Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 2005
gepubliceerd op 04 november 2005

Koninklijk besluit betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister in bepaalde bedrijfstakken en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2005012500
pub.
04/11/2005
prom.
14/10/2005
ELI
eli/besluit/2005/10/14/2005012500/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister in bepaalde bedrijfstakken en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 2°;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, inzonderheid op artikel 4, § 2, vervangen bij de wet van 26 maart 1999;

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 23, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 12ter ingevoegd bij de wet van 24 december;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 8bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 juli 1997, 9 juli 2000, 12 augustus 2000, 24 februari 2003 en 22 december 2004, en op artikel 31bis, § 1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995, 18 juli 1997, 9 juli 2000, 22 december 2004 en 15 februari 2005 en bij het ministerieel besluit van 3 april 2001;

Gelet op de adviezen van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 19 april 2005 en 12 juli 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 april 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 mei 2005 en op 20 juli 2005;

Gelet op advies 38.446/1 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en advies 38.880/1, gegeven op 18 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Werk en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling

Artikel 1.In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3° wordt opgeheven;2° 4° wordt opgeheven;

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis, ingevoegd, luidende : «

Art. 5bis.Samen met de gegevens opgesomd in artikel 4 deelt de werkgever die ressorteert onder het paritair comité van het hotelbedrijf, de landbouw of het tuinbouwbedrijf, voor de gelegenheids-werknemers die zij tewerkstellen, per dag de volgende gegevens mee : 1° het tijdstip van het begin van de prestaties;2° het tijdstip van het einde van de prestaties.» Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder gelegenheidswerknemers, de werknemers in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij dezelfde werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, of de werknemers bedoeld bij artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. »

Art. 3.Artikel 6 wordt aangevuld als volgt : « 6° per dag, indien de uitzendkracht is tewerkgesteld als gelegenheidswerknemer bij een gebruiker die ressorteert onder het paritair comité van het hotelbedrijf, de landbouw of het tuinbouwbedrijf : 1° het tijdstip van het begin van de prestaties;2° het tijdstip van het einde van de prestaties.»

Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden « het adres waaronder de werkgever is ingeschreven bij de instelling » vervangen door de woorden « het adres van de maatschappelijke zetel van de werkgever dat in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt ingeschreven. »

Art. 5.In artikel 9, eerste lid, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden « 5bis, » ingevoegd tussen de woorden « artikelen 4, » en de woorden « 6 en 7 ». HOOFDSTUK II. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

Art. 6.In artikel 8bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 juli 1997, 9 juli 2000, 12 augustus 2000, 24 februari 2003 en 22 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vierde lid wordt aangevuld als volgt : « Indien de in het eerste lid bedoelde gelegenheidswerknemer ook een gelegenheidsactiviteit in de zin van artikel 8quater van dit besluit uitoefent, wordt de cumulatie van de verschillende gelegenheids-activiteiten beperkt tot 65 dagen per kalenderjaar.» 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « De werkgever doet een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling overeenkomstig artikel 5bis of 6 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.» 3° het zesde lid wordt opgeheven.4° In het achtste lid worden de woorden « van respectievelijk de plukkaart of de landbouwkaart » vervangen door de woorden « van het adequaat gelegenheidsformulier » Art.7. Artikel 8quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 mei 2003 en buiten werking getreden op 31 december 2004, wordt hersteld in de volgende lezing : « Artikel 8 quater. § 1. De toepassing van de wet wordt beperkt tot de regeling voor de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, tot de regeling van de werkloosheid, tot de regeling voor rust- en overlevingspensioenen voor werknemers en tot de kinderbijslagregeling voor werknemers, wat betreft de gelegenheidswerknemers tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité nr. 302 voor het hotelbedrijf.

In de zin van dit artikel wordt als gelegenheidswerknemer beschouwd : 1° de werknemer in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij dezelfde werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, met een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, gedurende maximaal 45 arbeidsdagen per kalenderjaar, voorzover deze werknemer in de loop van dat kwartaal en het daaraan voorafgaand kwartaal geen arbeidsprestaties leverde bij een werkgever ressorterend onder het paritair comité voor het hotelbedrijf in toepassing van de wet van 27 juni 1969, anders dan in de hoedanigheid van gelegenheidswerknemer of dan in de hoedanigheid van student bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en enkel voorzover deze arbeidsdag samenvalt met één van de vijfenveertig dagen die de werkgever aanduidt op het adequaat gelegenheidsformulier bedoeld in artikel 31bis;2° wat de handarbeiders betreft die onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid ressorteren : de handarbeider tewerkgesteld gedurende maximaal 45 dagen per kalenderjaar bij een gebruiker die onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, gedurende maximaal 45 dagen per kalenderjaar, voorzover deze werknemer in de loop van dat kwartaal en het daaraan voorafgaand kwartaal geen arbeidsprestaties leverde bij een werkgever ressorterend onder het paritair comité voor het hotelbedrijf in toepassing van de wet van 27 juni 1969, anders dan in de hoedanigheid van gelegenheidswerknemer of dan in de hoedanigheid van student bedoeld in Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en enkel voorzover deze arbeidsdag samenvalt met één van de vijfenveertig dagen die de gebruiker aanduidt op het adequaat gelegenheidsformulier bedoeld in artikel 31bis.» Indien de in het eerste lid bedoelde gelegenheidswerknemer ook een gelegenheidsactiviteit in de zin van artikel 8bis van dit besluit uitoefent, wordt de cumulatie van de verschillende gelegenheidsactiviteiten beperkt tot 65 dagen per kalenderjaar. § 2. De werkgever ressorterend onder het paritair comité voor het hotelbedrijf die nagelaten heeft werknemers in te schrijven in de terzake opgelegde sociale documenten of die nagelaten heeft de nadere regels voor het bijhouden van het adequaat gelegenheidsformulier na te leven, verliest, in het kwartaal waarin de nalatigheid werd vastgesteld en de daaropvolgende kwartalen van hetzelfde kalenderjaar, de mogelijkheid toepassing te maken van § 1. In dit geval worden de bijdragen berekend op de werkelijke lonen.

Art. 8.Artikel 31bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 juni 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995, 18 juli 1997, 9 juli 2000 en 2 december 2004, wordt vervangen als volgt : « Art. 31bis § 1. De bijdragen verschuldigd voor de gelegenheidsarbeiders bedoeld bij artikel 8bis, worden berekend op een forfaitair dagloon van 11,58 euro. Dit forfaitair dagloon wordt ieder jaar op 1 januari geactualiseerd in het licht van de ontwikkeling van de lonen in respectievelijk de tuinbouw- of de landbouwsector, door Onze Minister van Sociale Zaken. § 2. De bijdragen verschuldigd voor de gelegenheidswerknemer bedoeld bij artikel 8quater, § 1, worden berekend op een forfaitair dagloon van 21,00 euro. Dit forfaitair dagloon wordt ieder jaar op 1 januari geactualiseerd in het licht van de ontwikkeling van de lonen in de sector van het hotelbedrijf, door Onze Minister van Sociale Zaken. § 3. Wanneer de werknemers bedoeld bij §§ 1 en 2 niet in het bezit zijn van een gelegenheidsformulier toegekend door de instelling aangewezen door Onze Ministers van Tewerkstelling en Arbeid en van Sociale Zaken en die dient om het aantal dagen van tewerkstelling van de werknemer in respectievelijk de tuinbouwsector, de landbouwsector of de horecasector, vast te stellen en wanneer zij de nadere regels voor het bijhouden ervan niet naleven, worden de bijdragen op de werkelijke lonen berekend.

Wanneer nagelaten wordt de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling overeenkomstig artikel 5bis van het koninklijk besluit van 5 november 2002 te doen, worden de bijdragen op de werkelijke lonen berekend.

Onze voornoemde Ministers bepalen het model, de toekenningsvoorwaarden en de wijze waarop dit formulier bijgehouden wordt; er wordt in geen enkel geval een duplicaat bezorgd. § 4. De regelgeving vervat in de §§ 1 en 2 en in de artikelen 8bis en 8quater valt onder de toepassing van de de minimis-steun zoals vervat in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun en de eventuele latere wijzigingen van deze verordening.

Het totaal bedrag van de de minimis-steun die is verleend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. De relevante periode van drie jaar is van verschuivende aard, zodat bij elke toepassing van de regeling het totaalbedrag van de de minimis-steun die gedurende de voorgaande drie jaar is verleend, in aanmerking moet worden genomen.

De toekenning van de regeling vervat in §§ 1 en 3 en in de artikelen 8bis en 8quater is verbonden aan de voorwaarde dat de onderneming de verbintenis aangaat dat ze het plafond vermeld in de Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun, niet zal overschrijden. § 5. Voor toepassing van de vorige paragrafen, wordt de werkgever die ressorteert onder het paritair comité voor de uitzendarbeid gelijkgesteld met een werkgever ressorterend onder het paritair comité voor het hotelbedrijf, wanneer de tewerkstelling plaatsheeft bij een gebruiker die ressorteert onder het bovengenoemd Paritair Comité. Op dezelfde wijze wordt hij gelijkgesteld met een werkgever ressorterend onder het paritair comité van de landbouw of het tuinbouwbedrijf, wanneer de tewerkstelling plaatsheeft bij een gebruiker die ressorteert onder bovengenoemde Paritaire Comités. » HOOFDSTUK III. - Bijhouden van een aanwezigheidsregister in bepaalde bedrijfstakken

Art. 9.Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder : 1° het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;2° het Paritair Comité voor de landbouw;3° het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Art. 10.In afwijking van artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister worden de werkgevers bedoeld in artikel 9 vrijgesteld van de verplichting het aanwezigheidsregister en het individueel aanwezigheidsboekje bij te houden zoals door Ons bepaald krachtens artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, op voorwaarde dat de gegevens betreffende de werknemers die in het aanwezigheidsregister moeten vermeld worden, en bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, werden medegedeeld aan de instelling, die belast is met de inning van de socialezekerheidsbijdragen, overeenkomstig de nadere regelen bepaald in datzelfde besluit. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 11.Voor de periode van 1 augustus 2005 tot 31 december 2005 zijn de werkgevers die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, hetzij onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, hetzij onder het Paritair Comité voor de landbouw, ofwel onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid die hun wil daartoe kenbaar maken aan de instelling belast met de inning van de socialezekerheidsbijdragen en die door deze instelling gemachtigd zijn om de in de artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit bedoelde aangiften te doen, vrijgesteld van het bijhouden van het aanwezigheidsregister en van het individueel aanwezigheidsboekje bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 juni 1994.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006, met uitzondering van artikel 11 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2005.

Art. 13.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 oktober 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^