gepubliceerd op 09 januari 2004
Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale pensioenovereenkomsten
15 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale pensioenovereenkomsten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de solidariteitsprestaties vast te stellen, die verbonden moeten worden aan de sociale pensioenovereenkomsten, bedoeld in titel II, hoofdstuk 1, afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen.
Vooraleer de artikelen van het ontwerp toe te lichten, is het nuttig de volgende algemene verduidelijkingen aan te brengen.
De sociale pensioenovereenkomsten hebben een sterke sociale inslag en genieten van een bijkomend fiscaal voordeel : enerzijds wordt het bijdrageplafond verhoogd met 15 pct., hetzij 2.634 euro, anderzijds moet minimum 10 pct. van de bijdrage van de aangeslotene naar solidariteit gaan.
Alhoewel de programmawet de solidariteit uitsluitend verbindt aan de sociale pensioenovereenkomsten is het niet verboden dat aanvullende waarborgen aan de « gewone » pensioenovereenkomsten worden verbonden.
Op die manier kan een zelfstandige minder dan 10 % van de pensioenbijdrage besteden aan solidariteit. Een pensioenovereenkomst wordt echter pas erkend als een sociale overeenkomst van zodra de solidariteitsbijdrage minstens 10 % van de pensioenbijdrage bereikt en voorzover aan de verplichting inzake de keuze van solidariteitsprestaties, bedoeld in artikel 1 van dit besluit, is voldaan.
Aan de sociale pensioenovereenkomst dient dus een solidariteitsstelsel verbonden te zijn dat een aantal voordelen omvat die op basis van solidariteit zullen worden georganiseerd en in een specifiek reglement zullen worden bepaald.
In het algemeen moet er een nauwe band van complementariteit bestaan tussen het luik solidariteit en het luik pensioenen. Zo moet de solidariteit ondermeer de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen gedurende bepaalde periodes van inactiviteit waarborgen. Daarnaast kunnen vergoedingen bij inkomensverlies in bepaalde specifieke gevallen of een verhoging van lopende uitkeringen worden toegekend.
Voorliggend besluit bepaalt nu in uitvoering van artikel 54 van de programmawet (I) van 24 december 2002 de solidariteitsprestaties die in aanmerking komen en de minimale solidariteit waaraan het stelsel moet voldoen.
In een afzonderlijk besluit worden een aantal minimumregels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitsfondsen, die het solidariteitsstelsel uitvoeren, vastgelegd.
De artikelen van het ontwerpbesluit geven aanleiding tot de volgende toelichting : Artikel 1 Het eerste artikel van voorliggend besluit somt de verschillende solidariteitsprestaties op die in aanmerking komen voor het solidariteitsstelsel zodat de pensioenovereenkomst waaraan het stelsel verbonden is als een sociale pensioenovereenkomst zou kunnen worden erkend en zou kunnen genieten van het bijzonder statuut bedoeld in artikel 46 van de programmawet (I) van 24 december 2002.
De prestaties, opgesomd in 1° hebben betrekking op de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen gedurende bepaalde periodes van inactiviteit ten gevolge van arbeidsongeschiktheid.
Bij de prestaties opgesomd onder 2° wordt een vergoeding van inkomensverlies onder de vorm van een rente voorzien bij tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid en bij overlijden tijdens de loopbaan (zowel overlevingsrentes als wezenrentes).
Onder punt 3° wordt in een uitkering voorzien in geval van ernstige ziekte die als zodanig door de Minister van Sociale Zaken erkend is (kanker, leukemie, tuberculose, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, difterie, poliomyelitis, cerebro-spinale meningitis, pokken, tyfus, tyfus- en paratyfuskoorts, encefalitis, miltvuur, tetanus, ziekte van Hodgkin, cholera, ziekte van Alzheimer, virale hepatitis, ziekte van Crohn, AIDS, malaria, ziekte van Pompe, ziekte van Creutzfeld-Jacob, mucoviscidose, diabetes, nierdialyse en progressieve spierdystrofie) en voor gepensioneerden in geval van een toestand van afhankelijkheid.
Die uitkering is van forfaitaire aard en gebaseerd op objectieve criteria. Ze is niet bedoeld als vergoeding voor inkomstenverlies maar om de kosten verbonden aan voormelde ziektes of toestand van afhankelijkheid te dekken.
Voor de prestaties bedoeld in de punten 2° en 3° wordt een uitkering in kapitaal niet toegestaan. De rentes echter, bedoeld in punt 2° die minder dan 300 euro per jaar bedragen, kunnen wel worden uitgekeerd in de vorm van een kapitaal.
Onder 4° wordt er ten slotte in voorzien dat solidariteitsprestaties een verhoging kunnen inhouden van lopende uitkeringen.
Verder preciseert dit artikel dat het solidariteitsstelsel minstens de volgende prestaties moet inhouden : - twee prestaties die betrekking hebben op de financiering van de opbouw van het aanvullend pensioen gedurende bepaalde periodes van inactiviteit, opgesomd onder 1°. Hierbij kan worden verduidelijkt dat elke deelprestatie onder a) als een volwaardige prestatie wordt beschouwd; - één prestatie die betrekking heeft op het toekennen van een vergoeding van inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid of overlijden tijdens de loopbaan (2°) of op het verhogen van lopende uitkeringen ( 4°).
Het past te verduidelijken dat een solidariteitsstelsel kan worden georganiseerd waarin een menu met alle of een gedeelte van de in het eerste lid opgesomde prestaties wordt aangeboden, waaruit de zelfstandige dan zelf die prestaties kan kiezen die het best bij zijn situatie passen mits naleving van de minimale solidariteit.
Dit betekent dat de bijdrage voor de solidariteit van de aangeslotene minstens 10 % moet bedragen van zijn pensioenbijdrage en dat hij minstens twee prestaties moet kiezen opgesomd onder 1° en één prestatie onder die opgesomd onder 2° of 4° van § 1.
Artikel 2 Gelet op het sociaal karakter van het solidariteitsstelsel past het niet de aansluiting afhankelijk te maken van de uitslag van een medisch onderzoek.
Artikel 3 Dit artikel stelt de inwerkingtreding van het koninklijk besluit vast op 1 januari 2004.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE
15 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale pensioenovereenkomsten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 54;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen van 2 september 2003;
Gelet op het advies van de Raad voor het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen van 26 augustus 2003;
Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 23 oktober 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2003;
Gelet op het advies 36.042/3 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Onze Minister van Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Volgende solidariteitsprestaties komen in aanmerking opdat de pensioenovereenkomst zou kunnen worden beschouwd als een sociale pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 46 van de programmawet (I) van 24 december 2002 : 1° financiering van de opbouw van het aanvullend rust- en/of overlijdenspensioen tijdens : a) de vergoede periodes in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wegens primaire arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap;b) de vergoede periode in het kader van de faillissementsverzekering; 2° vergoeding onder vorm van rente van inkomstenverlies bij : a) tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid beperkt tot 25.000 euro per jaar; b) overlijden tijdens beroepsloopbaan beperkt tot 20.000 euro per jaar; 3° betaling van een forfaitaire vergoeding van maximum 25.000 euro per jaar met het oog op het dekken van kosten in geval van : a) ernstige ziekte, als zodanig erkend door de Minister van Sociale Zaken;b) afhankelijkheid van de gepensioneerde;4° verhoging van lopende pensioenrenten of overlevingsrenten. De renten bedoeld in 2° waarvan het jaarlijkse bedrag kleiner is dan 300 euro mogen in kapitaal worden vereffend.
Het solidariteitsstelsel verbonden met de pensioenovereenkomst omvat minimaal twee onderscheiden prestaties onder deze opgesomd onder het eerste lid, 1° en één prestatie onder deze opgesomd onder het eerste lid, 2° of 4° opdat die pensioenovereenkomst als een sociale pensioenovereenkomst beschouwd zou worden.
Art. 2.De aansluiting bij het solidariteitsstelsel mag niet afhankelijk worden gesteld van de uitslag van een geneeskundig onderzoek.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.
Art. 4.Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Onze Minister van Middenstand, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE