Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 1997
gepubliceerd op 18 december 1997

Koninklijk besluit waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1997000787
pub.
18/12/1997
prom.
14/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/14/1997000787/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe artikel 5, eerste lid, en artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen uit te voeren ten behoeve van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Deze Dienst is een instelling van openbaar nut, gerangschikt in categorie B, bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Overeenkomstig artikel 16, § 1, van de gecoördineerde wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, voert de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling de opdrachten uit die zijn toegekend aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bij artikel 7, § 1, a, d, e, f, en g, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders alsook de taken die vroeger waren toegewezen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in het kader van de uitvoering van de maatregelen betreffende de plaatsing van werklozen die door de nationale overheid waren getroffen.

Overeenkomstig het Protocol van 22 november 1988 tot regeling van de betrekkingen tussen de instellingen ontstaan uit de herstructurering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, is de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling verplicht de informatiegegevens, gebaseerd op objectieve vaststellingen, die noodzakelijk blijken te zijn voor de uitvoering van de wettelijke en reglementaire opdrachten waarmee deze instellingen zijn belast, door te geven aan de RVA, of FOREM, aan het Brusselse Franstalige instituut voor beroepsopleiding en aan de VDAB en vice versa. In uitvoering van het Samenwerkingsakkoord dat op 7 april 1995 werd afgesloten tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan voor de werklozen, wordt de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling verondersteld de nodige gegevens uit te wisselen met de voornoemde instellingen.

Wanneer deze instellingen deze gegevens opvragen of meedelen, staat de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling voor een probleem van identificatie van de betrokken personen. In dit opzicht is het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister de enige volledig efficiënte oplossing.

Wat de toegang tot de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 betreft, zijn tevens de naam en voornamen, de geboorteplaats en -datum en de hoofdverblijfplaats de minimale gegevens die noodzakelijk zijn om een bepaalde persoon te identificeren die in het gegevensbestand is opgenomen.

Wat de geboortedatum betreft, moet verduidelijkt worden dat deze informatie bepalend is om, afhankelijk van de leeftijdscategorie van de werkzoekende, te beslissen op welke stempellijst de betrokkene moet worden ingeschreven. Deze datum dient eveneens voor het onderzoek van het in aanmerking nemen van de betrokken personen voor de werkgelegenheidsprogramma's, waarvoor leeftijdsgrenzen vaak bij de wet zijn vastgelegd.

De hoofdverblijfplaats bepaalt bovendien de stempelplaats die wordt toegewezen aan de werkzoekende.

De wetgeving betreffende de arbeidsbescherming van vrouwen verplicht de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling bovendien het geslacht van de werkzoekenden te kennen.

De nationaliteit is een essentieel gegeven om het recht op arbeid in België vast te stellen, onafhankelijk van het eventuele bezit van een arbeidsvergunning.

Het spreekt vanzelf dat het beroep dat wordt uitgeoefend door de betrokken persoon een essentieel gegeven is voor de plaatsing en bijgevolg noodzakelijkerwijs gekend moet zijn.

Wat de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin betreft, gaat het over informatiegegevens die in aanmerking worden genomen bij de behandeling van de werkaanbiedingen.

Er wordt voorgesteld de uitbreiding in de tijd van de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de hierboven opgesomde gegevens (art. 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983) te beperken tot vijf jaar. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de gemiddelde inschrijvingsperiode van een werkzoekende tien maanden bedraagt en dat het dossier vervolgens gedurende vier jaar wordt bewaard.

Het gebruik van het identificatienummervan het Rijksregister zal er enerzijds, in het kader van het intern beheer van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, voor zorgen dat dubbel gebruik wordt vermeden - een nadeel dat regelmatig wordt opgemerkt in geval van herhaalde adreswijzigingen van de werkzoekende -, en anderzijds, in het kader van de betrekkingen die deze Dienst onderhoudt met andere instellingen die opdrachten van openbaar nut vervullen, dat vergissingen worden vermeden bij de uitwisseling van informatiegegevens.

De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister blijkt noodzakelijk te zijn aangezien het voor de Dienst belangrijk is zijn gegevensbestand zorgzaam bij te werken zodat hij de dossiers betreffende de werkaanbiedingen en het sociaal statuut van de werkzoekenden snel kan beheren.

Er moet eveneens aan herinnerd worden dat de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, die dezelfde doeleinden nastreeft als die van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, de machtiging heeft gekregen om toegang te hebben tot de informatiegegevens en om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken bij twee koninklijke besluiten van 26 september 1988.

Er werd bovendien rekening gehouden met het voorgeschrevene van artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 en van artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Volgens de wens die herhaaldelijk werd uitgedrukt door de Raad van State, wordt in de aanhef van dit besluit verwezen naar deze laatste bepaling die betrekking heeft op de naleving van het finaliteitsprincipe.

Om de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens verkregen van het Rijksregister te waarborgen, zal de toegang geregeld worden door beroep te doen op terminals die uitsluitend worden gebruikt door de personen bedoeld in artikel 1, derde lid, van het ontworpen besluit.

Deze toegang zal gebeuren door middel van een computer of een server die beveiligd is door een code die enkel gekend is door de bovenvernoemde personen.

Het ontworpen besluit houdt ten slotte rekening met de door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Raad van State uitgebrachte opmerkingen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Advies nr. 18/96 van 12 juli 1996 Voorontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, alsmede artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag van 24 mei 1996 van de Minister van Binnenlandse Zaken, door de Commissie ontvangen op 29 mei 1996;

Gelet op het verslag van de heer F. Ringelheim, Brengt op 12 juli 1996 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG : Het voorontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd, heeft tot doel de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (afgekort : BGDA) te machtigen tot : A. De toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna de wet van 8 augustus 1983), namelijk : - de naam en voornamen; - de geboorteplaats en -datum; - het geslacht; - de nationaliteit; - de hoofdverblijfplaats; - de plaats en datum van overlijden; - het beroep; - de burgerlijke staat; - de samenstelling van het gezin.

Om de aanvraag tot toegang tot deze informatiegegevens te rechtvaardigen, wordt in het verslag aan de Koning bij het voorontwerp van koninklijk besluit gesteld dat de BGDA, in zijn betrekkingen met de openbare instellingen belast met de uitvoering van de wettelijke en reglementaire opdrachten betreffende de sociale zekerheid van de werknemers en de plaatsing van de werklozen, geconfronteerd wordt met een identificatieprobleem van de betrokken personen. Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister vormt de enige echte oplossing voor dit probleem.

B. Het gebruik van het identificatienummer van de personen ingeschreven in het Rijksregister : 1° voor doeleinden van intern beheer en enkel als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die de Dienst houdt voor het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, tweede lid;2° in de betrekkingen die de BGDA voor de doeleinden bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderhoudt met : a) de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;b) de openbare overheden en instellingen die zelf de machtiging hebben verkregen, bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983, en die handelen in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. II. ONDERZOEK VAN HET VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT A. Toegang tot het rijksregister. 1. De wettelijke basissen. De BGDA is een instelling van openbaar nut, gerangschikt in de categorie B, bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

Overeenkomstig artikel 16, § 1, van de gecoördineerde wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, voert de BGDA de opdrachten uit die zijn toegekend aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bij artikel 7, § 1, a, d, e, f en g, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders alsook de taken die vroeger waren toegewezen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in het kader van de uitvoering van de maatregelen betreffende de plaatsing van werklozen die door de nationale overheid waren getroffen.

De machtiging tot toegang tot het Rijksregister kan bijgevolg worden toegekend aan de BGDA in toepassing van artikel 5, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983. Dit stelt dat de Koning toegang mag verlenen tot het Rijksregister aan de openbare overheden of de instellingen van openbaar nut bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. 2. Rechtvaardiging van het verzoek tot toegang. De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister wordt gevraagd om de identificatieproblemen van de betrokken personen, waarmee de BGDA vaak geconfronteerd wordt bij de uitvoering van haar wettelijke taken, op te lossen.

Het doeleinde van de verwerking van de gegevens waarvoor de toegang wordt aangevraagd, is bijgevolg wettig en in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 3. Omvang van het toegangsrecht. De toegang tot het Rijksregister wordt gevraagd voor de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983, namelijk : - de naam en voornamen - de geboorteplaats en -datum - de hoofdverblijfplaats : deze informatiegegevens zijn noodzakelijk voor de identificatie van een bepaalde persoon in het gegevensbestand. - het geslacht : de wetgeving betreffende de arbeidsbescherming van vrouwen verplicht de BGDA tot het kennen van het geslacht van de werkzoekenden; - de nationaliteit : essentieel gegeven om het recht op arbeid in België vast te stellen, onafhankelijk van het eventuele bezit van een arbeidsvergunning; - de plaats en datum van overlijden : dit laat ongetwijfeld toe om, indien nodig, te bepalen of de rechten vervallen zijn, hoewel dit niet vermeld is in het verslag aan de Koning; - het beroep : essentieel gegeven voor de plaatsing, en moet noodzakelijkerwijs gekend zijn; - de burgerlijke staat en samenstelling van het gezin : het gaat over informatiegegevens die in aanmerking worden genomen bij de behandeling van de werkaanbiedingen.

Uit voorafgaande verklaringen blijkt dat de gevraagde gegevens relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van de bedoelde doeleinden.

Artikel 1, laatste lid van het voorontwerp van koninklijk besluit stelt dat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht aan de vermelde informatiegegevens, wordt beperkt tot een periode van vijf jaar voorafgaand aan de mededeling van deze informatiegegevens. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de gemiddelde inschrijvingstermijn van een werkzoekende tien maanden bedraagt en dat het dossier vervolgens gedurende vier jaar wordt bewaard. 4. Gebruik van de informatiegegevens Artikel 2, eerste lid van het voorontwerp van koninklijk besluit stelt dat de verkregen informatiegegevens enkel mogen worden gebruikt voor de doeleinden bedoeld in het tweede lid van dat artikel en dat ze niet aan derden mogen worden meegedeeld. Worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen op wie deze informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen die krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zelf zijn aangewezen, voor de informatiegegevens die hun kunnen worden meegedeeld op grond van hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die ze onderhouden met de BGDA, voor de doeleinden opgesomd in artikel 1, tweede lid. Deze bepaling roept geen bemerkingen op. 5. Aanwijzing van de personen die gemachtigd zijn tot de toegang tot de gegevens. Overeenkomstig artikel 1, derde lid van het voorontwerp, is de toegang tot de informatiegegevens voorbehouden aan : 1° de directeur-generaal van de BGDA;2° de personeelsleden van deze Dienst die de Directeur-generaal daartoe schriftelijk en bij naam aanwijst en die op grond van de functies die zij uitoefenen, noodzakelijkerwijs kennis moeten hebben van de bovenvermelde informatiegegevens. De Commissie acht het wenselijk dat de personeelsleden van de BGDA die toegang hebben tot het Rijksregister een document ondertekenen waardoor zij zich verplichten toe te zien op de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens waartoe zij toegang hebben.

B. Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister 1. Wettelijke basis. Artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 stelt dat de Koning de openbare overheden en de instellingen bedoeld bij artikel 5 kan machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de grenzen en voor de doeleinden door Hem bepaald. 2. Voorwerp en rechtvaardiging van het verzoek tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister. De artikelen 3 en 4 van het voorontwerp van koninklijk besluit machtigen de personen bedoeld in artikel 1, derde lid (de Directeur-generaal van de BGDA en de personeelsleden die hij aanwijst), het identificatienummer te gebruiken : 1° voor doeleinden van intern beheer en enkel als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die worden gehouden door de BGDA voor het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, tweede lid;2° in de betrekkingen die de BGDA onderhoudt met enerzijds de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger en met anderzijds de openbare overheden en de instellingen die zelf de machtiging hebben verkregen, bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983, en die handelen in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Deze bepalingen van het voorontwerp van besluit worden in het verslag aan de Koning gerechtvaardigd als volgt.

Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zal er enerzijds, in het kader van het intern beheer van de Dienst, voor zorgen dat dubbel gebruik wordt vermeden - een nadeel dat regelmatig wordt opgemerkt ingeval van herhaalde adreswijzigingen van de werkzoekenden, anderzijds, in het kader van de betrekkingen die deze Dienst onderhoudt met andere instellingen die opdrachten van openbaar nut vervullen, dat vergissingen worden vermeden bij de uitwisseling van informatiegegevens.

De Commissie heeft al meerdere malen een ongunstig advies uitgebracht betreffende de aanvragen tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, omwille van de toenemende schending van de persoonlijke levenssfeer die het resultaat is van een buitensporige banalisering van het vermelde nummer.

Rekening houdend met de verklaringen in het verslag aan de Koning bij het voorontwerp van besluit, waarin de noodzaak voor de BGDA wordt aangegeven om het identificatienummer te gebruiken binnen de voorgeschreven grenzen en rekening houdend met de aard van de taken die door de BGDA worden vervuld, alsook met de voorziene veiligheidsmaatregelen, kan het gebruik van het identificatienummer evenwel in dit geval gerechtvaardigd worden.

C. Toegang, gebruik en veiligheidsmaatregelen Men denke eraan dat de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, die dezelfde doeleinden nastreeft als de BGDA, machtiging heeft verkregen tot de toegang tot de informatiegegevens en tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen door twee koninklijke besluiten van 26 september 1988.

Het verslag aan de Koning verduidelijkt bovendien dat er rekening werd gehouden met het bepaalde in artikel 11 van de wet van 8 augustus 1983 en artikel 5 van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en dat, zoals gewenst door de Raad van State, de aanhef van het voorontwerp van besluit naar deze laatste bepaling verwijst.

Tenslotte, teneinde de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens verkregen door het Rijksregister te verzekeren, zal de toegang georganiseerd worden via terminals die enkel gebruikt worden door de personen bedoeld in artikel 1, derde lid, van het voorontwerp van besluit. Die toegang zal via een computer of server gebeuren die beveiligd is door een code waarvan enkel voormelde personen op de hoogte zijn.

De veiligheidsmaatregelen die de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens verkregen door het Rijksregister moeten waarborgen, zouden in het koninklijk besluit moeten worden opgenomen.

Om deze redenen, brengt de Commissie, onder voorbehoud van de hoger vermelde opmerkingen, een gunstig advies uit.

De secretaris, (get.) J. Paul.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 januari 1997 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken", heeft op 30 juni 1997 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Bepalend gedeelte Artikel 1 Artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning toegang verleent tot het Rijksregister aan de openbare overheden "voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen".

Om te bepalen welke informatie die overheidsinstanties gemachtigd zijn te kennen, kan men ervan uitgaan dat zulk een machtiging, als die niet uitdrukkelijk wordt verleend, kan worden afgeleid uit de taken waarmee die overheidsinstanties bij wet, bij decreet of krachtens de wet of een decreet worden belast.

Die vereiste wettelijke machtiging houdt dus in dat de wetten of decreten krachtens welke aan die overheidsinstanties taken worden opgedragen, duidelijk moeten worden aangegeven.

In artikel 1, tweede lid, moet dus worden verwezen naar artikel 16, § 1, van de wetten betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991.

De verwijzingen in 2° en 4° van hetzelfde lid lijken daarentegen te moeten vervallen. Punt 2° is immers onnauwkeurig. In 3° en 4° gaat het noch om wetten of decreten, noch om regelingen die zijn vastgesteld krachtens een wet of een decreet waarbij aan de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling andere taken zouden worden opgedragen dan die genoemd in artikel 7, § 1, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Slotopmerkingen De Nederlandse tekst van artikel 1 is voor verbetering vatbaar. Zo schrijve men in het vijfde lid van dat artikel "wijzigingen in" in plaats van "wijzigingen die zijn aangebracht aan".

Voorts schrijve men in artikel 2 "artikel 1, eerste lid," in plaats van "artikel 1, tweede lid".

In artikel 6 schrijve men : "wordt de toegang... georganiseerd door te werken met terminals.... Deze toegang wordt verkregen... waarover uitsluitend de voornoemde personen beschikken".

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, voorzitter;

Y. Kreins en P. Hanse, staatsraden;

P. Gothot, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans. 14 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit waarbij aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtiging wordt verleend toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de gecoördineerde wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 16;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het advies nr. 18/96 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 12 juli 1996;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 oktober 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers op 22 november 1996, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling wordt gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De toegang tot de informatiegegevens geldt uitsluitend voor het vervullen van taken in verband met de arbeidsbemiddeling ter uitvoering van : 1° artikel 7, § 1, a, d, e, f en g, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;2° artikel 16, § 1, van de wetten betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991. De toegang tot de informatiegegevens is voorbehouden aan : 1° de Directeur-generaal van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;2° de personeelsleden van deze Dienst die door de in 1° bedoelde persoon daartoe schriftelijk en bij naam zijn aangewezen en die op grond van de functies die zij uitoefenen, noodzakelijkerwijs kennis moeten hebben van de bovenvermelde informatiegegevens. De voormelde personeelsleden verbinden zich er schriftelijk toe te waken over de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens tot welke zij toegang hebben.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen in de informatiegegevens bedoeld in het eerste lid, wordt beperkt tot een periode van vijf jaar voorafgaand aan de mededeling van deze informatiegegevens.

Art. 2.De informatiegegevens die met toepassing van artikel 1, eerste lid, worden verkregen, mogen enkel gebruikt worden voor de doeleinden bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Zij mogen niet aan derden worden meegedeeld.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen op wie deze informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen die krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zelf zijn aangewezen, voor de informatiegegevens die hun kunnen worden meegedeeld op grond van hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die ze onderhouden met de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, voor de doeleinden opgesomd in artikel 1, tweede lid.

Art. 3.De personen, bedoeld in artikel 1, derde lid, worden gemachtigd het identificatienummer te gebruiken van de personen die zijn ingeschreven in het Rijksregister.

Art. 4.Het identificatienummer mag voor doeleinden van intern beheer enkel worden gebruikt als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die worden gehouden door de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling voor het vervullen van de taken bedoeld in artikel 1, tweede lid.

In geval van extern gebruik mag het identificatienummer door de Dienst enkel worden gebruikt in de betrekkingen die hij voor de doeleinden bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderhoudt met : 1° de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en de instellingen die zelf de machtiging hebben verkregen, bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983, en die handelen in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Art. 5.De lijst van de personeelsleden die overeenkomstig de artikelen 1, derde lid, 2°, en 3, zijn aangewezen, met vermelding van hun titel en hun functie, wordt jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 6.Om de vertrouwelijkheid te waarborgen van de bij het Rijksregister verkregen gegevens, wordt de toegang tot deze gegevens georganiseerd door te werken met terminals die uitsluitend worden gebruikt door de in artikel 1, derde lid, van dit besluit bedoelde personen. Deze toegang wordt verkregen via een computer of een server die beveiligd is door een code waarover uitsluitend de voornoemde personen beschikken.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^