Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 februari 2006
gepubliceerd op 07 maart 2006

Koninklijk besluit betreffende de wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014017
pub.
07/03/2006
prom.
15/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/15/2006014017/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 wijzigt richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen.

Richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 wijzigt richtlijn 92/24/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen.

Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt de toepassing van bedoelde richtlijn. Hiertoe diende de artikels 23 en 77 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 gewijzigd te worden.

In bijlage 15 van artikel 23 wordt deel B punt 7.9 aangaande de tachograaf aangepast, vermits de tachograaf in de meeste gevallen de snelheidsbegrenzer stuurt. In punt 7.10 wordt bepaald dat gecontroleerd wordt of de nieuw ontworpen voertuigen voldoen.

In artikel 77 § 1 wordt vermeld welke voertuigen en vanaf welke datum aan bedoelde reglementering onderworpen zijn, dit zijn namelijk de voertuigen van categorie N2, N3, M2 en M3 volgens een welbepaalde kalender.

De recentste voertuigen dienen eerst uitgerust te worden, daarna zijn de voertuigen aan de beurt waarop een vooruitrusting aanwezig is en tenslotte alle andere voertuigen.

Tevens wordt in § 2 gesteld dat de installateurs erkend moeten zijn en welke de voorwaarden zijn om erkend te kunnen worden.

Daarenboven is in de mogelijkheid voorzien dat de controle op de installateurs kan gebeuren door erkende instellingen.

Verder zijn kleine wijzigingen aangebracht om de reglementering te laten aansluiten op de technische evolutie in de materie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, de Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

15 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals hun veiligheidsonderdelen moeten voldoen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 6 augustus 1996 en 27 november 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 december 1975, 13 september 1985, 17 februari 1995 en 15 maart 1995;

Overwegende dat voldaan is aan de bepalingen van artikel 8 van de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Gelet op het advies van de Raadgevende Commissie administratie-nijverheid van 24 november 2004;

Gelet op de betrokkenheid van de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 januari 2005;

Gelet op de bevinding akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 4 september 2005;

Gelet op het advies 39.709/4 van de Raad van State, gegeven op 19 januari 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, § 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

De hoogdringendheid is verantwoord door het feit dat dit ontwerp van koninklijk besluit de omzetting beoogt in het technisch reglement voor voertuigen van de richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de installatie in de Gemeenschap van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen van categorie M2, van categorie M3 met een maximummassa van meer dan 5 ton doch ten hoogste 10 ton en van categorie N2 die moeten uitgerust zijn met een snelheidsbegrenzer wanneer ze worden ingeschreven vanaf 1 januari 2005. Het zet eveneens om de richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 februari 2004 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen.

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit strekt tot de omzetting van de richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 tot wijziging van de richtlijn 92/6/EG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers in sommige categorieën motorvoertuigen in de Gemeenschap en de richtlijn 2004/11/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 februari 2004 tot wijziging van richtlijn 92/24/EEG van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen.

Art. 2.In artikel 77 van het voornoemd koninklijk besluit van 15 maart 1968 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° - Punt 1.1. wordt vervangen als volgt : « 1.1. Voertuigen van categorie M2 en M3 zijn uitgerust met een snelheidsbegrenzer die zodanig is afgesteld dat de maximum snelheid van het voertuig niet meer dan 100 km per uur kan bedragen. ». 2° - Punt 1.2. wordt vervangen als volgt : « 1.2. Voertuigen van de categorie N2 en N3 zijn uitgerust met een snelheidsbegrenzer die zodanig is afgesteld dat de maximumsnelheid van het voertuig niet meer dan 90 km per uur kan bedragen. ». 3° - Punt 3 wordt aangevuld met een punt 3.3. luidende : 3.3. Wat betreft motorvoertuigen van categorie M2, voertuigen van categorie M3, met een maximummassa van meer dan 5 ton doch ten hoogste 10 ton en voertuigen van categorie N2, zijn de punten 1 en 2 ten laatste van toepassing op 1 juni 2006. 4° - Aan punt 4 worden twee leden toegevoegd, luidende : « - de voertuigen van categorie M3 met een maximaal toegelaten massa van meer dan 10 ton en de voertuigen van categorie N3 die voor de eerste maal ingeschreven werden vóór 1 januari 1988; - de voertuigen van categorie M3 met een maximaal toegelaten massa van ten hoogste 10 ton en de voertuigen van de categorieën M2 en N2 die voor de eerste maal ingeschreven werden vóór 1 oktober 2001. ». 5° - Punt 5.1. wordt als volgt vervangen : « 5.1. § 1. De installatie in een voertuig van een snelheidsbegrenzer goedgekeurd als technische eenheid, alsook het afstellen van de maximumsnelheid van een voertuig goedgekeurd volgens voornoemde Richtlijn 92/24/EEG, wordt uitgevoerd door een erkend installateur. § 2. De erkende installateurs mogen installaties verrichten van goedgekeurde modellen van snelheidsbegrenzers voor dewelke zij een opleiding gevolgd hebben en er de snelheid van afstellen. Bovendien mogen zij de controles van alle types van goedgekeurde snelheidsbegrenzers uitvoeren. De instructies betreffende de controle worden opgesteld door de Minister die het Vervoer onder zijn bevoegdheid heeft of zijn afgevaardigde. ». 6° - Aan punt 5.2. worden volgende wijzigingen aangebracht : 6.1. De tekst van het eerste streepje wordt vervangen door de volgende bepaling : « - erkend zijn als installateur van tachografen zoals voorzien in punt 1 van artikel 4 van het koninklijk besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer. ». 6.2. Aan punt 5.2 worden volgende streepjes toegevoegd : - beschikken over een voorraad controleplaatjes conform aan het model bepaald door het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid; - beschikken over een testparcours of over een geijkte rollenbank, die toelaat twee pieken aan maximumsnelheid te bereiken. ». 7° - Punt 5.3. wordt vervangen als volgt : « 5.3.1. De aanvraag tot erkenning als installateur van snelheidsbegrenzers wordt ingediend bij het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid.

Het examen over de beroeps- en technische bekwaamheid van de aanvrager alsook het onderzoek naar het bezit van de nodige uitrusting, worden bij de aanvrager uitgevoerd door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, hiertoe gemachtigd door de Minister of zijn afgevaardigde.

De erkenning wordt toegekend voor een periode van vier jaar. Een nieuwe erkenning wordt aangevraagd drie maand vóór de vervaldatum. 5.3.2. De hiertoe gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kunnen te allen tijde en overal controles van de erkende installateurs uitvoeren.

De Koning kan, onder de voorwaarden bepaald in bijlage 21 van het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968, bevoegde instellingen erkennen om de in het eerste lid bedoelde controles uit te voeren.

Deze instellingen zijn niet betrokken bij de fabricatie, de invoer of de verkoop van snelheidsbegrenzers en tachografen of hun onderdelen. ». 8° - In punt 5 en 6 worden telkens de woorden « het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur, Technische Directie », de woorden « Minister van Verkeerswezen » en de woorden « de ingestelde maximale snelheid » respectievelijk vervangen door de woorden « Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Dienst Voertuigen », « Minister die het Vervoer onder zijn bevoegdheid heeft » en « de maximumsnelheid van het voertuig ». In de Nederlandse tekst wordt het woord « controle » vervangen door het woord « keuring ». 9° - Punt 5.8. wordt als volgt vervangen : « Te innen retributies voor de inspecties met het oog op de erkenning als installateur van snelheidsbegrenzers en voor het afleveren van het certificaat van erkenning : - inspectie met het oog op de erkenning : euro 250; - afleveren van het erkenningscertificaat : euro 25. ». 10° - Punt 8.wordt als volgt vervangen : « a) Met uitzondering van de hierboven in punt 4 opgesomde voertuigen die vrijgesteld zijn van een snelheidsbegrenzer, maken de voertuigen het voorwerp uit van een controle van de snelheidsbegrenzer door een erkend installateur bij het in verkeer of opnieuw in verkeer stellen van het voertuig, op vraag van een hiertoe gemachtigde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, en tenminste om de twee jaar, ter gelegenheid van dewelke de installateur verplicht is het controleplaatje aan te brengen of te vernieuwen. Deze controle mag uitgevoerd worden na de inspectie of de controle van de tachograaf.

Bij het aanbieden op de keuring, ten laatste op 31 december 2006, zijn alle voertuigen van de categorie N2, M2, N3 en M3, uitgerust met een controleplaatje voor snelheidsbegrenzer met een geldigheid van minder dan twee jaar. b) Afgezien van deze controles, zijn de instellingen belast met de keuring van de voertuigen in het verkeer, eveneens belast met de controle van de snelheidsbegrenzer en dit tenminste éénmaal per jaar. ».

Art. 3.In bijlage 15, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, worden de punten 7.9. en 7.10. vervangen door de volgende bepalingen : « 7.9. Tachograaf - de aanwezigheid van de tachograaf nagaan; - de geldigheid van het installatieplaatje nagaan en in voorkomend geval van het verificatieplaatje; - in geval van twijfel, controleren of de gemiddelde bandenomtrek van de aangedreven wielen of hun afmeting, overeenstemt met de aangeduide gegevens op het installatieplaatje; - indien mogelijk nagaan of de verzegelingen van de tachograaf intact zijn. 7.10. Snelheidsbegrenzer - indien mogelijk nagaan of de snelheidsbegrenzer geïnstalleerd is conform het artikel 77 van dit besluit; - de geldigheid van het installatieplaatje van de snelheidsbegrenzer controleren; - indien mogelijk, nagaan of de verzegelingen van de snelheidsbegrenzer en, in voorkomend geval, of iedere andere eventuele voorziening ter beveiliging van de verbindingen tegen bedrog, intact zijn; - in de mate van het mogelijke, nagaan of de snelheidsbegrenzer voorkomt dat de voorgeschreven waarden van de voertuigen vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 april 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 februari 1981 houdende uitvoering van de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, hun bestanddelen alsook hun veiligheidsonderdelen, overschreden worden. ».

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.De bijlage bij dit besluit wordt gevoegd als bijlage 21 bij het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968.

Art. 6.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 februari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage ERKENNINGSVOORWAARDENVOOR DE CONTROLE-INSTELLINGEN VAN DE ERKENDE WERKPLAATSEN VOOR HET INSTALLEREN VAN SNELHEIDSBEGRENZERS Deze bijlage bepaalt de voorwaarden waarop instellingen van de Minister die het Vervoer onder zijn bevoegdheid heeft, of zijn gemachtigde een erkenning kunnen krijgen om de controle te verrichten van de erkende installateurs van snelheidsbegrenzers. 1. Een instelling die de erkenning aanvraagt, bedoeld in punt 5.3.2. van artikel 77, 7° van het voornoemde koninklijk besluit van 15 maart 1968, dient bij de Minister die het Vervoer onder zijn bevoegdheid heeft, of zijn gemachtigde een aanvraag in, met inbegrip van : - de statuten van de instelling alsook de namen van de zaakvoerders of bestuurders; - de identiteit van de natuurlijke persoon of natuurlijke personen die door genoemde instelling aangesteld werden om de controles te verrichten; - de stukken waarbij aangetoond wordt dat aan de in punt 2 vereiste voorwaarden voldaan is. 2. Om de erkenning te verkrijgen moet de aanvrager : a.aantonen dat hij : - over voldoende technisch personeel beschikt om de controles te verrichten en de continuïteit ervan te waarborgen. Het personeel moet over de nodige opleiding, bekwaamheid, kennis en ervaring beschikken voor het uitvoeren van de functies waarmee het belast is; - voldoet aan de voorwaarden van ISO-norm 17025. b. zich ertoe verbinden om : - de ambtenaren van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid te allen tijde toegang te verlenen tot de betrokken bedrijfsruimten; - de ambtenaren van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid alle gegevens betreffende de aangewende methodes en technieken mede te delen. 3. De directeur van de erkende instelling en de met de opdrachten belaste personen mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks belang hebben bij een vennootschap die bedrijvig is met de vervaardiging van of het in de handel brengen van snelheidsbegrenzers.4. De erkenningsaanvraag wordt onderzocht, waarna de erkenning wordt verleend.Een weigering wordt, in voorkomend geval, gemotiveerd. 5. Het behoud van de erkenning van de instelling is onderworpen aan het jaarlijks indienen van een activiteitenverslag vóór 31 januari van het volgende jaar bij het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid.Dit verslag omvat onder meer de lijst van de gecontroleerde instellingen en een statistische presentatie van de resultaten van deze controles met vermelding van wat conform en niet conform de reglementering is. 6. De instellingen die de erkenning aanvragen, verbinden zich ertoe om een jaarlijkse controle te verrichten op de volgende punten : - de aanwezigheid en de staat van het materieel; - de geldigheid van de opleidings- of vervolmakingsattesten; - het bijhouden van de werkfiches. 7. De instelling die de erkenning aanvraagt, verbindt zich ertoe om na afloop van de controle, aan iedere gecontroleerde onderneming een rapport met de controleresultaten te overhandigen, evenals haar besluiten betreffende de conformiteit van de erkende werkplaats aan de geldende regels voor de installatie en de controle van snelheidsbegrenzers, met eventueel de nodige verbeteringen en correcties die zich opdringen.Een kopie van het controlerapport wordt systematisch overgemaakt aan het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Het model van het controlerapport wordt vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid. 8. Wanneer de controle één of meer ernstige non-conformiteiten aan het licht brengt, stelt de erkende instelling het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid daarvan uitdrukkelijk in kennis.9. De controles die niet overeenkomstig de bepalingen in deze bijlage zouden gebeuren, herhaalde kwaliteitsgebreken in de controles of de niet onmiddellijke kennisgeving van de in punt 8.bedoelde vaststellingen kunnen de intrekking van de erkenning van de instelling tot gevolg hebben.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 15 februari 2006 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^