Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 februari 2000
gepubliceerd op 04 april 2000

Koninklijk besluit tot regeling van de toegang van de cel voor financiële informatieverwerking tot het Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
ministerie van binnenlandse zaken, ministerie van justitie en ministerie van financien
numac
2000009200
pub.
04/04/2000
prom.
15/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/15/2000009200/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang van de cel voor financiële informatieverwerking tot het Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het voorwerp van het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen heeft tot doel de cel voor financiële informatieverwerking, als openbare overheid zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, toegang te verlenen tot de informatiegegevens van dit register om de taken te kunnen vervullen die haar toevertrouwd werden door de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

Besluiten in uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen dienen weliswaar niet aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te worden voorgelegd voor advies, doch er werd wel uitdrukkelijk rekening gehouden met de overvloedige rechtspraak van de Commissie. 1. Opdrachten van de cel voor financiële informatieverwerking De activiteiten van de cel voor financiële informatieverwerking, een administratieve autoriteit die onder het toezicht van de Ministers van Justitie en Financiën staat, hebben een gerechtelijk doeleinde. Wanneer de ontleding van de inlichtingen waarover zij beschikt een ernstige aanwijzing van witwassen bevat in de zin van de wet van 11 januari 1993, moet zij de bevoegde procureur des Konings daarvan inlichten met het oog op eventuele strafrechtelijke vervolgingen. Door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens wordt zij trouwens gerangschikt naast de politiediensten en geniet zij in deze mate van een aantal afwijkingen op de verplichtingen die in deze materie zijn opgelegd.

Bovendien brengt het koninklijk besluit nr. 8 van 7 februari 1995 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van gegevens bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 december 1992, zelf de cel onder bij de publieke overheden en de politiediensten. 2. Verantwoording van de toegang tot de gegevens De wet van 8 augustus 1983 vereist dat de overheid bevoegd zou zijn kennis te hebben van de informatie waartoe zij toegang wil hebben krachtens een wet of een decreet.Wat de cel betreft, gaat het hier om de wet van 11 januari 1993 en meer bepaald om de artikelen 11 tot 16 die de opdracht van de cel vastleggen.

Anderzijds, legt de eerbiediging van het legaliteitsbeginsel op nauwkeurig na te gaan of de kennis van elke inlichting opgesomd in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van deze opdrachten. Deze vereiste moet meer bepaald beoordeeld worden in het licht van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 dat er van uitgaat dat de overheid enkel deze gegevens verwerkt die toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn voor het nagestreefde doel.

De naam en de voornaam, de geboorteplaats en -datum, het geslacht, de nationaliteit, de hoofdverblijfplaats, de plaats en datum van overlijden worden in het algemeen beschouwd als minimaal noodzakelijke inlichtingen om een natuurlijk persoon te identificeren en een dossier betreffende dezelfde persoon samen te stellen (Verslag aan de Koning voorafgaand aan het Koninklijk besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van het Vlaams Fonds voor de sociale integratie van personen met een handicap, Belgisch Staatblad van 9 maart 1995, blz. 5323; verslag aan de Koning voorafgaand aan het Koninklijk besluit van 7 maart 1995 waarbij de diensten van de quaestuur van de Kamer van volksvertegenwoordigers toegang wordt verleend tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, Belgisch Staatblad van 4 april 1995, blz. 8376.).

Voor de andere gegevens zoals het beroep, de burgerlijke stand en de samenstelling van het gezin, vereist de specifieke opdracht van de cel, die erin bestaat de witwasverrichtingen op te sporen, dat zij toegang zou hebben tot dergelijke informatie. Zo zal, voor wat de informatie over het beroep betreft, dit gegeven toelaten na te gaan of het beroep dat de verdachte persoon uitoefent het bedrag rechtvaardigt van de verrichtingen die hij uitvoert. De informatie over de burgerlijke stand en de samenstelling van het gezin zullen eveneens bijdragen om de cel in te lichten over de achtergronden waarin een verdachte persoon financiële verrichtingen realiseert.

De cel moet, zoals de politiediensten, toegang kunnen verkrijgen tot al deze inlichtingen. Het zou des te paradoxaler zijn haar deze toegang te weigeren nu artikel 15, § 1, van de wet van 11 januari 1993 voorziet dat de cel mag eisen dat haar alle inlichtingen die zij nuttig acht voor de vervulling van haar opdracht worden medegedeeld door de politiediensten en de administratieve diensten van de Staat.

Om dezelfde redenen zijn de opeenvolgende wijzigingen van de gegevens beoogd in artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 eveneens onontbeerlijk voor de cel om haar opdracht uit te voeren. 3. Aanwijzing van de houders van de machtiging en overdracht van bevoegdheden Voor wat de personen betreft die gemachtigd zijn toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister, is het aangewezen dat deze machtiging toegekend wordt aan de zes leden van de cel. Anderzijds, moet de voorzitter dit recht schriftelijk en nominatim kunnen overdragen aan andere medewerkers van de cel voor zover de toegang tot deze informatie noodzakelijk is voor het vervullen van hun functie en hij de noodwendigheid in hun hoofde om kennis te nemen van de informatie kan verantwoorden.

Zulke aanwijzingsprocedure wordt trouwens aanvaard door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 31/95 van 1 december 1995 over het ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan sommige overheden van de Waalse Dienst voor Plattelandsontwikkeling machtiging wordt verleend om het identificatie-nummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, Belgisch Staatsblad, 16 mei 1995, blz. 12150, of in haar advies nr. 14/97 van 11 juni 1997 over het ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Belgisch Staatsblad, 27 mei 1998, blz. 17057.

De cel zal ieder jaar de lijst opstellen van de personen die schriftelijk zijn aangeduid om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en zal deze eveneens jaarlijks overmaken aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 4. Mededeling van de informatiegegevens aan de derden De cel kan in beginsel de uit het Rijksregister verkregen inlichtingen niet aan derden meedelen.Luidens artikel 17 van voormelde wet van 11 januari 1993, mogen de leden van de cel en de leden van haar personeel, zelfs in het geval bedoeld in artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, geen ruchtbaarheid geven aan de informatie waarvan zij tijdens de uitoefening van hun opdrachten kennis hebben gekregen.

Evenwel moet de cel, teneinde haar wettelijke verplichtingen te kunnen nakomen, de inlichtingen kunnen meedelen : - aan de bevoegde procureur des Konings en nationaal magistraat in het kader van de artikelen 12, § 3 en 16 van de wet van 11 januari 1993.

De procureurs des Konings en de nationaal magistraten zelf hebben krachtens het koninklijk besluit van 30 september 1985 toegang tot de gegevens van het Rijksregister; - aan de buitenlandse instellingen met opdrachten en verplichtingen van dezelfde aard als die van de cel in het kader van artikel 17, § 2, van de wet van 11 januari 1993; - aan de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie, sedertdien het Europees Bureau voor fraudebestrijding geworden (Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, 31 mei 1999), in het kader van artikel 17, § 2 van dezelfde wet; - aan de controle-, toezichthoudende, of tuchtoverheden van de ondernemingen en de personen beoogd in de artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993, in het kader van artikel 17, § 2 van dezelfde wet.

Deze laatste mededeling van inlichtingen beperkt zich tot het nastreven van de volgende doeleinden : - de controle-, toezichthoudende, of tuchtoverheden toelaten om de nodige sancties op te leggen bij niet-naleving van de bepalingen van de wet van 11 januari 1993 door de ondernemingen en de personen, dit bij toepassing van artikel 22 van deze wet; - de controle- en toezichthoudende overheden inlichten over de mededeling van informatie aan de procureur des Konings betreffende het witwassen van geld afkomstig van een misdrijf waarvoor deze overheden een opsporingsbevoegheid bezitten.

Voor het overige lijk het, gelet de geheimhoudingsplicht die rust op de leden van de cel, op haar personeel, en de externe deskundigen waarop zij beroep doet, overbodig hen uit te nodigen een document te ondertekenen waarin de nadruk wordt gelegd op hun plicht de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te waarborgen in overeenstemming met de recente rechtspraak van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Advies nr. 06/94 van 2 maart 1994 over het ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Brusselse Intercommunale Water-maatschappij (B.I.W.M.) gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken, Belgisch Staatsblad, 16 mei 1997, blz. 12137; advies nr. 18/96 du 12 juli 1996 over het voorontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken, Belgisch Staatsblad, 18 december 1997, blz. 34165; advies nr. 14/97 van 11 juni 1997 over het ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Belgisch Staatsblad, 27 mei 1998, blz. 17059).

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

15 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang van de cel voor financiële informatieverwerking tot het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, 1e lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995;

Overwegende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5;

Overwegende de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, inzonderheid de artikelen 11 tot 17, gewijzigd bij de wetten van 17 april 1995 en 10 augustus 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor het vervullen van de taken bedoeld bij artikelen 11 tot 17 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, hebben de leden van de cel voor financiële informatieverwerking toegang tot de informatie beoogd in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en tot de wijzigingen van deze informatiegegevens beoogd in artikel 3, tweede lid, van deze wet.

De voorzitter van de cel voor financiële informatieverwerking wijst, schriftelijk en bij naam, de personeelsleden van de cel aan die gemachtigd zijn om toegang te hebben uit hoofde van de functie die zij vervullen en van de noodzaak om kennis te nemen van de informatie.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatie mag slechts worden gebruikt voor de in dat artikel vermelde doeleinden.

Zij mag niet aan derden worden medegedeeld.

Worden voor de toepassing van het eerste lid niet als derden beschouwd : 1° de bevoegde procureur des Konings en nationaal magistraat;2° de buitenlandse instellingen met opdrachten en geheimhoudingsverplichtingen van dezelfde aard als die van de cel voor financiële informatie-verwerking in de zin van artikel 17, § 2, eerste lid, van de wet tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;3° aan de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie beoogd in artikel 17, § 2, lid 2 en lid 5, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;4° de controle-, toezichthoudende, of tuchtoverheden van de ondernemingen en personen beoogd in de artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, voor de vervulling van de taken beoogd in de artikelen 17, § 2, derde lid, en 22 van dezelfde wet.

Art. 3.Elk jaar wordt de lijst van de overeenkomstig artikel 1 aangeduide personen met vermelding van hun functie opgesteld en wordt deze met dezelfde regelmaat overgemaakt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 februari 2000 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^