gepubliceerd op 30 april 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen
14 MAART 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 maart 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 Gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen (Overeenkomst geregistreerd op 17 oktober 2000 onder het nummer 55711/CO/110)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel, de uitvoeringsmodaliteiten vast te stellen, volgens welke in de sector wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen, inzake het betalen van een gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, rekening houdend met artikel 2 van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake inkomensmatiging.
Art. 3.Op 31 december van elk jaar, wordt in de bedrijven vernoemd in artikel 1, nagegaan of er aanleiding toe bestaat een loontoeslag uit te keren aan de werklieden en werksters bedoeld in artikel 4.
Art. 4.De werklieden en werksters van wie het verschil tussen : - enerzijds van het loon voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van het lopende jaar, berekend op basis van het uurloonbedrag van het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, verminderd met; - anderzijds : het werkelijk verdiende loon in diezelfde periode, een positief saldo oplevert, hebben recht op een loontoeslag, gelijk aan dit saldo.
Art. 5.Voor de vaststelling van het werkelijk verdiende jaarloon wordt evenwel in dit jaarloon niet inbegrepen : - de eindejaarspremie; - de elementen vermeld in de commentaar bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 september 1975, gewijzigd en gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juli 1988, aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43bis van 16 mei 1989 en gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43ter van 19 december 1989, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 19 juli 1989 en 6 maart 1990, te weten : onder andere overlonen, vergoedingen voor verplaatsingskosten, vergoedingen voor aansluiting bij een vakorganisatie, vergoeding voor aanschaf en onderhoud van werkkledij, sociale uitkeringen voor ziekte of werkloosheid, vakantiegeld.
Art. 6.Voor de werklieden en werksters die in de loop van een kalenderjaar de onderneming, voor om het even welke reden verlaten, gebeurt de vergelijking voorzien in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 januari van het lopende jaar (of een latere datum van indiensttreding) tot de datum van uitdiensttreding. De uitbetaling van deze loontoeslag dient in dit geval te gebeuren, samen met de laatste loonuitkering in de onderneming.
Art. 7.Wanneer een werkman of werkster van wie het werkelijk uitbetaalde uurloon lager ligt dan het uurloonbedrag van het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, verwezen wordt naar een bij de wet voorziene vorm van vervangingsinkomen (werkloosheidsvergoeding, ziektevergoeding, vergoeding voor pre- of postnataal verlof, arbeidsongevallenvergoeding, beroepsziektevergoeding), vermeldt de werkgever als uurloon van de betrokkene het uurloonniveau van het op dat ogenblik van kracht zijnde gewaarborgd minimum maandinkomen.
Art. 8.De omrekening van het gemiddeld gewaarborgd maand inkomen naar een uurloonbedrag, gebeurt steeds volgens de bepalingen voorzien in de commentaar bij artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975, bedoeld bij artikel 5, het is te zeggen : het maandbedrag wordt vermenigvuldigd met 12, gedeeld door 52 en gedeeld door, naargelang het uurregime van toepassing, 38 of 37,5 of, in verkorte vorm : het maandbedrag wordt vermenigvuldigd met de factor 0,00607 (38-uren regime) of 0,00615 (37,5-uren regime).
Art. 9.Op het einde van het jaar of bij het verlaten van de onderneming wordt een gedetailleerde verrekening aan iedere rechthebbende gegeven.
Evenwel, bij iedere wijziging in de loop van het jaar in de verhouding tussen het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen en het algemeen conventioneel inkomen, wordt dit ter kennis gebracht aan het personeel.
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 februari 1991, gesloten in het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf, betreffende het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 november 1992.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzeg van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het wasserij-, ververij- en ontvettingsbedrijf.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX