gepubliceerd op 14 maart 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten
14 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters en het Paritair Comité voor het naai- en snijwerk voor dames tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 augustus 1982, vervangen door de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 1993, inzonderheid op artikel 16;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1993 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 1994 onder het nummer 34810/CO/107)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en werksters van de ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters.
Art. 2.Artikel 16 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1982, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters en het Paritair Comité voor het naai- en snijwerk voor dames, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 augustus 1982, vervangen door de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 maart 1993, inzonderheid artikel 16, wordt vervangen door volgende tekst : "
Art. 16.Met ingang van 1 januari 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1 pct. van de brutolonen uitbetaald aan de werklieden en werksters, waarvan 0,18 pct. gereserveerd wordt ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 1989 met betrekking tot de uitvoering van het koninklijk besluit van 2 februari 1989 tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988 inzake de risicogroepen.
Met ingang van 1 april 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters, waar 0,25 pct. van de brutolonen gereserveerd wordt ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1991 betreffende de vorming en tewerkstelling van werknemers uit de risicogroepen.
Met ingang van 1 oktober 1991 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 1,62 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.
Met ingang van 1 oktober 1992 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 2,24 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters.
Met ingang van 1 april 1994 is de werkgeversbijdrage vastgesteld op 2,14 pct. van de brutolonen, uitbetaald aan de werklieden en werksters en dit ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994.
De globale werkgeversbijdrage wordt geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor sociale zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid."
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 28 oktober 1993.
Haar geldigheidsduur is dezelfde als deze bepaald bij artikel 2 van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde statuten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld