gepubliceerd op 24 juni 2004
Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur
14 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid op de artikelen 450 tot 460 en 465;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2004 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 451 tot 458 van de programmawet van 22 december 2003;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op de programmawet van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 492;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het overleg met de raad van bestuur van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
Gelet op het advies van de Nationale Paritaire Commissie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gegeven op 18 maart 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 maart 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 maart 2004;
Gelet op het advies 36.992/4 van de Raad van State, gegeven op 10 mei 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Mobiliteit en Sociale Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit zet sommige bepalingen om van de richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd door richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001, en van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering. HOOFDSTUK II. - Infrastructuurbeheerder Afdeling 1. - Oprichting
Art. 2.§ 1. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (hierna de « N.M.B.S. » genoemd) richt alleen een naamloze vennootschap van publiek recht op, « Infrabel » genoemd, die de beheerder zal zijn van de spoorweginfrastructuur, zoals gedefinieerd in artikel 3 van voornoemde richtlijn 91/440/EEG, voor het volledige Belgische net (deze vennootschap wordt hierna « Infrabel » genoemd). § 2. Voorafgaand aan de oprichting van Infrabel, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de eerste statuten vast van Infrabel en bepaalt Hij de voorlopige regels die gelden als eerste beheerscontract met toepassing van artikel 453, § 4, van de programmawet van 22 december 2003. De N.M.B.S. richt Infrabel op binnen dertig dagen na de datum van bekendmaking van de laatste van deze koninklijke besluiten en uiterlijk op 1 januari 2005. § 3. Titel II van Boek VIII van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing op de oprichting van Infrabel, met uitzondering van de artikelen 440, 454, 4°, en 456, 4°.
Art. 3.§ 1. De N.M.B.S. brengt in Infrabel de volgende activa en passiva in : 1° het recht tot uitbating van het Belgische spoorwegnet voor doeleinden van het beheer van de spoorweginfrastructuur, voor een duur van negenennegentig jaar;2° andere activa dan deze bedoeld in artikel 14, § 1, 1°, die nodig of dienstig zijn voor de uitbating van de infrastructuurbeheerder, waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;3° de schulden en andere passiva waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, met inachtneming van artikel 18, § 2. § 2. De inbreng bedoeld in § 1 wordt vergoed door aandelen in het kapitaal van Infrabel waarvan maximum 50 procent min één aandeel worden toegekend aan de Staat bij wege van een vermindering van het kapitaal van de N.M.B.S. § 3. De inbreng bedoeld in § 1 brengt van rechtswege de overdracht aan Infrabel mee van de activa en passiva die er deel van uitmaken. De inbreng heeft uitwerking op 1 januari 2005. Hij is tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de inbreng bevestigt.
Zo leningen of andere financiële schulden die deel uitmaken van de inbreng bedoeld in § 1, niet kunnen worden overgedragen aan Infrabel met bevrijding van de N.M.B.S. van haar verbintenissen, realiseert de N.M.B.S. de overdracht van deze leningen of schulden door een andere techniek met evenwaardig resultaat.
Infrabel treedt in de rechten en verplichtingen van de N.M.B.S. die voortvloeien uit lopende onteigeningsprocedures op de datum van inwerkingtreding van de inbreng bedoeld in § 1 met betrekking tot goederen opgenomen in het koninklijk besluit bedoeld in § 1, 2°. § 4. Uiterlijk op 15 november 2004 stelt de Koning de lijsten vast bedoeld in § 1, 2° en 3°.
Deze lijsten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar eenieder er kosteloos kennis van kan nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van kan bekomen mits betaling van de griffierechten.
De lijst van de goederen bedoeld in § 1, 2°, wordt in zijn geheel overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied onroerende goederen opgenomen in deze lijst zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving van deze lijsten loopt vanaf 1 januari 2005.
Titel III van Boek XI van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de inbreng bedoeld in § 1. § 5. De inbreng bedoeld in § 1 is vrijgesteld van elke belasting. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop deze vrijstelling geschiedt.
Artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing op de inbreng bedoeld in § 1. Deze wordt verwezenlijkt met toepassing van artikel 11 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 4.In afwijking van artikel 1, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt Infrabel vanaf haar oprichting ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van dezelfde wet. Zij is onderworpen aan titel I van deze wet, met uitzondering van de bepalingen van titel I, hoofdstukken XI en XII, van dezelfde wet en andere afwijkingen vastgesteld bij dit besluit. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de
hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
Art. 5.In voornoemde wet van 21 maart 1991 wordt een Titel VIII ingevoegd, die luidt als volgt : « Titel VIII - Infrabel HOOFDSTUK I. - Doel en opdrachten van openbare dienst
Art. 197.Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder : 1° « spoorweginfrastructuur » : alle elementen bepaald in bijlage I, deel A, van verordening (EEG) nr.2598/70 van de Europese Commissie van 18 december 1970 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's, bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juli 1970, met uitzondering van het laatste streepje dat in de zin van deze titel als volgt luidt : « Dienstgebouwen voor de infrastructuur »; 2° « spoorwegonderneming » : iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming die houder is van een spoorwegvergunning afgeleverd overeenkomstig de toepasselijke communautaire wetgeving, waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verlenen van diensten van vervoer per spoor van goederen en/of reizigers, voor zover deze onderneming voor de tractie zorgt, en met dien verstande dat deze term eveneens betrekking heeft op de ondernemingen die uitsluitend tractie leveren; 3° « N.M.B.S. » : de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; 4° « Nationale Paritaire Commissie » : de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
Art. 198.Infrabel is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.
Art 199. § 1. Infrabel heeft tot doel, met betrekking tot het volledige Belgische net : 1° het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur;2° het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van deze infrastructuur;3° het verschaffen aan de spoorwegondernemingen van de diensten bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, ter uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;4° de toewijzing van de beschikbare spoorweginfrastructuurcapaciteit, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;5° de tarifering, de facturering en de inning van heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur en voor de diensten bedoeld in 3°, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad;6° de certificering van het personeel van de spoorwegondernemingen en van het rollend materieel ten aanzien van de door de Koning bepaalde technische normen en regels betreffende de veiligheid en het gebruik van de infrastructuur;7° bijkomstig, de commerciële activiteiten die verenigbaar zijn met de taken bedoeld in 1° tot 6°, met uitsluiting van het verschaffen van spoorvervoerdiensten. § 2. De taken bedoeld in § 1, 1° tot 6°, zijn opdrachten van openbare dienst van Infrabel.
Art. 200.§ 1. De raad van bestuur van Infrabel stelt het in artikel 26 bedoeld ondernemingsplan op voor de duur van het beheerscontract en past het jaarlijks aan. Dit plan geeft de doeleinden en de strategie van de onderneming aan rekening houdend met de mobiliteitsdoeleinden bepaald door de Ministerraad. § 2. Verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan zijn : 1° de infrastructurele behoeften weergegeven in een meerjarig investeringsplan;2° de vooruitzichten inzake de behoefte aan personeel;3° de evolutie van de exploitatierekeningen weergegeven in een financieel plan;4° de methode voor de berekening van de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;5° de middelen voor de financiering van de geplande investeringen. § 3. Het meerjarig investeringsplan bedoeld in § 2, 1°, omvat de planning over meerdere jaren van de investeringen met betrekking tot de aanschaffing, de inrichting, het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur.
Vóór de goedkeuring van het meerjarig investeringsplan maakt de raad van bestuur van Infrabel een ontwerp van dit plan per aangetekend schrijven over aan de spoorwegondernemingen die gebruik maken van de spoorweginfrastructuur van het Belgische net. Zij kunnen hun opmerkingen aan Infrabel meedelen binnen een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de datum van verzending van het ontwerp. § 4. Het ondernemingsplan en de jaarlijkse aanpassingen daaraan worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven, evenals aan de minister die bevoegd is voor de regulering van het spoorvervoer. In afwijking van artikel 26, tweede lid, worden de elementen bedoeld in § 2 als noodzakelijk deel voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel en voor haar meerjarig investeringsplan, goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, na raadpleging van de N.M.B.S. § 5. Het ondernemingsplan is een voorafgaande voorwaarde voor het afsluiten van het beheerscontract. In geval van vernieuwing van het beheerscontract wordt het plan uiterlijk twaalf maanden vóór de vervaldag van het lopende beheerscontract opgesteld. HOOFDSTUK II. - Financiële en fiscale bepalingen
Art. 201.Infrabel bepaalt de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor de diensten die zij verleent in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, en de bepalingen van het beheerscontract.
Art. 202.§ 1. Het beheerscontract dat tussen de Staat en Infrabel moet worden afgesloten, bepaalt de berekening en de betalingsvoorwaarden van alle Staatstoelagen voor de verwezenlijking van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel, teneinde : 1° minstens een evenwicht te waarborgen onder normale omstandigheden van bedrijfsvoering en over een redelijk tijdsverloop, tussen, enerzijds, de ontvangsten voortvloeiend uit de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de overschotten uit commerciële activiteiten en de Staatstoelagen en, anderzijds, de infrastructuuruitgaven;2° de gepaste financiële stimuli te voorzien om zowel de kosten voor het verstrekken van de spoorweginfrastructuur als de heffingen voor het gebruik van deze infrastructuur te verminderen, om het gebruik van de infrastructuur te maximaliseren en om de investeringen te realiseren die nodig zijn om de performantie, de kwaliteit van de dienstverlening en de veiligheid van de infrastructuur op een hoog niveau te handhaven.
Art. 203.De Koning kan, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de Staatswaarborg toekennen aan de verbintenissen van Infrabel ingevolge leningen die door haar zijn uitgegeven of aangegaan in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, of ingevolge overeenkomsten tot dekking van de wisselkoers- en interestrisico's betreffende dergelijke leningen.
Art. 204.In artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een 12° toegevoegd, luidende : « 12° de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel ».
Infrabel is vrijgesteld van alle belastingen, heffingen en rechten ten voordele van de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
Art. 205.Ongeacht het deel van het maatschappelijk kapitaal dat zij vertegenwoordigen, geven de aandelen van Infrabel gehouden door de Staat recht op 80 procent van de stemmen plus één stem. HOOFDSTUK III. - Beheer
Art. 206.De artikelen 18 tot 23 zijn niet van toepassing op Infrabel.
Art. 207.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit maximum tien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder.
Ten minste één derde van de bestuurders moet van het andere geslacht zijn dan dat van de andere bestuurders. § 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning een aantal bestuurders in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan de aandelen in het bezit van de Staat. De overige bestuurders worden daarna benoemd door de andere aandeelhouders.
De bestuurders worden gekozen op grond van de complementariteit van hun competentie inzake financiële analyse, boekhoudkundig beheer, juridische aspecten, kennis van de vervoersector, deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsbeheer en sociale relaties.
De bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, met dien verstande dat de helft van de oorspronkelijke bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. De door de Koning benoemde bestuurders kunnen slechts door de Koning worden ontslagen, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. § 3. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig § 2. § 4. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders.
De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.
Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse de boeken, brieven, notulen en in het algemeen alle documenten en geschriften van Infrabel inkijken. Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat. § 5. Bij de uitoefening van hun mandaat en in acht genomen belangen van de vennootschap, zijn de leden van de organen van Infrabel gehouden tot discretie.
Art. 208.§ 1. Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dit bestuur aangaat, alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
De leden van het directiecomité vormen een college.
Zij kunnen de taken onder elkaar verdelen. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die hem door deze wet zijn opgedragen als college, kan het directiecomité sommige van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan de subdelegatie ervan toestaan. Hij brengt de raad van bestuur in kennis van de bevoegdheidsdelegaties krachtens dit lid. § 2. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur bepaalt het aantal overige leden van het directiecomité en benoemt deze leden op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies van het benoemings- en bezoldigingscomité.
De andere leden van het directiecomité dan de gedelegeerd bestuurder worden ontslagen door de raad van bestuur.
Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen Infrabel. Met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder mogen zij niet de hoedanigheid van bestuurder van Infrabel hebben. § 3. De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad.
Art. 209.§ 1. De rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de gedelegeerd bestuurder en van de andere leden van het directiecomité, enerzijds, en van Infrabel, anderzijds, worden geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt Infrabel vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. Overeenkomstig artikel 211, § 2, tweede lid, wint de raad van bestuur de voorstellen van het benoemings- en bezoldigingscomité in met betrekking tot de bezoldiging en de voordelen toe te kennen aan de gedelegeerd bestuurder en aan de andere leden van het directiecomité.
De gedelegeerd bestuurder of het lid van het directiecomité die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Infrabel. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging.
Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Infrabel. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging. § 2. De algemene vergadering stelt de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur vast op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité. De vergadering houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, in acht genomen onder andere hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités en de doelstellingen van de onderneming. § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van Infrabel. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel bevatten, mogen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
Art. 210.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een auditcomité op.
Het auditcomité bestaat uit vier bestuurders, anderen dan de gedelegeerd bestuurder, die door de raad van bestuur worden benoemd.
Dit comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Het auditcomité mag de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op zijn vergaderingen, die er zetelt met raadgevende stem. De Regeringscommissarissen nemen eveneens met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van dit comité. § 2. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan door onderzoek van de financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële verslagen inzake risicobeheer.
Ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarop de raad van bestuur de jaarrekeningen vaststelt, legt de raad deze rekeningen ter advies voor aan het auditcomité.
Art. 211.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op.
Het benoemings- en bezoldigingscomité bestaat uit vier bestuurders, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur, die het comité voorzit, en de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de overige leden van dit comité. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. § 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 208, § 2, eerste lid, een advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.
De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité en aan de hogere kaderleden. De raad volgt deze aangelegenheden continu op.
Art. 212.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens de wet of de statuten van Infrabel, is het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of de functie van : 1° lid van het Europees Parlement;2° lid van de Wetgevende Kamers;3° Minister of Staatssecretaris;4° lid van de Raad of van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad. Bovendien mogen geen andere bestuurders dan de gedelegeerd bestuurder personeelsleden zijn van Infrabel in de zin van artikel 214, § 1.
De leden van het directiecomité mogen geen burgemeester, schepen of voorzitter zijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. § 2. Het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité is onverenigbaar met het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité van een spoorwegonderneming.
Bovendien moet de meerderheid van de leden van de raad van bestuur onafhankelijk zijn van elke spoorwegonderneming volgens de criteria bepaald in artikel 524, § 4, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen.
De meerderheid van de leden van het directiecomité mogen geen enkel belang van vermogensrechtelijke aard hebben in een spoorwegonderneming, noch voor dergelijke onderneming enige functie uitoefenen of dienst verlenen, rechtstreeks of onrechtstreeks, kosteloos of tegen betaling.
De door de Koning benoemde leden van de raad van bestuur moeten anderen zijn dan de door de Koning benoemde bestuurders bij de N.M.B.S. § 3. Wanneer één van de leden van de raad van bestuur of van het directiecomité de bepalingen van §§ 1 en 2, eerste lid, overtreedt, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat bij Infrabel te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
Art. 213.§ 1. Infrabel is onderworpen aan het toezicht van de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven en van de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer. Dit toezicht wordt uitgeoefend door tussenkomst van twee Regeringscommissarissen die worden benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de betrokken minister.
Voornoemde ministers kunnen elk een plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris eventueel verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissarissen en hun bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van Infrabel. § 2. De Regeringscommissarissen zien toe op de naleving van de wet, van de statuten en van het beheerscontract. Zij zien er op toe dat het beleid van Infrabel, inzonderheid het beleid met toepassing van artikel 13, de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
Elke Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister onder wie hij ressorteert. De Regeringscommissarissen brengen verslag uit aan de minister van begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur of het directiecomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat. § 3. De Regeringscommissarissen worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité en hebben er een raadgevende stem. Zij kunnen te allen tijde individueel ter plaatse kennis nemen van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van Infrabel. Zij kunnen ieder individueel van de bestuurders, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel en van de leden van haar directiecomité alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die zij nodig achten voor de uitoefening van hun mandaat.
Infrabel stelt de Regeringscommissarissen de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van hun mandaat. § 4. Iedere Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier werkdagen beroep aan bij de minister onder wij hij ressorteert, tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité die hij strijdig acht met de wet, de statuten of het beheerscontract of waarvan hij oordeelt dat zij nadeel kan berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel. Iedere Regeringscommissaris kan, binnen dezelfde termijn, beroep aantekenen tegen elke beslissing tot verhoging van de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. Het beroep is opschortend.
De termijn bedoeld in het eerste lid gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de betrokken Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft genomen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de betrokken Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing.
De minister bij wie beroep werd aangetekend, kan de betrokken beslissing vernietigen binnen een termijn van acht vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn. De minister betekent de vernietiging aan het betrokken bestuursorgaan. Indien geen van de bevoegde ministers de vernietiging heeft uitgesproken binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid.
In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat, vraagt de minister bij wie beroep werd aangetekend, het akkoord van de minister van begroting. Indien deze beide ministers niet tot een akkoord komen binnen de in het derde lid bedoelde termijn van acht vrije dagen, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure. § 5. Elk jaar brengt de raad van bestuur bij voornoemde ministers verslag uit over de uitvoering door Infrabel van haar taken van openbare dienst.
Elk jaar brengen deze ministers bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van deze titel. HOOFDSTUK IV. - Personeel
Art. 214.§ 1. Infrabel beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door de N.M.B.S. Het statuut van het personeel van de N.M.B.S., met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op dit personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het gezag van Infrabel.
De voorwaarden en nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld in een overeenkomst die zal worden gesloten tussen de N.M.B.S. en Infrabel.
Deze overeenkomst evenals alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie die beslist met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. § 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1.
Art. 215.In afwijking van artikel 30, § 1, worden de bevoegdheden die door Titel I, hoofdstuk VIII worden toegekend aan de paritaire commissie van de betrokken onderneming, uitgeoefend door de Nationale Paritaire Commissie. » HOOFDSTUK III. - Fonds voor spoorweginfrastructuur Afdeling 1. - Organieke bepalingen
Art. 6.§ 1. Er wordt een instelling van openbaar nut opgericht met rechtspersoonlijkheid, genoemd het Fonds voor Spoorweginfrastructuur (hierna het « Fonds » genoemd). Het Fonds heeft zijn zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. § 2. Het Fonds wordt ingedeeld bij de categorie B van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het is onderworpen aan deze wet voor zover er niet van wordt afgeweken door dit besluit. § 3. Het Fonds staat onder het toezicht van de minister bevoegd voor de spoorwegen.
Art. 7.§ 1. Het Fonds heeft ten doel het verwerven, het aanleggen en het vernieuwen van de spoorweginfrastructuur. § 2. Infrabel onderhoudt en beheert de spoorweginfrastructuur waarvan het Fonds eigenaar is tegen de voorwaarden bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. Infrabel staat voor rekening van het Fonds in voor het ontwerpen van de uitrusting, constructies en kunstwerken van de spoorweginfrastructuur en de verwezenlijking ervan overeenkomstig het meerjarig investeringsplan vastgesteld door Infrabel.
Art. 8.§ 1. Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die bestaat uit vier leden benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
De raad van bestuur telt evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden.
Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur. Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een bestuurder, beëindigt de ter vervanging benoemde bestuurder het mandaat van de bestuurder die hij opvolgt. § 2. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te stellen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van de opdrachten van het Fonds, en waarborgt de goede werking ervan.
De leden van de raad van bestuur vormen een college.
De raad van bestuur kan bijzondere et beperkte bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan subdelegatie ervan toestaan.
Het Fonds wordt in alle handelingen en in rechte vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. § 3. De Koning bepaalt de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur.
Art. 9.De middelen waarover het Fonds beschikt, worden gerangschikt in kapitaalontvangsten en lopende ontvangsten.
Worden inzonderheid als kapitaalontvangsten beschouwd : 1° de rentetoelagen die elk jaar door de Staat worden toegekend voor de betaling van de interesten op de schulden overgedragen overeenkomstig artikel 14, § 1, 2°;2° de leningen die het Fonds gemachtigd is uit te geven of aan te gaan overeenkomstig artikel 10;3° in voorkomend geval, één of meer dotaties van de Staat. Worden inzonderheid als lopende ontvangsten beschouwd : 1° een door de Koning vast te stellen gedeelte van de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur ontvangen door Infrabel, bij wijze van vergoeding van het Fonds voor de terbeschikkingstelling van de spoorweginfrastructuur;2° de opbrengsten uit de belegging van de reserves van het Fonds.
Art. 10.Het Fonds is gemachtigd om op korte, middellange en lange termijn leningen uit te geven of aan te gaan met het oog op de terugbetaling van het bedrag in hoofdsom van de schulden overgedragen overeenkomstig artikel 14, § 1, 2°, mits het akkoord van de minister van financiën.
De Koning kan, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de Staatswaarborg toekennen aan de verbintenissen van het Fonds ingevolge leningen die door het Fonds krachtens het eerste lid zijn uitgegeven of aangegaan, of ingevolge overeenkomsten tot dekking van de wisselkoers- en interestrisico's betreffende dergelijke leningen.
Art. 11.Het Fonds wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten betreffende de belastingen, heffingen en rechten ten voordele van de Staat. Het is vrijgesteld van alle belastingen, heffingen en rechten ten voordele van de provincies, de gemeenten en de agglomeraties en federaties van gemeenten.
Art. 12.Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad bepaalt de Koning de werkingsmodaliteiten van het Fonds.
Art. 13.Het Fonds voert een boekhouding van ontvangsten en uitgaven overeenkomstig de regels bepaald door de Koning. Afdeling 2. - Overdracht van de spoorweginfrastructuur en van schulden
Art. 14.§ 1. De N.M.B.S. draagt aan het Fonds zonder vergoeding over : 1° een geheel van activa met betrekking tot het beheer en de financiering van de spoorweginfrastructuur, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, en andere activa met uitzondering van de roerende activa en het rollend materieel bedoeld in artikel 454, § 2, tweede lid, van de programmawet van 22 december 2003, voor een totale waarde gelijk aan het totale bedrag van de schulden en andere passiva bedoeld in 2° en, in voorkomend geval, met de verplichting voor het Fonds om zakelijke of persoonlijke gebruiksrechten op activa, aangeduid in het koninklijk besluit bedoeld in § 2, eerste lid, te verlenen aan Infrabel, de N.M.B.S. of haar dochtervennootschap transport; 2° de schulden en andere passiva, voor een totaal bedrag van maximum EUR 7.400 miljoen (zevenduizend vierhonderd miljoen euro). § 2. De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, na overleg met de raad van bestuur van de N.M.B.S., de lijst op van de activa, schulden en andere passiva bedoeld in § 1, 1° en 2°.
Deze lijsten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar eenieder er kosteloos kennis van kan nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van kan bekomen mits betaling van de griffierechten.
De lijst van de goederen bedoeld in § 1, 1°, wordt in zijn geheel overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied onroerende goederen opgenomen in deze lijst zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving van deze lijsten loopt vanaf 1 januari 2005. § 3. De overdrachten bedoeld in § 1 gebeuren van rechtswege en hebben uitwerking op 1 januari 2005. Zij zijn tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat deze overdrachten bevestigt.
Het Fonds treedt in de rechten en verplichtingen van de N.M.B.S. die voortvloeien uit lopende onteigeningsprocedures op de datum van inwerkingtreding van de overdrachten bedoeld in § 1 met betrekking tot de goederen opgenomen in het koninklijk besluit bedoeld in § 2, eerste lid. § 4. De overdrachten bedoeld in § 1 zijn vrijgesteld van elke belasting. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop deze vrijstelling geschiedt.
Artikel 442bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing op de overdracht bedoeld in § 1, 1°. Deze overdracht wordt geacht geen levering van goederen of een dienst uit te maken in de zin van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het Fonds wordt geacht de persoon van de overdragen voort te zetten.
Art. 15.§ 1er. Ter uitvoering van artikel 455, § 1, van de programmawet van 22 december 2003 en uiterlijk op 1 september 2004, zal de naamloze vennootschap van publiek recht Federale Participatiemaatschappij : 1° voldoen aan haar verplichtingen tot terugbetaling tegenover de Staat ingevolge de verminderingen van haar kapitaal met toepassing van artikel 8, § 1, van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project, door overdracht aan de Staat van alle aandelen van categorie A die zij bezit in de naamloze vennootschap van publiek recht HST-Fin (hierna « HST-Fin » genoemd); 2° haar kapitaal verminderen ten bedrage van EUR 145.802.358,73 (honderd vijfenveertig miljoen achthonderd en twee duizend driehonderd achtenvijftig euro, drieënzeventig cent) door terugbetaling aan de Staat door overdracht van alle aandelen van categorie C die zij bezit in HST-Fin.
HST-Fin mag geen enkel ander dividend of interimdividend uitkeren dan het jaarlijks preferent dividend van 5,68% (pro rata temporis) aan aandelen van categorie C overeenkomstig artikel 32, tweede en derde lid, van haar statuten. § 2. Overeenkomstig artikel 455, § 2, van de programmawet van 22 december 2003 gaat de N.M.B.S. uiterlijk op 1 januari 2005 over tot fusie door overneming van HST-Fin.
De fusie bedoeld in het eerste lid wordt geacht een fusie te zijn zoals bedoeld in artikel 211, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en artikel 117, § 1, van het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten, die beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Artikel 209 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is niet van toepassing, zelfs in de mate dat de inbreng niet wordt vergoed met nieuwe aandelen wegens het feit dat de overnemende vennootschap aandelen bezit van de overgenomen vennootschap. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop de fiscale neutraliteit van deze fusie wordt toegepast.
Deze verrichting wordt verwezenlijkt met toepassing van artikel 11 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, algemene en diverse bepalingen
Art. 16.Niettegenstaande elke strijdige contractuele bepaling, heeft geen enkele van de reorganisaties bedoeld in dit besluit tot gevolg dat de bepalingen van enige overeenkomst gesloten tussen de N.M.B.S. of HST-Fin en één of meer derden vóór de effectieve datum van de overdrachten bedoeld in artikel 14, § 1, worden gewijzigd of dat zulke overeenkomst wordt beëindigd, en geen enkele van deze reorganisaties geeft enige partij het recht om zulke overeenkomst te wijzigen of eenzijdig te beëindigen.
Art. 17.In de wet van 23 juli 1926 houdende de oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidende : «
Art. 13bis.De samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie wordt vanaf 1 januari 2005 als volgt aangepast : 1° vier leden worden benoemd door de raad van bestuur van de N.M.B.S.; 2° drie leden worden benoemd door de raad van bestuur van Infrabel; 3° drie leden worden benoemd door de raad van bestuur van de dochtervennootschap van de N.M.B.S. die tot doel heeft het vervoer per spoor van reizigers en goederen, of, ingeval deze dochtervennootschap niet vóór 1 januari 2005 is opgericht, door de raad van bestuur van de N.M.B.S. »
Art. 18.Aan artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden « Fonds voor Spoorweginfrastructuur » toegevoegd in de categorie B.
Art. 19.§ 1. In artikel 492 van de programmawet van 24 december 2002 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, en § 2 worden opgeheven;2° in § 1, tweede lid, worden de woorden « De overname » vervangen door de woorden « De schuldovername ». § 2. De overdrachten van schulden bedoeld in de artikelen 3, § 1, 3°, en 14, § 1, 2°, moeten gelijktijdig gebeuren en in hun geheel genomen beantwoorden aan de voorwaarden gesteld in artikel 492 van de programmawet van 24 december 2002.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt op de datum van oprichting van Infrabel overeenkomstig artikel 2.
Art. 21.Onze minister bevoegd voor de overheidsbedrijven, Onze minister bevoegd voor financiën en Onze minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel op 14 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit en Sociale Economie, B. ANCIAUX