gepubliceerd op 30 april 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten
14 MAART 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen van bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis , gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 december 1981;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 maart 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatblad van 7 februari 1958.
Koninklijk besluit van 9 december 1981, Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982.
Bijlage Paritair Comité voor de uitzendarbeid Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 6 april 2000 onder het nummer 54600/CO/322)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : a. de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, verder genoemd "de werkgever";b. de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van voornoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus worden tewerkgesteld, verder genoemd "de werknemer".
Art. 2.Artikel 3, 8° en 9° van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door volgende tekst : « 8° initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen.
Het betreft de volgende risicogroepen : a. De langdurig werklozen Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.b. De laaggeschoolde werklozen Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type; - hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs. c. De gehandicapten Werkzoekende mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het "Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Mindervaliden" (of bij één van zijn rechtopvolgers) zijn ingeschreven.d. De deeltijds leerplichtigen Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.e. De herintreders Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen : 1.minstens 24 jaar zijn op 1 januari 1997; 2. geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;3. geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;4. vóór de in 2.en 3. bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsactiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn. f. De bestaansminimumtrekkers Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.g. Oudere werklozen Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van het universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type. h. Migranten De raad van beheer van het fonds zal bepalen welke personen tot deze categorie van werknemers behoren.9° het bevorderen van initiatieven inzake vorming, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst "opleiding" van 11 mei 1999 gesloten voor de jaren 1999-2000.»
Art. 3.Artikel 13 b) van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « b) Een bijdrage van 8,5 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten vanaf 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999. Een bijdrage van 8,35 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten vanaf 1 juli 1999 en dit voor onbepaalde duur. Het Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten zal voor de periode 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999 0,15 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten terugbetalen aan de betrokken uitzendbureaus.
Voor het financieren van de sociale voordelen toegekend aan de uitzendkrachten op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999 met betrekking tot de sociale voordelen bestemd voor de uitzendkrachten, wordt deze bijdrage van 1 april 1999 tot 31 december 2000 verhoogd met 0,10 pct. Voor de drie kwartalen van 1999 worden deze bijdragen rechtstreeks door het fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. »
Art. 4.Artikel 13bis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8°, wordt de bijdrage, verschuldigd aan het fonds door de werkgevers bedoeld bij artikel 5, a) , voor 1999 en voor 2000 vastgesteld op 0,10 pct.van de brutolonen van de uitzendkrachten.
Voor de vier kwartalen van 1999 worden de bijdragen rechtstreeks door het fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. »
Art. 5.Artikel 13ter van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « Voor de verwezenlijking van artikel 3, 9°, is door de werkgevers bedoeld bij artikel 5, a) met ingang van 1 april 1999 tot 31 december 2000 een bijdrage aan het fonds verschuldigd van 0,3 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten.
Voor de drie kwartalen van 1999 worden de bijdragen rechtstreeks door het fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. ».
Art. 6.Artikel 14bis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « Vanaf het eerste trimester 2000 zullen de bijdragen, bedoeld in de artikelen 13bis en 13ter , worden geïnd en ingevorderd zoals bepaald bij artikel 14. »
Art. 7.Artikel 19bis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8°, kan de raad van beheer, ondermeer, binnen de perken van de financiële middelen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13bis : - cursussen en/of beroepsvorming organiseren; - tussenkomen in opleidingsprogramma's en in de kosten van didactisch materiaal; - gedurende de opleidingsprogramma's de lonen en sociale lasten van de uitzendkrachten ten laste nemen; - tegemoetkomingen verlenen in de lonen en sociale lasten met het oog op de tewerkstelling van de uitzendkrachten die tot de risicogroepen, bedoeld in artikel 3, 8°, behoren.
De raad van beheer bepaalt : - de toekenningsmodaliteiten voor de tegemoetkomingen en de nodige bewijsstukken die bij de aanvragen voor tussenkomst gevoegd moeten worden; - de data waarbinnen de aanvragen ingediend moeten worden en de data waarbinnen de raad over de ingediende aanvragen een beslissing neemt; - de terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen wanneer niet of niet langer aan de toekenningsmodaliteiten is voldaan.
Commentaar : De bij het laatste lid van artikel 19bis bedoelde terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen, zou bijvoorbeeld moeten gebeuren wanneer een uitzendkracht de opleiding voortijdig beëindigt. »
Art. 8.Artikel 21bis van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door : « De artikelen 3, 8°, 13bis , 14bis en 19bis treden in werking op 1 januari 1999 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2000.
De artikelen 3, 9° en 13ter treden in werking op 1 april 1999 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Artikel 13 b) treedt in werking op 1 januari 1999, voor onbepaalde duur, met dien verstande dat de verhoging verbonden aan de toekenning van de sociale voordelen van toepassing zal zijn van 1 april 1999 tot 31 december 2000. »
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst trekt de collectieve arbeidsovereenkomst in van 11 mei 1999 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, geregistreerd ter Griffie van de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen onder het nummer 51045/CO/322.
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan met een opzegtermijn van drie maanden door elk van de partijen worden opgezegd bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX