Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 februari 2003
gepubliceerd op 10 maart 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003022179
pub.
10/03/2003
prom.
14/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/14/2003022179/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, inzonderheid op de artikelen 152 en 153, gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1981 en 15 mei 1984;

Gelet op de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de pensioenen van de sociale sector, inzonderheid op de artikelen 33 en 34;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 september 1980 tot uitvoering van de artikelen 152, 153 en 155 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 februari 1981, 20 september 1984, 17 november 1988 en 4 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 1981 tot uitvoering van de artikelen 33 en 34 van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1984, 17 november 1988, 9 februari 1989, 19 januari 1990, 19 maart 1990, 4 december 1990, 5 augustus 1991 en 25 juni 1995;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 16 december 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 31 januari 2003;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat vanaf 1 april 2003 de gewaarborgde minimumpensioenen werknemer aangepast dienen te worden aan de nieuwe waarden, en dat het bijgevolg van belang is dat de Rijksdienst voor Pensioenen zo vlug mogelijk de nodige schikkingen hiertoe dient te treffen, inbegrepen de aanpassing van de berekeningsprocedures in de gegevensbank en deze voorafgaandelijk te testen;

Gelet op de noodwendigheid om de uitkeringen van de pensioenen aan de gerechtigden vanaf 1 april 2003 te kunnen waarborgen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;2° « de herstelwet » : de herstelwet van 10 februari 1981 inzake pensioenen van de sociale sector;3° « het koninklijk besluit van 23 december 1996 » : het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 20 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;4° « de loopbaan als werknemer » : de periodes van tewerkstelling als werknemer in België die, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6, krachtens enige wettelijke of reglementaire bepaling in aanmerking worden genomen voor prestaties in de regeling voor werknemerspensioenen;5° « de loopbaan als zelfstandige » : de periodes van onderwerping als zelfstandige in België die krachtens enig wettelijke of reglementaire bepaling in aanmerking worden genomen voor prestaties in de pensioenregeling voor zelfstandigen;6° « de gemengde loopbaan » : de gelijktijdige of afwisselende prestaties in beide van de in 4° en 5° bedoelde regelingen. HOOFDSTUK 2. - Begrippen

Art. 2.Voor de toepassing van het artikel 152 van de wet wordt verstaan onder rustpensioen voor een « volledige loopbaan » de loopbaan als werknemer voor ten minste zoveel jaren als er jaren zijn die in aanmerking kunnen worden genomen voor het vaststellen van de noemer van de breuk die de grootte aanduidt van het per kalenderjaar verworven pensioen.

Art. 3.Voor de toepassing van artikel 153 van de wet wordt verstaan onder « overlevingspensioen voor een volledige loopbaan » het overlevingspensioen toegekend op grond van een rustpensioen dat voldoet aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden.

Art. 4.Voor de toepassing van het artikel 33 van de herstelwet wordt verstaan onder rustpensioen voor de « twee derden van een volledige loopbaan » : 1° de loopbaan als werknemer voor ten minste zoveel jaren als er twee derden van het aantal jaren zijn die in aanmerking kunnen worden genomen voor het vaststellen van de noemer van de breuk die de grootte aanduidt van het per kalenderjaar verworven pensioen;2° de gemengde loopbaan voor ten minste zoveel jaren als er twee derden van het aantal jaren zijn die in aanmerking kunnen worden genomen voor het vaststellen van de noemer van de breuk die de grootte aanduidt van het per kalenderjaar in de werknemersregeling verworven pensioen, wanneer de loopbaan in uitsluitend deze regeling niet aan de in 1° bedoelde voorwaarden voldoet.

Art. 5.Voor de toepassing van artikel 34 van de herstelwet wordt verstaan onder « overlevingspensioen voor de twee derden van een volledige loopbaan » het overlevingspensioen toegekend op grond van een rustpensioen dat, naar gelang het geval, voldoet aan de in artikel 4, 1° of 2° bedoelde voorwaarden. HOOFDSTUK 3. - Toekenningmodaliteiten

Art. 6.Voor het vaststellen van de in hoofdstuk 2 bedoelde loopbanen wordt voor de tewerkstelling als werknemer geen rekening gehouden met de periodes waarvoor het genot van de pensioenregeling bepaald bij het koninklijk besluit nr. 50 bekomen wordt bij toepassing van artikel 3ter van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, ingevoegd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 december 1970, noch met de periodes waarvoor de niet hertrouwde uit de echt gescheiden echtgenoot die het genot van de pensioenregeling voor werknemers bekomt bij toepassing van artikel 75 van genoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 mei 1975 en bij artikel 42 van het koninklijk besluit van 20 september 1984, aanspraak heeft op een pensioen berekend op basis van 62,5 % van het loon van zijn gewezen echtgenoot.

Voor de tewerkstelling als werknemer wordt voor het tijdvak na 31 december 1954 enkel rekening gehouden met kalenderjaren waarvoor een volledige tewerkstelling wordt bewezen. Wordt als dusdanig beschouwd elke tewerkstelling waarvoor een loon voor een voltijdse betrekking als werknemer wordt uitbetaald. Wordt bovendien als volledige tewerkstelling beschouwd elke tewerkstelling als werknemer die per kalenderjaar 285 dagen van ten minste 6 uren per dag of 1 710 uren omvat.

Art. 7.§ 1. Wanneer het een rustpensioen betreft dat aan de in artikel 4, 2°, bedoelde voorwaarden voldoet, wordt het in artikel 152 van de wet bedoelde bedrag vermenigvuldigd met de breuk die voor de berekening van het rustpensioen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers heeft gediend en met de coëfficiënt : 1° 0,80691 wanneer voor die berekening toepassing wordt gemaakt van artikel 5, 1, a , van het koninklijk besluit van 23 december 1996;2° 0,75634 wanneer voor die berekening toepassing wordt gemaakt van artikel 5, § 1, b , van het koninklijk besluit van 23 december 1996. § 2. Wanneer het een overlevingspensioen betreft dat aan de in artikel 5 bedoelde voorwaarden voldoet, wordt het in artikel 152 bedoelde bedrag van de wet vermenigvuldigd met de breuk die voor de berekening van het overlevingspensioen ten laste van de pensioenregeling voor werknemers heeft gediend en met de coëfficiënt 0,76842. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 8.§ 1. De bepalingen van dit besluit worden van ambtswege toegepast door de Rijksdienst voor Pensioenen op de pensioenen ingegaan vóór 1 april 2003, indien om de aanvraag om pensioen een beslissing werd betekend vóór de datum van bekendmaking van dit besluit. § 2. Bij de uitvoering van § 1 wordt, voor de toepassing van artikel 4, 2° van dit besluit geen rekening gehouden met de bepalingen van artikel 6.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2003.

Art. 10.Onze Minister van Sociale zaken en pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^