gepubliceerd op 13 augustus 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen
15 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 69, gewijzigd bij de wet van 30 december 1988 en 14 januari 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 23 december 1993, 6 mei 1997, 23 juni 1998, 23 december 1998 en 7 november 2000;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, gegeven op 6 juni 2002;
Gelet op het verzoek tot spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit dat de huidige regeling inzake programmatie en erkenningsnormen voor de functie « mobiele urgentiegroep » en de fusie van de ziekenhuizen, in uitvoering van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, enerzijds, en de reglementering inzake de uitvoering van de wet van 8 juli 1964 op de dringende geneeskundige hulpverlening anderzijds, niet de mogelijkheid biedt tot het garanderen van een voldoende aantal en een adequate spreiding van de mobiele urgentiegroepen over het territorium van het gehele Rijk; dat een recente statistische studie heeft uitgewezen overeenkomstig welke criteria de mobiele urgentiegroepen, in uitvoering van beide voornoemde wetten, zouden moeten worden toegewezen; dat dienvolgens, en gelet op de zware gevolgen die een onvoldoende aantal en gebrekkige spreiding van de mobiele urgentiegroepen kan hebben, bij absolute hoogdringendheid de voornoemde reglementeringen moeten worden aangepast; dat de Ministerraad op 7 juni 2002 het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen inzake het maximumaantal en tot vaststelling van de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie « mobiele urgentiegroep », heeft goedgekeurd; dat dit ontwerp bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, voor advies is overgemaakt; dat de nieuwe programmatiecriteria echter niet zullen kunnen worden toegepast zonder een aanpassing van de andere elementen van voornoemde reglementering; dat derhalve de aanpassing van onder meer het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, bij absolute hoogdringendheid geboden is;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 33.712/3, gegeven op 26 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993, 23 december 1993, 6 mei 1997, 23 juni 1998, 23 december 1998 en 7 november 2000, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3bis . Mogen, in afwijking van artikel 3, 6°, tweede lid, wel over meer dan één vestigingsplaats worden uitgebaat : 1° de functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg », voor zover dit voor gevolgd heeft dat op elke bedoelde vestigingsplaats een functie « mobiele urgentiegroep » wordt erkend, programmatorisch in rekening gebracht en opgenomen in de dringende geneeskundige hulpverlening;2° de functie « mobiele urgentiegroep », voor zover deze functie op iedere vestigingsplaats afzonderlijk wordt erkend en programmatorisch in rekening gebracht. De uitzonderingen bedoeld in 1° en 2°, gelden slechts in het geval op de bijkomende vestigingsplaats of vestigingsplaatsen, de functie « mobiele urgentiegroep », door het ziekenhuis wordt uitgebaat en gelden derhalve niet indien de functie « mobiele urgentiegroep » op deze vestigingsplaats of vestigingsplaatsen door een associatie van ziekenhuizen wordt uitgebaat. »
Art. 2.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE