gepubliceerd op 31 augustus 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven"
15 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 2001 Wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" (Overeenkomst geregistreerd op 12 november 2001 onder het nummer 59635/CO/142.02)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen.
Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald.
Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" werden vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1976, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, tot oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de lompenbedrijven en ermee gelijkgestelde ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 september 1976 (Belgisch Staatsblad van 12 oktober 1976).
De statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" worden gecoördineerd en hierna vastgelegd als volgt.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2001 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, ingaande op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de opzegging.
Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1991 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1993 (Belgisch Staatsblad van 15 december 1993) wordt opgeheven.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gewijzigd door : - collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 29 juni 1994); - collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 1998); - collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juli 1999, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 september 2000 (Belgisch Staatsblad van 17 november 2000).
Deze drie collectieve arbeidsovereenkomsten worden eveneens opgeheven.
STATUTEN HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur
Artikel 1.Met ingang van 1 januari 1976 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genoemd "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", verder het fonds genoemd.
Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Komediantenstraat 16/22, bus 7. Hij kan bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.
Art. 3.het fonds heeft tot doel : 1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5, a) bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren;2. de toekenning en de uitkering te regelen en te verzekeren van aanvullende sociale voordelen aan de werklieden bedoeld bij artikel 5, b) ;3. de terugbetaling van de syndicale vorming van de werklieden;4. de uitbetaling van de aanvullende vergoeding voor het conventioneel brugpensioen;5. de bevordering van de tewerkstelling en de vorming van risicogroepen.
Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde tijd opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing : a) op de werkgevers : - van de ondernemingen voor het sorteren, wassen, conditioneren en verwerken van lompen; - van de ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met de uitrafeling van lompen en textielafval voor recuperatie; deze uitrafeling, die men niet mag verwarren met het kaarden, heeft tot doel, op basis van recuperatiemateriaal dat anders slechts gedeeltelijk bruikbaar zou zijn, door een gestrengde vezel te maken die nog bruikbaar is voor het opvullen, isoleren, het versterken van plastiekstoffen en het kaarden om de textielvezels derwijze te schikken, dat zij kunnen worden gesponnen, enz....; - van de ondernemingen voor het sorteren, wassen, conditioneren en verwerken van bindgaren, touwen en kabels onder de vorm van afval of versleten artikelen en van de zogenaamde "friperie", dit wil zeggen de kleding en kledingtoebehoren, dekens, linnengoed en stofferingsartikelen in textiel, schoeisel en hoofddeksels, ongeacht van welk materiaal, voor zover deze goederen duidelijk sporen van gebruik dragen; b) op de werklieden tewerkgesteld in de onder a) bedoelde ondernemingen, die aangesloten zijn bij een representatieve werknemersorganisatie.Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en van uitkering A. Aanvullende werkloosheidsuitkeringen
Art. 6.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden hebben vanaf de door de raad van beheer vast te stellen datum voor elke werkloosheidsdag bedoeld bij de artikelen 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (schorsing wegens slecht weder - volledige schorsing van de overeenkomst of invoering van en regeling van gedeeltelijke arbeid) recht, ten laste van het fonds, op de bij artikel 7 van de statuten vastgestelde uitkering en dit vanaf de eerste werkloosheidsdag en ten belope van maximum vijfenzeventig dagen per kalenderjaar, voor zover zich volgende voorwaarden vervullen : - de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst zijn van een werkgever bedoeld bij artikel 5, a).
Art. 7.Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op 3,72 EUR per arbeidsdag waarop niet wordt gewerkt.
Art. 7bis.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden die door een in artikel 5, a) bedoelde werkgever ontslagen worden wegens economische redenen hebben, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" - recht op een aanvullende werkloosheidsvergoeding van 49,58 EUR per maand gedurende maximum 6 maanden, op voorwaarde dat zij minimum 20 jaar anciënniteit in de sector, waarvan 10 jaar bij de laatste werkgever, kunnen bewijzen.
Art. 7ter.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden die door een in artikel 5, a) bedoelde werkgever na de leeftijd van 54 jaar ontslagen worden, behoudens zwaarwichtige redenen, die minimum 40 jaar beroepsloopbaan kunnen voorleggen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 5, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), hebben recht op een aanvullende werkloosheidsvergoeding van 74,37 EUR per maand en dit tot hun pensioengerechtigde leeftijd. Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen noch met het wettelijk pensioenstelsel.
B. Aanvullende sociale uitkering
Art. 8.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden die sedert ten minste drie maanden lid zijn van een representatieve werknemersorganisatie, hebben recht, ten laste van het fonds, op een aanvullende sociale uitkering, voor zover zij op de door de raad van beheer van het fonds vast te stellen datum van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij artikel 5, a) bedoelde werkgevers.
Art. 9.Het bedrag van de bij artikel 8 bedoelde uitkering is vastgesteld op 111,55 EUR voor het jaar 2001 en op 116,51 EUR vanaf het jaar 2002.
Deze uitkering wordt eveneens toegekend aan de werklieden die tijdens het dienstjaar werden gepensioneerd of overleden zijn of die door een bij artikel 5, a) bedoelde werkgever werden afgedankt en voor zover zij ononderbroken werkloos zijn gebleven tot op het einde van het dienstjaar of zover zij hun ontslag hebben ingediend om een medische reden erkend als overmacht door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
C. Syndicale vorming
Art. 10.Het fonds betaalt aan de werkgevers, die het voorschot hebben verleend, op hun verzoek de lonen (verhoogd met de patronale lasten) terug welke uitgekeerd zijn aan de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 maart 1976, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, betreffende de syndicale vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 september 1976, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998.
Art. 11.Het bedrag tot inrichting van deze syndicale vorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van beheer van het fonds.
D. Bevordering van de tewerkstelling en de vorming van risicogroepen
Art. 12.Opleidingsinitiatieven gericht op risicogroepen en georganiseerd door ondernemingen als dan niet in een samenwerkingsverband met onderwijsinstellingen of opleidingsinitiatieven kunnen eveneens genieten van een financiële tussenkomst vanwege het fonds.
Het fonds zal prioritair de opleidingsinitiatieven steunen die georganiseerd worden in samenwerking met de VDAB-FOREM. Het fonds zal instaan voor de uitvoering, coördinatie, opvolging en evaluatie van de in dit artikel bedoelde opleidingsprojecten.
Art. 13.De bij artikel 5 bedoelde werkgevers die overgaan tot de vervanging van een bruggepensioneerde door een werkzoekende, meer bepaald door één van de categorieën bedoeld bij artikel 4, van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, kunnen genieten van een financiële tussenkomst vanwege het fonds in de opleidingskosten van de vervanger.
Art. 14.De raad van bestuur van het fonds wordt belast met het vaststellen van de praktische toepassingsmodaliteiten van de onder artikel 12 en 13 bedoelde maatregelen met inbegrip van het bedrag van de financiële tussenkomst.
Art. 14bis.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 doet de sector een bijkomende inspanning op het vlak van de vorming en opleiding. Vanaf 1 januari 2001 en voor de jaren 2001 en 2002 wordt een bijdrage van de bij artikel 5, a) bedoelde werkgevers geïnd van 0,15 pct. Op de brutolonen (aan de coëfficiënt 1,08). De bij artikel 5, a) bedoelde werkgevers hebben een trekkingsrecht volgens de door de beheerraad van het fonds bepaalde modaliteiten.
E. Aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers
Art. 15.Volgens de bepalingen van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, en voor zover dat de werkman een anciënniteit heeft van drie jaar voorafgaand aan het brugpensioen, in de sector ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, verzekert het fonds de integrale betaling aan de werkman van de aanvullende vergoeding.
Het fonds neemt dit voordeel ten laste vanaf de leeftijd van 58 of ouder.
De betaling van de hoofdelijke bijdrage aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zoals voorzien in de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991) en aan de Rijksdienst voor Pensioenen, zoals voorzien in de programmawet van 22 januari 1989, wordt verzekerd door het fonds.
Het fonds staat tevens in voor de betaling van de aanvullende vergoeding en de bijzondere werkgeversbijdragen voor werklieden die vanaf de leeftijd van 56 jaar met brugpensioen gaan na 20 jaar anciënniteit in een ploegenstelsel dat nachtprestaties omvat.
Volgens de bepalingen van artikel 5 tot en met 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van het halftijds brugpensioen, verzekert het fonds de integrale betaling van de aanvullende vergoeding aan de werklieden vanaf de leeftijd van 55 jaar. Tevens neemt het fonds de bijzondere werkgeversbijdragen ten laste.
F. Getrouwheid aan de onderneming
Art. 15bis.Vanaf 1999 wordt aan de werklieden die minstens 20 jaar ononderbroken anciënniteit hebben in dezelfde onderneming een dag bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar. De werkgever kan de kost ervan terugvorderen bij het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" mits voorlegging van de nodige stavingstukken.
Voormelde terug te vorderen kost is samengesteld uit het brutoloon voor deze afwezigheidsdag forfaitair vermeerderd met 50 pct. patronale sociale lasten (op loon coëfficiënt 1,00).
De stavingstukken en de modaliteiten van terugvordering worden vastgesteld door een beslissing van de beheerraad van het fonds.
Onder dezelfde voorwaarden wordt vanaf 1 januari 2001 aan de werklieden die minstens 25 jaar ononderbroken anciënniteit hebben in de onderneming een bijkomende dag (tweede dag) bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar.
G. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 16.De in de artikelen 6 en 8 bedoelde uitkeringen worden betaald door de representatieve werknemersorganisaties.
Art. 17.De raad van beheer bepaalt bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende uitkeringen. In geen geval mag de betaling van de uitkeringen afhankelijk zijn van de storting der bijdragen die door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd zijn.
Art. 18.De toekenningsvoorwaarden van de uitkeringen welke door het fonds worden verleend, evenals het bedrag daarvan, kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van beheer, bij collectieve arbeidsovereenkomst,gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer
Art. 19.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.
Deze raad bestaat uit acht leden, hetzij vier vertegenwoordigers van de werkgevers en vier vertegenwoordigers van de werknemers.
De leden van de raad van beheer worden door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen benoemd, op voorstel van de vertegenwoordigde organisaties.
Art. 20.Elk jaar duidt de raad van beheer onder zijn leden één voorzitter en twee ondervoorzitters aan.
Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.
De groep waartoe de voorzitter behoort, wordt voor de eerste maal bij loting aangeduid.
De tweede ondervoorzitter behoort steeds tot de werknemersgroep.
Art. 21.De raad van beheer wordt door zijn voorzitter vijftien dagen vooraf bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.
De uitnodiging vermeldt de agenda.
De notulen worden door de raad van beheer aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.
De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee beheerders ondertekend.
Wanneer tot de stemming moet worden overgegaan, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het (de) jongste lid (leden).
De raad van beheer kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging behoren.
De beslissingen worden met de meerderheid van stemgerechtigden genomen.
Art. 22.De raad van beheer heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking vereist zijn.
Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden inzake het beheer en de leiding van het fonds.
De raad van beheer treedt in recht op, in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigd-beheerder.
De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.
Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad van beheer bijzondere bevoegdheden heeft verleend, zijn de gezamenlijke handtekeningen van vier beheerders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde) vereist.
De verantwoordelijkheid van de beheerders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering
Art. 23.Het fonds beschikt over de bijdragen welke door de bij artikel 5, a) bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.
Art. 24.De bijdrage van de werkgevers is vastgesteld op 0,50 pct. van de brutolonen van de werklieden vanaf 1 juli 1987.
Art. 25.Een buitengewone bijdrage kan door de raad van beheer worden bepaald, met bepaling van de innings- en verdelingsmodalitieten. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
Art. 26.De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.
Van de aldus door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het fonds gestorte som worden vooraf de door de raad van beheer vastgestelde kosten afgetrokken. HOOFDSTUK VI. - Begroting, rekeningen
Art. 27.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.
Art. 28.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgende jaar aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, ter goedkeuring voorgelegd.
Art. 29.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.
De raad van beheer, evenals de door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar.
De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening
Art. 30.Het fonds kan ontbonden worden in de omstandigheden bedoeld bij artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst waarbij dit fonds wordt opgericht of op elk ogenblik bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen.
Art. 31.Bij vereffening krijgt het vermogen van het fonds volgende bestemming : De in artikel 5, b) bedoelde werklieden ontvangen, vanaf de datum van het in vereffening stellen van het fonds en tot volledige uitputting van het vermogen van het fonds, de aanvullende werkloosheidsuitkeringen, bepaald in artikel 6.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" van 25 september 2001 gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE