. Deze dossiers worden dan door de adviseur aan de werkgroep voorgelegd. De adviseur woont de vergaderingen van de werkgroep bij en maakt hiervan de verslagen.

Art. 10.De Raad, de stuurgroep en de werkgroepen vergaderen achter gesloten deuren. De besprekingen en de verslagen zijn vertrouwelijk.

Wanneer deskundigen die geen lid zijn van de Raad worden uitgenodigd, worden zij ingelicht over de vertrouwelijkheid van de besprekingen.

Art. 11.Teneinde de sereniteit van de debatten te waarborgen, moeten de leden en de verenigingen die in een werkgroep vertegenwoordigd zijn, vermijden om de overheid en de publieke opinie onder druk te zetten over een onderwerp dat binnen de groep wordt besproken.

Art. 12.Wanneer de Raad wordt verzocht om vertegenwoordigd te worden in andere comités of raadgevende organen, legt de stuurgroep een voorstel voor aan de Raad die het met meerderheid van stemmen goedkeurt. In geval van niet- goedkeuring, dient de stuurgroep een nieuw voorstel in.

Art. 13.De adviezen van de Raad worden overgemaakt aan de Minister en kunnen verspreid worden op diens verzoek. In overleg met de Dienst, mogen de resultaten van het werk van de wetenschappelijk adviseurs in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerd worden.

Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 15 juli 2008 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^